Waar bent u naar op zoek?

blog

Amsterdamse burgemeester debatteert met ds. Visser

Oog voor de overheid

11-10-2011

Het eerste jaar van oud-minister Van der Laan als burgemeester van Amsterdam zit erop. Ds. P.J. Visser ging bij die mijlpaal met hem in gesprek. Een eigentijdse en creatieve manier van de kerk om de overheid te ontmoeten.

De tijd dat dominee, notaris, arts en burgemeester binnen een gemeenschap een min of meer gelijke status hadden ligt in onze samenleving achter ons. Tot halverwege de jaren zestig werd de predikant net onder de burgemeester ingedeeld. Gelukkig is de tijd van ongepaste verering voorbij, al zijn we helaas tegelijk ook respect voor het ambt en de ambtsdrager kwijt geraakt.

In de naoorlogse Nederlandse literatuur en in veel media werd de dominee, zo schrijft Alex van Ligten in de bundel Dominee of tentenmaker?, ‘in negen van de tien gevallen een schertsfiguur, beantwoordend aan het cliché van de in de moderne tijd verdwaalde onnozelaar’. Wat sociale positie betreft wordt een dominee tegenwoordig op gelijke hoogte gezet met een brandweerman. Het contact tussen predikant en burgemeester in een gezamenlijke zorg voor het welzijn van mensen is daarom minder vanzelfsprekend.

 

Eigenheid van de kerk

De plaats van de kerk in een dorp of stad zal bepalend zijn voor de relatie met de overheid. Het ligt voor de hand dat in gemeenten als Goedereede, Zuidplas en Barneveld de kerk door de lokale overheid eerder in haar eigenheid erkend zal worden dan in meer geseculariseerde, verstedelijkte gebieden. Dan is het al heel wat als de kerk voorkomt in het rijtje maatschappelijke organisaties.

Afhankelijk van de relatie met de overheid zal de kerk(enraad) moeten nadenken over de vormgeving van het contact met burgemeester en wethouders.

In veel dorpsgemeenschappen – vooral in de biblebelt? – is het gebruikelijk dat de burgemeester jaarlijks een ontmoeting met de plaatselijke predikanten heeft. Het lijkt me vanwege de tijd waarin we leven, waardevol dit als predikanten goed voor te bereiden, te zorgen dat er sprake is van een inhoudelijke ontmoeting, een echt gesprek. De tijd die een burgemeester investeert in het contact met de kerk, is er een bewijs van dat de kerk voor de ordening van de samenleving van betekenis is.

 

Mozes en Aäron

Wie weet nog van de Mozes en Aäronstraat? In Amsterdam verbindt deze straat de Nieuwe Kerk met het voormalige stadhuis. Waar Mozes de burgerlijke overheid symboliseert, staat Aäron als hogepriester voor de kerk. In de zeventiende eeuw liepen overheidsdienaars en de kerkelijke leiding vaak door de Mozes en Aäronstraat voor overleg met de ander. Het Woord van God heeft immers ook betekenis voor het maatschappelijke leven, zo geloofde men. Ik stel voor dat de Amsterdamse burgemeester binnenkort met ds. Visser een lunchwandeling door deze straat maakt.

Minder dan vroeger is het gemakkelijk om vorm te geven aan een goed contact tussen de kerk en de lokale overheid. Waar er echter een innerlijke motivatie is tot een ontmoeting met de ander, zal de creativiteit volgen. Dat bleek in onze hoofdstad op een van de laatste avonden in september. Bij de eerste verjaardag van zijn burgemeesterschap ging PvdA-bestuurder Eberhard van der Laan met vier mensen in gesprek over veiligheid, duurzaamheid, nijverheid en eeuwigheid. Het laat zich raden dat de predikant van de Noorderkerk, ds. Visser, behorend tot dit kwartet aandacht vraagt voor de eeuwigheid, voor het levensdoel van mens en maatschappij.

 

Burgemeester Cohen

Amsterdam heeft de afgelopen jaren een traditie opgebouwd waarin de betekenis van godsdienst voor het samenleven van mensen erkend is. Dat begon bijna tien jaar geleden, toen de vorige burgemeester van Amsterdam, Job Cohen, ervoor pleitte om bij de noodzakelijke dialoog tussen verschillende groepen in de stad gebruik te maken van de religieuze infrastructuur.

Twee jaar later hield Cohen zijn bekend geworden rede over religie als sociale samenhang. Als eerste burger van Amsterdam ontdekte hij hoe godsdienst voor mensen ‘een dynamische kracht vertegenwoordigt’. Zowel door bezoeken aan een evangelische broedergemeente, waarin Surinamers en Antillianen samenkomen, als aan de Pentecostal Revival Church, een Ghanese kerk, zag Cohen de grote waarde van een op de Bijbel gebaseerde levensovertuiging, uitkomend in daadwerkelijke en dagelijkse zorg voor de ander.

 

Bijbeltje afgeven

Hier ligt een nadrukkelijk spanningsveld voor christenen. Aan de ene kant wordt (gelukkig) de waarde van godsdienstig leven gezien, aan de andere kant is de samenleving huiverig voor een concreet appèl in het publieke leven op basis van de Bijbel. Hoe sterk dit laatste denken is, blijkt uit wat oud-SGP-leider Van der Vlies enige jaren geleden zei: ‘Wie het Kamergebouw binnenstapt, moet zijn bijbeltje als het ware afgeven bij de beveiliging.’

Het is niet goed als de kerk zich hierdoor terugtrekt, dat de kerk een zwijgende kerk wordt, dat ze geheel naar binnengericht is. Dat laatste is een reëel gevaar voor orthodoxe kerken en gemeenten. Als de beschikbare menskracht en financiën alleen besteed worden aan de pastorale en diaconale zorg voor de eigen leden, verzaken we onze roeping. Want die roeping van de kerk is er voor heel de samenleving. En de vraag wie als overheid onze naaste is, brengt ons als eerste bij de plaatselijke overheid.

 

Eredienst

Tijdens een intrededienst antwoordt de bevestigde predikant de toespraak van de wethouder steevast met de opmerking dat in de gemeente voorbede voor de (lokale) overheid gedaan zal worden. Paulus gaat er ons in voor – en het is veelzeggend als een predikant voor dit onderdeel van de eredienst weinig aandacht heeft. Tegelijk is er ten aanzien van dit belangrijke raakvlak tussen eredienst en gemeenteraadsvergadering veel meer mogelijk.

Sowieso kan de voorbede gerichter worden als de predikant van tijd tot tijd de plaatselijke overheid vraagt waarvoor de kerk voorbede kan doen. Wie alleen zegt ‘Wij bidden voor de overheid’, heeft nog niets concreets aan God gevraagd. Er zijn mooie voorbeelden van hoe de dienst van de gebeden invulling krijgt voor de buurt waarin de kerk staat, de leefomgeving van gemeenteleden.

Op deze manier wordt voorkomen dat de kerk zich alleen op het gemeentehuis meldt als zijzelf of haar leden door het beleid gehinderd worden: de wielerronde op zondag zorgt voor overlast en ontheiligt Gods dag, de extra koopzondagen brengen de christenwinkeliers in een moeilijk parket en economisch op achterstand. De kerk is geen behartiger van de belangen van haar leden, maar zal uitdragen hoe de tien woorden van Gods wet het welzijn van alle mensen dienen.

 

Heel de aarde

Bekering van een gerichtheid naar binnen is daarom hard nodig. Prof. A.A. van Ruler schreef ooit dat de Gereformeerde Bond lijdt aan monomanie (een ziekelijke neiging om zich op één ding te fixeren, PJV). ‘Men doet of er alleen het vraagstuk van de belijdenis is en heeft geen oog voor de kerkelijke en wereldlijke samenhangen, waarin de belijdenis moet functioneren.’

Ons diepste motief om wel oog te hebben voor overheid en samenleving is de opdracht uit Mattheüs 20. Alle volken moeten niet alleen gedoopt worden, maar aan hen moet tegelijk geleerd worden te onderhouden wat God geboden heeft. ‘Laat heel de aarde voor de HEERE vrezen, laat alle bewoners van de wereld bevreesd zijn voor Hem.’ (Psalm 33)

Het Amsterdamse debat laat zien wat er zelfs mogelijk is in een context waarin slechts een enkele procent van de burgers zondags in de eredienst komt. Deelnemen als minderheid, niet vanuit de luwte. Ook dan kan de overheid bevraagd worden op hoe zij de vrede voor de stad zoekt. Niet altijd hoeft in een gesprek met de burgemeester de dimensie van de eeuwigheid aan de orde te komen. Om dat te doen, is dezelfde moed nodig die Paulus bezat toen hij op de Areopagus vertelde dat God voorbij ziet aan de tijden van onwetendheid en nu verkondigt dat Hij een dag vastgesteld heeft waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen door een Man die Hij daartoe aangesteld heeft. (Hand.17:31) De kerk heeft de taak het leven van elk gemeentelid te plaatsen voor Gods aangezicht, in het perspectief van de eeuwigheid. Dat staat echter niet los van de overtuiging dat op de dag van Christus ook het leven van volkeren geoordeeld wordt. Laten wij dat nú beseffen.

P.J. Vergunst