Ursinus’ Schatboek werd regelmatig aangepast
De catechismusverklaring van Zacharias Ursinus, in Nederland bekend als Het Schatboek', functioneerde eeuwen als richtlijn voor de uitleg van de catechismus. Nog steeds gebruiken predikanten het, schrijft Tera Voorwinden.
Op veel plaatsen binnen en buiten ons land wordt dit jaar herdacht dat 450 jaar geleden in 1563 de Heidelbergse Catechismus tot stand kwam. Terecht, want al snel kreeg dit leerboek een plek in de kerken van de Reformatie in Nederland en Duitsland en werd het bepalend voor de gereformeerde theologie. Maar evenals de catechismus zelf was ook Het Schatboek van Ursinus dus van niet te onderschatten invloed op de gereformeerde theologie.
Hoewel de naam van Ursinus (1534-1583) onverbrekelijk verbonden is met Het Schatboek, heeft hij er zelf geen letter aan geschreven. Het geschrift is gebaseerd op aantekeningen die studenten maakten tijdens colleges die Ursinus over de catechismus gaf in Heidelberg. Heidelberg was de hoofdstad van het toenmalige vorstendom De Palts, waar keurvorst Frederik III (1515-1576) kort tevoren de gereformeerde Reformatie had doorgevoerd.
Ursinus krijgt er in 1561 een benoeming als docent aan het collegium sapientiae, een voormalig klooster waar studenten van de universiteit gehuisvest waren. In 1562 wordt hij er ook hoogleraar aan de universiteit en krijgt hij de vraag mee te werken aan de catechismus. Van 1563 tot 1577 geeft hij aan het collegium zijn colleges over de catechismus. De hugenoot Simon Goulart (1543-1628) geeft na Ursinus’ dood in 1584 in Genève de eerste (Latijnse) editie van de collegeaantekeningen uit onder de titel Doctrinae Christianae Compendium.