Waar bent u naar op zoek?

blog

Ds. Blenk: De grote woorden in de Schrift blijven staan

Roeping van predikant is voor déze tijd en voor déze mensen

27-06-2016

‘Ik ben geen predikant geworden om mooie praatjes te houden. Dat gebeurt al genoeg.’ Voor ds. C. Blenk (76) moet de preek ergens over gaan. ‘Wel in deze tijd, voor de mensen van nu.’ Te midden van veel veranderingen ziet de Haagse emeritus in zijn leven als predikant een vaste lijn.

‘Ik ben steeds bezig geweest op het raakvlak van theologie en geschiedenis, tussen kerk en wereld. Van jongs af weet ik wat het is om bij een minderheid te horen. Ik kom uit de Randstad, uit Vlaardingen, en heb altijd beseft dat je als christen een uitzondering bent. Toen ik als predikant in Amsterdam alles zag afbrokkelen, maakte dat wel eens wanhopig. Tegelijk gaf het des te meer inspiratie om, in de goede zin van het Woord, te ‘houden wat je hebt’. In de hoofdstad heeft de zogenaamde restgedachte me enorm geholpen. Elia meende dat hij alleen was overgebleven, maar de Heere zei tegen hem: ‘Ik zal 7000 getrouwen overlaten.’ Dat is geen schamele, maar een heilige rest.’  

Stad

‘Wij ademden op, toen we elf jaar geleden in Lienden de biblebelt leerden kennen. Jullie hebben het nog, dachten we. Tegelijk trok en trekt de stad. Mijn vrouw wilde graag weer naar Den Haag, waar ze is opgegroeid. In de stad ervaar je aan den lijve de urgentie die bij het Evangelie hoort. Als ik in Amsterdam op de preekstoel stond, voer er een gevoel in mij dat ik normaal niet heb: nu zitten ze er nog, het is erop of eronder. In de stad gebeurt het. Dat was in de tijd van Paulus zo en tijdens de Reformatie, en zo is het met de ontkerstening. Waar het front ligt, daar wil ik zijn en redden wat er te redden valt.

In de Haagse Bethlehemkerk mag ik nog wat werk doen. We hebben een IFES-kring met buitenlandse studenten, uit de Filippijnen, Bulgarije, Zambia, Korea. Ik kan wel eens jaloers op hen zijn. Zij zijn vaak veel geloviger dan wij westerlingen. Ze leven afhankelijker, hebben meer de Geest nodig om staande te blijven en te getuigen, zijn bijbelvast en direct. Het historisch-kritische lezen van de Bijbel zit theologen in het bloed. Historisch besef is belangrijk, maar daar moet de openbaring doorheen breken.’ 

Avondmaal

‘Ik heb het aantal avondmaalgangers zien verdubbelen en tegelijk het aantal bezoekers van de avonddienst zien halveren − twee trends die loodrecht op elkaar staan. Hier zit een wereld achter. De vraag naar de toe-eigening van het heil is uit beeld geraakt. Het Godsbesef is veranderd: de heilige God werd een God van liefde. Dit zal komen door nadruk op het verbond alsook door evangelische invloeden. Maar wie in de middagdienst ontbreekt, halveert de zondag, halveert de gemeenschap en mist de ruggengraat van het geloof: de leer en de leerdienst. Dat is ernstig. Ik probeer mensen te laten meedenken: is dit een opwekking of juist vervlakking, of allebei?

Misschien is de secularisatie wel de grootste verandering die ik heb zien gebeuren. Ze komt nu echt onze gemeenten binnen. Het zijn nu je eigen kinderen of kleinkinderen die afhaken. Dat is een gigantisch verschil met vroeger. Het is het raadsel van de afval, dat ons veel meer op scherp zet dan voorheen.

We zoeken in deze nieuwe fase naar gidsen die we zelf niet in huis hebben. Ik denk aan Miskotte of Bonhoeffer, die de afval al in hun tijd zagen gebeuren. Ik kan een heel eind met hen meekomen, al moet je je theologisch niet aan hen uitleveren. Ik wil graag gereformeerd blijven. Als Bonhoeffer schrijft dat de Bijbel ‘verwijst naar Gods onmacht en lijden; alleen de lijdende God kan helpen’, vind ik dat historisch ontroerend – de bommen vielen op zijn Berlijn. Maar theologisch niet – het is patripassianisme, dat al in de Oudheid is afgewezen. Bij Miskotte heb ik theologisch ook vragen, maar hij zag de afval eerder dan wij. Al voor de oorlog preekte hij over: ‘Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude.’ 

Deze tijd

‘Een predikant wordt geroepen er voor déze tijd en voor déze mensen te zijn. Je kunt vandaag niet de preek van opa houden. Tegelijk moeten de grote woorden in de Schrift wel blijven staan: wedergeboorte, bekering, heiliging, ook navolging. Kun je deze klein krijgen? En hoe? Ik krijg ze niet klein, maar ze staan er wel. En hoe eigen ik ze me toe? Zo wil ik al prekend naast de gemeente staan. Ik merk dat dat overkomt. En dan sta je weer gewoon naast Luther, die worstelde met de gerechtigheid Gods. Wat betekent dat, justitia

? Geschónken gerechtigheid. Toen ging voor Luther de hemel open. We moeten vechten met al die woorden, knokken om ze te verstaan. Ze klein krijgen en aan ons hart drukken.

In een preek mag je niet de adressering van de tekst overslaan. Als historicus ben ik er allergisch voor om zomaar 2000 jaar over te slaan. De bijbeltekst is allereerst bedoeld voor Israël of voor de christenen in Rome. Wij mogen per gratie meeluisteren.

Ik moet niks hebben van de veronderstelling dat de hele gemeente echt gelovig is, omdat ze eenmaal in het verbond zit. Niet alles wat Israël heet, is daadwerkelijk Israël. Die spanning neem ik mee en roep ik op. Daar gaat de olie van de Heilige Geest en het Evangelie over, laat dat duidelijk zijn.

Vooral in Amsterdam heb ik de Kurios-titel in het Nieuwe Testament ontdekt: Jezus is Heer. Hij heeft niet alleen de schuld verzoend maar ook de macht van de zonde gebroken. Toen ik daar eens over preekte, raakte dat een verslaafde jongen. Dit had hij nodig: een Kurios die de macht van de zonde verbreekt. Het is niets nieuws – je leest het ook in de Heidelbergse Catechismus.’ 

Gereformeerde Bond

‘Ik ben dankbaar voor het bestaan van de Gereformeerde Bond. Laten we als hervormd-gereformeerden de brief aan Filadelfia in gedachten houden: ‘Houd vast wat u hebt, opdat niemand uw kroon zal wegnemen.’ (Opb.3:11) Daar hoort vers 8 bij: ‘Ik heb voor uw ogen een geopende deur gegeven.’ De grote, rijke erfenis van de katholika en reformata is onopgeefbaar. Dat moeten we niet verwarren met een bepaalde respectabele traditie, waar ik me overigens helemaal bij thuis voel.

Je kunt je afvragen of er inderdaad een wetmatigheid in de geschiedenis van de kerk bestaat, zoals de socioloog prof.dr. G. Dekker die bespeurt. Hij ziet de kerken in veertig jaar op dezelfde wijze veranderen. Ik herken daar best wat van, soms met een schok. Binnen de Gereformeerde Bond speelt de discussie over schepping en evolutie, over de vrouw in het ambt. Het meest schrik ik van de openheid voor de evolutieleer. De Evangelische Hogeschool is nota bene opgericht om hiertegen stelling te nemen en nu moet prof.dr. M.J. Paul uitleggen waar het over ging. Ik volg hierin mijn geliefde, hooggeachte broeder dr. G. van den Brink niet.

Het is waar dat er de laatste decennia argumenten die evolutiegedachte aannemelijk maken zijn bijgekomen. Die vragen wil ik zeker horen. In Koude rillingen over de rug van Charles Darwin (1984) onderzoekt prof.dr. Jan Hendrik van den Berg de verknochtheid aan de evolutietheorie van Darwin. Hij ziet dertien argumenten voor en veertien tegen, waarmee het wetenschappelijk onbeslist is. Evolutie is een hypothese, ze kan een geloof worden. Ik kan haar niet op één lijn krijgen met schepping en Bijbel. Daarbij gaat het niet over de dagen, ook niet over de boom en de slang op zichzelf, maar over het begin, over de schepping, de goede Schepper en de werkelijkheid van de zondeval. De historische zondeval is voor Paulus in Romeinen 5 cruciaal. Zet als christenen de stand van het probleem neer en probeer deze niet op te lossen door kortsluiting. Maar zeg: Wij kunnen dit niet bij elkaar krijgen, nog niet.’ 

Israël

‘Toen ik jong was, ben ik geraakt door Israël. Als jonge hervormd-gereformeerde predikanten ontdekten we het jodendom, verwonderden ons over ‘1948’ en over het verloop van de Suezcrisis in 1956. De theologen S. Gerssen (1923-1989) en C. Graafland (1928-2004) gingen ons daarin voor. Opvallend genoeg pakt een deel van een nieuwe generatie orthodox-hervormden die Israëltheologie niet op en laten sommige oudere predikanten haar zelfs weer vallen.

Dat onze ontdekkingen en ons enthousiasme in een volgende periode niet meer worden gedeeld, is een fascinerende verschuiving. Als historicus denk ik dat dit alles te maken heeft met de omslag die in Nederland in de afgelopen periode heeft plaatsgehad. Als politicus en premier hielp Van Agt Israël, maar nu verkeert hij aan de Palestijnse kant. Destijds was zelfs een ‘rooie rakker’ als Joop den Uyl pro Israël.

Er is reden om kritisch naar Israël te kijken, dat deden de profeten trouwens ook. Maar theologisch kun je daar niet blijven staan. Ik wil niet de ontdekkingen van Miskotte en Gerssen prijsgeven. Romeinen 11 wil ik graag handhaven, waar Paulus schrijft over de beloften voor het volk Israël. Dat bijbelgedeelte moeten we niet inleveren.

Er is wijsheid nodig om daarbij niet door te slaan naar een overspannen Israëltheologie, zoals je bij de stichting Christenen voor Israël ziet. Hun goed bedoelde actie ‘Breng de Joden thuis’ lijkt me te kort door de bocht. Toch houd ik de landbelofte vast. Als Paulus in Romeinen 9 schrijft over het volk van Israël dat hunner de aanneming tot zonen is, en de verbonden, en de belofte, dan hoort daar de landbelofte bij. Net als bij de zogenaamde totdat-teksten: ‘totdat de volheid van de heiden zal zijn ingegaan’ (Rom.11:25).

Ook de historicus in mij ziet allerlei argumenten die de bijzondere plaats van Israël onderstrepen. Bijvoorbeeld dat de Holocaust net niet is gelukt. En dat Israël als land openging, was meer dan voorzienigheid. Feitelijk doen alle toeristen in Israël een appèl op de Joden: His Land. Is het niet opvallend dat daar een herwaardering voor Jezus kwam? Op dit punt heeft een kentering plaatsgevonden in het optreden van de Joodse publicist dr. Pinchas Lapide. Ik denk dat Messiaanse Joden een sleutel in de geschiedenis is toevertrouwd.’

Tineke van der Waal