Op welke wijze blijft de kerk, levend in een cultuur die haar overweldigen kan, in het spoor van het Woord van God? Dat is een realiteit die in 2024 concreet op de gemeenten, op elke christen afkomt. Kunnen twee meningen daarbij allebei waar zijn?
In elke tijd leeft de kerk te midden van de cultuur van haar dagen. In elke eeuw moet een christen zich leren te verhouden tot het denken in de samenleving. Het Nieuwe Testament is doortrokken van de spanning die dit met zich meebrengt. Tot geloof komen is getrokken zijn uit de macht van de duisternis, is overgezet worden in het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde (Kol.1:13).
Aan degenen die toegevoegd zijn aan de kerk klinken de vermaningen van de apostelen als een bewogen refrein: Word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid (Rom.12), blijft bij wat u geleerd hebt en waarvan u verzekerd bent (2 Tim.3). Er is echter nóg een refrein, dat van de slang in het paradijs (Gen.3), woorden die in elke tijd klinken: ‘Is het echt zo dat God gezegd heeft…?’
Van pelgrim naar zwerver
Een grote bedreiging voor de kerk in 2024 is haar leven in een relativerende, postmoderne cultuur. Nu geef ik hier geen exposé over het postmodernisme als stroming, slechts een enkele gedachte. De moderne tijd begon met de Verlichting. In de Middeleeuwen stond God in het middelpunt, na de Verlichting was dat de mens, die bevrijd moest worden van geestelijke en religieuze onderdrukking. De mens kreeg verantwoordelijkheid, heeft kennis en macht. Wat door de rede begrepen wordt, nemen we aan.
Vanaf de tweede helft van de vorige eeuw is het postmodernisme gekomen. Er is wel gezegd dat de moderne mens een pelgrim was, onderweg naar een beter oord, waarheen hij in een leven van hoogten en diepten op weg is. De postmoderne mens typeren we dan als een vrolijke en welgestelde zwerver, die geen vertrekpunt of reisdoel heeft. Dit leven is een spel met risico’s en kansen, geluk en pech, serieus gespeeld, maar nooit serieus bedoeld: wie af is, begint vrolijk een nieuw spel.
Gemeenschap valt weg
Kenmerkend is dat tradities worden veronachtzaamd, het gevestigde gezag wordt niet meer erkend en eensgezindheid in allerlei samenwerkingsverbanden ontbreekt. Het gaat erom dat iets functioneel is. Gezag moet je verwerven en komt niet voort uit iemands functie. Een postmodern principe is dat er geen vaststaande normen zijn. De pluraliteit – het naast elkaar kunnen bestaan van verschillende visies die elkaar uitsluiten – is een rode draad in de levensvisie geworden. Deze visie heeft zich het eerste eigen gemaakt in een intellectuele bovenlaag, is vervolgens bij een middengroep als de media terechtgekomen, om daarna heel de maatschappij binnen te dringen.
Dit postmoderne denken heeft grote gevolgen, die christenen helder voor ogen moeten hebben, omdat we de gevaren anders onvoldoende onderkennen. Als alle levensbeschouwingen van gelijke waarde zijn, is er geen bestaansrecht voor één bepaalde overtuiging, gegrond op de Bijbel. We kunnen niet meer spreken over de zin en het doel van ons leven. Elk mens schept zijn eigen doel, je kunt die wel met meer mensen delen, maar ze zijn niet meer geldig voor alle mensen. Dat betekent dat het begrip gemeenschap wegvalt. Er is geen collectief. Ook valt de functie van de geschiedenis weg. Deze fungeert veel minder als leerschool van de mensheid.
Verbond
Aan de ene kant kunnen religie en geloof heel goed in onze postmoderne tijd. Aan de andere kant is de claim dat God de God van allen is in strijd met het postmodernisme. Een appèl op Gods Woord in het publieke leven is in onze tijd een illusie, want geloven is een individuele zaak geworden.
In deze cultuur zijn wij kerk. Het hoeft geen betoog dat een notie als ‘verbond’ daarom grote waarde heeft. Door het verbond dat God met Israël sloot en waarin de christelijke gemeente ingelijfd is, zijn we aan elkaar verbonden, onvoorwaardelijk. Bij alle onderlinge verschillen houden we elkaar vast. We zijn ook verbonden met de kerk van alle tijden, met ons eigen hervormd-gereformeerde voorgeslacht. En, we wandelen binnen de grenzen van dat verbond, die bepaald zijn door de geboden van God.
‘Bij de tijd’
Juist op de morgen van de dag dat ik deze bijdrage schrijf, zegt mijn dagboekje dit: ‘Als u moet kiezen tussen ‘bij de tijd’ of ‘bij het Woord’, kies dan het laatste. De wereld vindt u dan misschien wel achterhaald. Maar de Heere vindt u dan verstandig.’ Deze zinnen verraden de keuze die mensen concreet maken moeten, nu het denken van onze dagen zo invloedrijk in de gemeente is. In het maken van die keuze mogen we geloven dat het Woord niet van vroeger is, maar levend en krachtig, dat het de vragen van onze tijd aankan. Te gemakkelijk wordt ‘niet meer van deze tijd’ als argument ingebracht, waarbij een gesprek direct doodgeslagen wordt.
In het bestuur van de Gereformeerde Bond spreken we geregeld over de vraag op welke wijze we vandaag geestelijk leidinggeven. Vanwege het denken in onze cultuur kan zich dit toespitsen op een zekere druk om verschillende visies te aanvaarden die beide als bijbels of gereformeerd bestempeld zouden moeten worden. Zomaar kan de ander ervaren dat als je zijn mening niet accepteert, je hemzelf afwijst.
Twintig jaar terug spraken we in dit verband over ‘Eenheid in verscheidenheid’, woorden die ik nu minder tegenkom. In 2007 schreef ds. P.J. Teeuw in onze Artios-reeks het boekje Omgaan met verschillen in de gemeente. Als ik de thema’s langsloop die hij besprak, constateer ik dat verscheidenheid toegenomen is op ingrijpender punten. Beslist raakt dat niet alleen ethische kwesties, waarover we het meest spreken. Sluipenderwijs kan ook het denken over dogmatische onderwerpen veranderen, zoals over de noodzaak van de verzoening met God, het unieke van het werk van Christus als de enige Zaligmaker, het besef van boetvaardigheid in ons komen tot God, het beoefenen van vreemdelingschap. En deze dingen raken aan huisgodsdienst, geloofsopvoeding, ascese in mijn levenswandel enz.
Gereformeerd zijn en…
Komt uit dit klimaat voort dat de roep om erkenning van twee sporen in het achterland van de Gereformeerde Bond vaker klinkt? Die vraag moeten we met elkaar overdenken. Ik besef dat je die zomaar plat kunt slaan door te komen bij de concretiseringen en je vervolgens niet verder komt dan ‘voor of tegen’. Wie geen vreemde in kerkelijk Jeruzalem is, weet dat de gedachte breder leeft dat, terwijl je gereformeerd bent in je denken, je zowel voor als tegen de vrouw in het ambt kunt zijn, zowel voor als tegen de volledige aanvaarding van homoseksuele relaties, zowel voor als tegen de erkenning van de evolutieleer, dat je zowel liefde voor Israël als niks met dit volk kunt hebben.
Ik kan deze rij uitbreiden: je moet jezelf tegenwoordig gereformeerd kunnen noemen, terwijl de één de kinderdoop onderschrijft en de ander geen waarde hecht aan het verbond. Het innerlijk aanvaarden van de kerkelijke gescheurdheid past tevens in deze opsomming, want (zeggen mensen) ‘we kunnen in elke kerk God dienen’, terwijl het avondmaal niet samen gevierd meer wordt. Je kunt vandaag gereformeerd willen zijn en de zondagse kerkdiensten bezoeken, en tegelijk kan de ander die zich ook gereformeerd noemt, ervoor kiezen voor zijn voeding op zondag bijbelkring of podcast te verkiezen.
Pijn
Van al deze ontwikkelingen kijken wij niet weg. Sterker: aan de bestuurstafel van de Gereformeerde Bond wordt pijn ervaren, als we elkaar in hervormd-gereformeerde kring op punten die ertoe doen, niet vasthouden, als anderen – en dat kan op integere wijze – tot andere keuzen komen. Verwijdering raakt je, en we leggen ons er niet bij neer, terwijl we evenmin het eigen gelijk claimen. Tegelijk – ja, dat vooral! – belijden we de duidelijkheid (perspicuitas) van de Heilige Schrift.
We beseffen dat we niet over middelmatige thema’s spreken, al raakt het ene meer de kern van het Evangelie dan het andere. Als twee mensen die in een gereformeerd spoor willen gaan, tegengesteld uitkomen, raakt dat zelfs aan de Godsleer – al zijn er ook onderwerpen waarbij we in eigen gemoed verzekerd mogen zijn. Immers, het kan niet dat de Heere in cruciale thema’s beide uitkomsten zou willen. Ontmoetingen zijn daartoe nodig, ontmoetingen bij een open Bijbel waarin we elkaar bevragen én bereid zijn naar de ander te luisteren en van de ander te leren. Zonder de Heilige Geest zal dat niet gaan, de Geest Die in elke tijd mensen overtuigt van de waarheid van het Woord en van het goede én radicale van Gods geboden. Dit raakt aan de grondslag van de Protestantse Kerk, die belijdt dat het Woord van God de bron is voor ons denken en handelen.
Belijdenis
Vanaf de oprichting van de Gereformeerde Bond is de waarde van de belijdenis van de Reformatie bepalend voor zijn identiteit. Niet voor niets zijn de zondagse leerdiensten cruciaal, waar de gemeente onderwijs ontvangt in de geloofsleer en voor het geloofsleven. Daartoe hoort het belijden uit artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waarin Guido de Bres verwoordt dat we alle 66 bijbelboeken als heilig en canoniek ontvangen, ‘om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden en daarmee te bevestigen’.
Enige maanden geleden was het tien jaar geleden dat de socioloog Teus van de Lagemaat zijn dissertatie verdedigde, De stille evolutie. Individualisering in de Gereformeerde Bond. Voor het Reformatorisch Dagblad reden om op het thema van deze studie terug te komen. Van de Lagemaat zegt in dit verband dat de Gereformeerde Bond ‘veiligheid zoekt boven kerkelijke inbedding’, omdat het Liedboek 2013 niet aanvaard is en er geen voorlichting over gegeven is. Vooral verwoordt hij dat het bestuur van de Gereformeerde Bond ‘blijft balanceren tussen diverse opvattingen in de achterban’. Ondergetekende heeft in het RD reeds gezegd dat van balanceren geen sprake is.
Beslist en bescheiden
Bij de roeping tot geestelijk leidinggeven in onze tijd brengt ons dit. Ja, er zijn mensen die het boeiend vinden om over tegengestelde visies te lezen. Theologen kunnen dat wellicht waarderen, maar voor de gemeenten kan het verwarrend zijn. Uiteraard moet je de argumenten van anderen serieus nemen en wegen, maar de gemeente vanuit het Woord dienen is iets anders dan twee sporen aanreiken. Dat laatste is voor het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond geen begaanbare weg. Het Evangelie is er te ernstig voor, omdat het in de gehoorzaamheid aan God nauw luistert. En ja, beslistheid in je overtuiging gaat dan samen met bescheidenheid in je verwoording. Als Paulus de liefde tot andere gemeenteleden aanprijst, liefde die zich over de waarheid verheugt, zegt hij tevens dat wij ten dele kennen.
Is er sprake van een impasse, als de bandbreedte van denken toeneemt? Dat hoeft beslist niet, als we in het leiden van de gemeente focussen op dé ambtsdrager, Jezus Christus. De tucht van de Thora liet Hij gaan over wat niet overeenkomstig ‘wet en profeten’ was. Hij heeft volhard in het doen van de wil van de Vader en na Zijn heengaan is Zijn Geest uitgestort, de Geest die ons leert: ‘Let toch scherp op Hem.’ Zijn onderwijs is bij ons. Als oog- en oorgetuigen van Jezus’ leven en gezonden door Hem hebben de apostelen gezag binnen de gemeente.
Ook in onze cultuur reizen we met een betrouwbaar kompas, waarachter we ons verenigen.
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!