Jezus sprak de bekende woorden: ‘U onderzoekt de Schriften, want u denkt daardoor het eeuwige leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen.’ (Joh.5:39) Een centrale leessleutel is dus dat we de Bijbel lezen als het getuigenis van de Heere Jezus Christus.
De kritische, vijandige hoorders van Jezus lazen de Bijbel nauwkeurig, maar ze ontdekten Jezus er niet in. De Schriften getuigen echter van Hem, dat is de rode lijn van het Oude Testament.
Belofte en vervulling
Een klassieke onderscheiding noemt het Oude Testament boek van de belofte en het Nieuwe Testament boek van de vervulling. Deze termen hebben alles met de centrale betekenis van de Heere Jezus Christus te maken. Terwijl Hij in het Oude Testament op allerlei manieren wordt beloofd, getuigt het Nieuwe Testament dat Gods beloften zijn vervuld door Zijn komst in deze wereld.
Kernachtig komen we de tweeslag van belofte en vervulling tegen in zondag 6 van de Heidelbergse Catechismus. Volgens vraag en antwoord 19 is het Evangelie van Christus al in het Oude Testament geopenbaard, terwijl het in het Nieuwe Testament is vervuld in Zijn komst.
De verbinding met het vorige artikel wordt helder doordat Christus het hart is van Gods verbond als liefdesgeschiedenis. Verder geeft de tweeslag van belofte en vervulling aan dat we op een dubbele manier naar de Heere Jezus moeten kijken. Aan de ene kant komt Hij uit de hemel, zoals met name Johannes 1 verkondigt: ‘En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.’ (1:14) Voor die tijd was de Zoon als het Woord bij God (1:1-2), maar Hij is een van ons geworden.
Wat het inhoudt dat Christus ook volledig mens is, beschrijft Johannes daarna in zijn Evangelie. Hij heeft daarom eveneens een voorgeschiedenis, waar het Oude Testament vol van is. Dit begint al in Genesis 3:15, in de verkondiging van de zogenaamde moederbelofte. De Heere God belooft vijandschap teweeg te brengen die de slang de kop zal vermorzelen. Daar lezen we voor het eerst over een Verlosser, Die steeds meer profiel krijgt als we verder lezen in het Oude Testament.
Ware Israël
De Verlosser zal uit Israël komen; dat wordt duidelijk als de Heere Abraham roept om vader van Israël en de heidenvolken te zijn. Van Abraham komen we dus eerst bij Israël. Het volk wordt geroepen om de Heere te dienen en zo een licht voor de volken te zijn. Maar het verloop van het Oude Testament vertelt dat dit grootse perspectief mislukt. Daarom verkondigt het Nieuwe Testament Jezus als het ware Israël, Dat gehoorzaam is aan Gods roeping. Hij is echt een licht door Zijn lijden en opstanding. De evangelist Mattheüs schetst Jezus al aan het begin van zijn Evangelie als het echte Israël, via verschillende citaten uit het Oude Testament.
Als Jezus terugkeert uit Egypte, is Hij de ware Zoon van God, in Wie echte verlossing is te vinden (2:16). Tijdens Zijn verzoeking in de woestijn is Hij de gehoorzame Zoon (4:1-11). Elke keer laat de evangelist doorklinken: Jezus is de vervulling van Gods beloften.
Koning en Profeet
De tweeslag van belofte en vervulling komt ook naar voren als we Jezus zien in de lijn van de koningen, de profeten en de priesters. In de loop van het Oude Testament blijkt de koning een centrale persoon te zijn in Israël, want door hem verlost de Heere Zijn volk.
Met name is dit het geval bij David, de man naar Gods hart, met wie God een afzonderlijk verbond sluit. De inhoud hiervan is dat er steeds een nakomeling uit het huis van David koning zal zijn (2 Sam.7). De vervulling van deze belofte wordt bedreigd door zowel buitenlandse vijanden als ontrouwe koningen. Toch blijft de Heere trouw tot op dé Koning, Jezus, zoals de evangelisten aangeven. Volgens Lukas verkondigt de engel Gabriël aan Maria dat haar Kind Jezus de eeuwige Koning is uit het huis van David (Luk.1:32). In Hem breekt Gods Koninkrijk echt door. Tegelijk breekt in Jezus’ koningschap Gods toekomst binnen in ons aardse bestaan. Zijn macht over ziekte, zonde, duivel en dood laat immers licht vallen over de werkelijkheid straks: in Gods komende Rijk zullen deze vijanden voorgoed verdwenen zijn.
Een andere centrale persoon in het Oude Testament is de profeet. Hij is geroepen om Gods woorden te verkondigen met de oproep tot geloof en bekering. De profetische boodschap wordt niet altijd in dank afgenomen, zoals we vooral zien bij Jeremia, die felle tegenstand meemaakt.
Jezus is ook de vervulling van deze profetische lijn. Op een volmaakte manier heeft Hij Gods woorden verklaard en daarbij Gods heil verkondigd voor alle vermoeiden en belasten (Matt.11:28). Evenals de profeten heeft Hij ongelovigen het oordeel verkondigd, waaronder de Farizeeën met hun godsdienst zonder plaats voor Jezus. Het leverde Hem – evenals de profeten – vijandschap op die tot Zijn kruisdood leidde.
Knecht van de Heere
Jezus is ook dé Priester in de lijn van de oudtestamentische priesterdienst. Toch loopt deze vervulling anders dan verwacht, want opvallend genoeg komt Jezus volgens Hebreeën 7 niet uit de stam van Levi. Hij staat dus niet in de priesterlijn van Aäron. Alle Levitische priesters waren sterfelijk en moesten hun werk na een aantal jaren overdragen aan een nieuwe generatie.
Daartegenover staat de ‘eeuwige’ priester-koning Melchizedek in Genesis 14. Van hem wordt geen voorgeslacht en nageslacht genoemd. In zijn lijn is Jezus de eeuwige Hogepriester, Die met Zijn offer bij de Vader is en ‘altijd leeft om te pleiten’ (Hebr.7:25).
Een directe lijn van belofte en vervulling is wel zichtbaar in Jezus als de vervulling van de offers uit het Oude Testament. Dit geldt met name van het zond- en schuldoffer, evenals van de offers op Grote Verzoendag. Terwijl de talloze offers de zonden niet echt konden wegnemen, is het ene offer van Christus een volkomen verzoening.
In de priesterlijke lijn staat ook de Knecht van de Heere, Die Jesaja verkondigt. De Knecht is een profeet Die Gods woorden hoort én verkondigt. Tegelijk gaat Hij een weg van lijden die uitloopt op Zijn verhoging (Jes.53). Met name de evangelist Mattheüs ziet de weg van de Knecht als profetie van de nederige weg van Jezus (12:15-21).
Deze voorbeelden van belofte en vervulling laten zien dat Christus het hart is van Gods verbond: als de ware Israëliet, als Koning, Profeet en Priester. Hij is het stalende Middelpunt van de Bijbel.
Reliëf
Luther legde zo sterk de nadruk op Christus als bijbelse Middelpunt, dat hij stelde: je moet elke tekst tegen de Rots Christus werpen om de echte betekenis ervan te ontdekken. Zo eenvoudig lijkt dit niet, want niet elke tekst kun je zomaar direct op Christus toepassen. Toch snijdt Luther wel een belangrijk punt aan. De heilsbetekenis van een tekst, van een passage en van een bijbelboek vind je pas als Christus in beeld komt. Uiteindelijk kom je toch bij Hem uit.
Dit is een wezenlijke leessleutel, anders krijg je zomaar een ‘verhaal met een moraal’. Je verkondigt allerlei oudtestamentische lessen, aansporingen of waarschuwingen zonder de verbinding met Hem te leggen. Toch krijgt alles alleen vanuit Christus een geestelijke betekenis.
Maar is er niet een soort ‘tegoed van het Oude Testament’? Zaken als de waardering van het aardse leven (Psalmen), vragen over het lijden (Job; Prediker) of de kwestie van de wijsheid (Spreuken)? Toch krijgen ook deze zaken pas echt reliëf als ze worden verbonden met Christus.
Genieten
Ik wil deze leessleutel verhelderen aan de hand van twee voorbeelden. Als eerste het boekje Ruth. Is dit uitsluitend het verhaal van een Joodse vrouw die wegtrekt met haar gezin en allerlei teleurstellingen meemaakt en uiteindelijk toch weer iets van geluk vindt? Is dit puur de geschiedenis van een heidense vrouw met haar geloofskeuze, haar verrassende huwelijkspartner en haar uiteindelijke geluk?
Ruth is inderdaad een bijbelboek vol pijnlijke en hoopvolle (geloofs)ervaringen. Maar vooral neemt het een plaats in op de weg naar koning David, en zo naar de Messias. Gewone mensen krijgen een plaats in Gods heilsplan voor Jood en heiden. Ook dit bijbelboek kun je dus niet lezen zonder het perspectief op Christus.
Het tweede voorbeeld is Prediker. Een boek vol teleurstelling over een leven dat niet maakbaar is. Gelovigen en ongelovigen maken dezelfde moeiten mee. Tegelijk kun je blij zijn door te genieten van een maaltijd of van je huwelijk (2:24-26; 9:9).
Op twee manieren heeft dit bijbelboek betrekking op Christus. Ten eerste roept dit broze, onzekere bestaan om de rijkdom van het Evangelie. In de Heere Jezus is het eeuwige leven te vinden en daarom is er uitzicht en verwachting. Dit is de basis van de blijdschap om eten en huwelijk. Ten tweede leert Prediker dat het leven met Christus op aarde nog steeds worstelt met teleurstellingen, tegenslagen, pijn en dood.
Juist in Christus als het Middelpunt zie je dat de Bijbel bedoeld is als geestelijk voedsel. Het is dus waar wat Hij Zelf zei: ‘die zijn het die van Mij getuigen.’
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 52,50). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!