blog
Rechtvaardiging: God is ons een eeuwigheid voor
Luther vroeg zich 500 jaar geleden af hoe hij door het oordeel van God moest heenkomen. Nu West-Europa is losgeraakt van zijn christelijke wortels, hebben maar weinig mensen angst meer voor God.
Toch is er nog steeds angst en gebondenheid in de samenleving. Volgens Damiaan Denys, een Vlaamse psychiater, in Nederland werkzaam, is de druk om te presteren in onze samenleving zó groot geworden dat we er massaal aan onderdoor gaan. Vooral jonge mensen bezwijken onder de last van het ‘moeten’. De maakbaarheidsgedachte regeert onze ziel. Je móét geslaagd leven.
Kenmerkend is dat er in onze wereld geen ruimte is voor lijden. We kunnen daar niet mee omgaan. We houden onszelf voor: lijden is helemaal niet nodig. Ben je ziek? Dan ga je naar de dokter. Ben je alleen? De datingsite. Wil je een kind? De donorbank. Verwacht je gehandicapt leven? De 20-wekenecho. Als je ondanks alle mogelijkheden tóch nog lijdt, ligt dat aan jezelf: je hebt de verkeerde keuzes gemaakt.
Prestaties
Als mensen elkaar ontmoeten, is het eerste compliment: ‘Je ziet er goed uit!’ Waag het niet er niét goed uit te zien. Dan ben je een mislukkeling. De tweede vraag is: ‘Wat doe je voor de kost?’ Het antwoord daarop bepaalt voor een groot deel wat je waard bent. Je bent aan jezelf en aan de wereld om je heen verplicht om jong te zijn, fris van geest, vrolijk, en gelukkig in de relaties. Als je daar niet in slaagt, heb je het aan jezelf te wijten. De druk om te voldoen aan de verwachtingen die we onszelf opleggen, veroorzaakt stress. Menige patiënt in de spreekkamer van de psychiater is slachtoffer van de wereld die we met elkaar hebben geconstrueerd.
We móéten zoveel. Dat leidt tot collectieve faalangst en tot de neiging om je overal tegen te verzekeren. Onze samenleving is permanent angstig: voor onheil, voor lijden, voor een aanslag, voor vereenzaming, voor overbodigheid. De bron van deze angst voor het bestaan is het nihilisme (Nietzsche). Onze ziel loopt leeg.
In deze context kan het Evangelie opnieuw aangezegd worden als bevrijding uit kwade machten. Onze waarde wordt niet bepaald door onze prestaties. Er is een God Die ons aanspreekt, en het goed met ons voorheeft. Hij wil ons kennen, ook in onze diepste angst en schuld, in onze vervreemding en stuurloosheid. Zijn genade is sterker dan mijn hart, mijn verleden, mijn oude zonden.
De Eerste
Het voorgaande lijkt op een vertaalslag, een poging om het Evangelie actueel te maken. Terwijl ik dat probeer te doen, merk ik dat dat helemaal niet kan. Het is een onmogelijkheid. Geen mens kan het Woord van God actueel maken. Dat kan alleen de Heilige Geest. Het Woord van God is actueel, in zichzelf. Dat is 500 jaar geleden zo geweest. Dat kan op elk moment en in elke situatie opnieuw gebeuren. Niet dat wij dat kunnen organiseren, wij kunnen er slechts om bidden. De kerk heeft geen macht om het nihilisme te stoppen, laat staan dat daartegen een programma ontwikkeld zou kunnen worden.
Wij leven uit een vreemd Woord, dat ons van Godswege aangezegd wordt. Abraham heeft niet gezocht naar de HEERE. Maar op goede een dag heeft de HEERE hem bij zijn naam geroepen: ga uit je land, en ga op weg (Gen.12). Er was alleen een stem. En die stem dringt door, bekerend, bevrijdend, vernieuwend, richtinggevend. Omdat het de stem van de levende God is. Dat patroon komt terug bij alle gelovigen die we in de Bijbel ontmoeten. De Heere is de Eerste. Hij zoekt ons. Hij laat ons niet alleen met onszelf en met de consequenties van onze eigen keuzes.
De kracht van de gereformeerde theologie is dat zij radicaal vanuit God denkt. Hij neemt het eerst het woord. Hij is ons een eeuwigheid voor. Hij zond Zijn Zoon in deze wereld, wie had daar om gevraagd?
Ook in onze tijd moeten wij het daarvan hebben: dat het God belieft ons aan te spreken. Wij kunnen met alle goede werken van de wereld onszelf niet in de goede ‘stand’ zetten om Hem daartoe te bewegen. Onze God is een God Die in Zichzelf bewogen is. Hij spreekt zondaren vrij. Mensen die ernáást zitten, mensen die elke dag dwalen. En Hij noemt ze: Mijn kinderen. Geen volk – tóch Mijn volk.
Redding
Ten laatste valt dan het woord verkiezing. Dat hoekige bijbelwoord vervat onze enige redding. Wij zijn niet gelovig, omdat we onszelf hebben opgewerkt tot een aanvaardbaar niveau. Maar er kwam een Woord dat spreekt van ongedachte en onverdiende genade. God heeft aan ons gedacht. In Christus uitverkoren leven wij als zondaren die vrijgesproken zijn. Dat heeft Luther ontdekt. Religieuze zelfbespiegeling begint bij jezelf en het eindigt ook bij jezelf. Geloven niet. Dat begint bij God en het eindigt in Hem.
Laat het (s)preken van de kerk daarvan getuigen. In onze cultuur valt dat niet goed. En toch: alleen het spreken van God kan ons verlossen. Luther botste hard op het humanisme van Erasmus. Dat is onvermijdelijk, ook nu. Christen zijn is: nederig en dankbaar genade ontvangen.
Dat verdraagt zich niet met zelfexploitatie en zelfredzaamheid als hoogste deugden. Onze samenleving redt het ook niet met een handvol waarden en normen. Ze redt het evenmin met een vaag religieus gevoel. De kerk is geroepen om Gods Naam uit te roepen, ook in deze situatie. De kerk geeft geen antwoord op de vragen van de mensen, maar leert de mensen de goede vragen te stellen.
De crisis in onze cultuur is een vertrouwenscrisis. Wij zijn het vertrouwen in God kwijt. Dat repareer je niet zelf. Wij leggen geen bodem onder ons eigen bestaan. Wij hebben God nodig. Onze samenleving heeft de kerk nodig als plaats waar de woorden van God verkondigd worden, Zijn daden bezongen worden en Zijn komst verwacht wordt met vreugde.
Middelpunt
De rechtvaardiging van de goddeloze betekent een wonderlijke ruil, zei Luther. Onze schuld wordt op Christus gelegd. Zijn gerechtigheid en leven worden de onze. Luther verbindt dit onmiddellijk met de twee naturen van Christus: Hij is God en mens. Hij is God Die afdaalt in onze verlorenheid. Zo is Christus is de grond van de rechtvaardiging. Niemand kan vrede met God vinden dan alleen door de Zoon.
De Reformatie zet Christus radicaal in het middelpunt. Niet als een voorbeeld, niet als een modelgelovige die navolging verdient, maar als de unieke Middelaar tussen God en mensen. Hij moet verkondigd worden, de Gekruisigde, de Opgestane. De kerk moet duidelijk maken wie Christus is. De kerk moet Hem verkondigen als Degene Die Zijn ambt vervult.
Verkondiging gaat uit van de Bijbel als het geopenbaarde Woord van God. De Bijbel moet open. In onze eigen taal worden ons de grote werken van God verkondigd. Prediking van Christus is schildering van Christus. Hij is onze bruidegom, onze borg, onze koning, over voorspraak bij de Vader.
Trinitarische prediking
Deze prediking van Christus staat in een trinitarisch (de drie-eenheid betreffende, red.) kader. Christus is gezonden door de Vader en Hij volvoert de raad van Zijn Vader. Hij vervult de gerechtigheid. Hij draagt de toorn. Hij ontsluit ons de deur naar het hart van de Vader. De Vader wekt Hem op uit de doden en zet Hem als het hoofd van de gemeente aan Zijn rechterhand.
De Heilige Geest brengt zondaren tot geloof, en voegt een ontelbare gemeente aan Christus toe. Hij leidt in alle waarheid. Dat betekent dat Hij ons door het geloof toe-eigent wat wij in Christus hebben.
Als de kerk vandaag terug wil naar de basics, dan zal dat alleen maar kunnen door deze Christus te verkondigen en Zijn komst aan te kondigen met oproep tot bekering en geloof. Als de ambtelijke dienst van Christus niet helder wordt verkondigd, ontstaat er in de kerk geestelijke bloedarmoede. Het is onze opdracht om met bewogenheid en bevlogenheid Christus te verkondigen als de enige weg tot God.
Door geloof
Paulus zegt in Romeinen 4 dat Abraham niet gerechtvaardigd is uit werken, maar uit geloof. Abraham heeft zichzelf niet goed voorgesorteerd. Hij was ook niet besneden. Hij bracht niets mee. Maar de HEERE zocht hem op, riep hem uit Ur en gaf hem wonderlijke beloften. Abraham heeft zich aan die beloften gehouden, tegen hoop op hoop. Dat is geloven.
Zo is Abraham vader van álle gelovigen, hij is een prototype. Paulus bedoelt te zeggen: ons geloof is identiek aan dat van Abraham. Goed zijn begint niet bij mij, maar bij God. Ook wij hebben onszelf niet in de kijker gespeeld bij God. Ook wij hebben Hem niet gezocht. Alleen door gelóóf delen wij in de beloften van het verbond dat God met Abraham heeft opgericht. Het zijn niet onze werken, die het ’m doen.
Dat betekent dat er over ons mensen alleen maar gezegd kan worden dat wij goddelozen zijn. Dat is niet een psychologisch oordeel, alsof alle mensen monsters zouden zijn. Het is ook geen ethisch oordeel, alsof geen mens op aarde ooit iets goeds zou kunnen doen. Het is een theologisch oordeel: in onze verhouding met God is het grondig mis. Wij zijn van Hem vervreemd. En die situatie is zó ernstig dat wij dat met de beste wil van de wereld niet kunnen rechtbreien.
Hier raak ik aan de functie van de wet. Een evangelie zonder wet wordt bleek. De wet leert: in onszelf zijn wij goddelozen. Wij zouden het liefst niets met God te maken willen hebben. De rechtvaardiging van de goddeloze betekent dus een volledige omkeer van denken. Het is niet minder dan een wedergeboorte.
Geschenk
De rechtvaardiging van de goddeloze is een geschenk dat ons onmiddellijk stelt in de zekerheid van het geloof. Dat trok Rachaad Farzand-Ali. Hij is Surinamer met een gemengd islamitisch en hindoestaanse achtergrond. Christus vond hem. Nu is deze broeder ouderling in de Bethlehemkerk in Den Haag. Hij zegt: ‘Als het heil van mij afhing, had ik het allang laten glippen. Maar in God is mijn heil zeker. Ik vraag je: waar kun je méér geloofszekerheid vinden dan juist in het calvinisme?’
J.A.W. Verhoeven