Kerkverlaters
Jan Slagter, bekend Nederlander, werd op 3 maart 1954 in Den Haag geboren. In 2002 startte hij met Omroep MAX, die drie jaar later begon uit te zenden. Nu is MAX met 434.000 leden de grootste omroep en MAX Magazine met 223.000 abonnees het grootste omroepblad. Het Nederlands Dagblad (19 februari) sprak met hem.
Nederlands Dagblad
Jan Slagter komt uit een christelijk nest. ‘Mijn ouders leerden elkaar kennen in de Haagse Julianakerk. Die was toen nog gewoon gereformeerd, zonder de afsplitsingen die later kwamen. Het was allemaal best streng; de sociale controle was groot. Mijn moeder was zelf opgevoed in een groot, maar kil gezin. Ze had niet geleerd te knuffelen en deed dat dus ook niet bij ons. Ze was vrij hard, aanwezig, een doener die keihard werkte.’
In de kerk was haar stem ook dominant. ‘Iedereen kon meegenieten als de ramen open stonden.’ Zelf klom Jan Slagter graag naar boven, waar zijn vader op de orgelbank zat. ‘Soms zei de dominee: “We zingen Psalm 119 vers 1, 4, 12, 14 en 18.” Dat zijn er vijf en mijn vader wist nooit hoeveel verzen hij nog moest spelen. Dan legde ik vijf lucifers neer. Na elk couplet schoot ik er eentje weg en wist hij hoeveel er nog te gaan waren.’ (…)
‘Wij woonden in de Patrimoniumbuurt; daar kwam op zondag de ijscoman niet langs, er was toch geen klandizie. Aan de overkant had je de wijk De Gaarden, rooms-katholiek getint. Daar kon wel alles. Mijn moeder checkte altijd wel of ik in de kerk had gezeten. “Waar ging de preek over?” of “Wat was de laatste psalm?” Nou, die schreef ik over van het bord, voordat ik wegglipte.’ Het orgel en de psalmen bleven wel hangen. ‘Eens gereformeerd, altijd gereformeerd, zeggen we weleens. Nou, dat is helemaal waar.’ Nog steeds houdt hij van Psalm 116. Uit het hoofd scandeert hij opeens, met sonore stem:
God heb ik lief; want die getrouwe Heer
hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen;
Hij neigt Zijn oor, ’k roep tot Hem, al mijn dagen;
Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.
‘Vooral die smekingen en dat klagen hè, dat spreekt mij nog steeds aan. Zo veel geslachten hebben dat diep doorvoeld gezongen!’ Nog steeds staat op zijn werkkamer een bordje met daarop de tekst van 1 Petrus 5 vers 7: ‘Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.’
Slagter koestert ‘totaal geen wrok’ jegens die gereformeerde ‘roots’. ‘Je ziet dat wel vaak bij anderen: dat afgeven op kerk en gezin. Heb ik niet. Het is bij mij eerder nostalgie. Ik draai in de auto nog steeds Feike Asma, vol op het orgel, prachtig is dat. Ook het Urker Mannenkoor. Ik zag laatst nog weer een uitzending met hen; bij het inzoomen zie je dat bij een van die mannen de tranen over de wangen stromen. Hij beleeft echt wat hij zingt.’
Slagter viel niet zomaar van zijn geloof. Hij kende als late tiener en twintiger juist een periode van hevige bevlogenheid en kwam terecht bij de Jesus People, eind jaren zeventig een bolwerk van hippies in de Heer. (…)
Ook in Dordrecht en Mortsel, bij Antwerpen, begonnen de Jesus People. ‘Mijn werk voor die groep speelde zich af in België. Ook daaraan heb ik geen slechte herinneringen. Ik vond en vind Karel Hoekendijk – indertijd de man achter de beweging Stromen van Kracht en de vader van Ben – een inspirerende, warme man, iemand die ook eens een fles wijn open trok.’ (…)
Toch raakte Jan Slagter zijn geloof kwijt. In wezen was het een optelsom van de klappen die het leven uitdeelde. Jong getrouwd met een christelijk meisje, kwam hij in Vlaanderen Martine Algoet tegen, toen de liefde van zijn leven. ‘We scheidden en ik werd door de meeste christenen keihard veroordeeld, omdat ik een nieuwe relatie kreeg.’ Klap twee was het overlijden van die vriendin in 1983, na een halfjaar borstkanker. ‘We waren beiden 29, zij had een zoontje van toen zeven. Hoe moest ik hem uitleggen dat en waarom zijn moeder er niet meer was?’
Jan Slagter is een van de zeer velen die de kerk verlaten hebben. Sommigen, vooral in de jaren zeventig en tachtig, zagen om in wrok. Latere kerkverlaters lieten kerk en geloof van zich afglijden. Ze hebben er niets meer mee, al blijven er herinneringen en is er een nostalgisch gevoel – of is het meer? – zoals bij Slagter. Maar waar moeten we hen in bijbels licht plaatsen? Behoren ze tot de ‘schapen zonder herder’ of tot de ‘schare’, waarover de evangeliën steeds spreken? Maar die volgden Hem… Dat is een invalshoek.
Nederlands Dagblad (2)
Prof. Bram van de Beek benadert het echter van een andere kant: hij ziet kerkverlaters als slachtoffers. In twee columns in het Nederlands Dagblad schreef hij daarover. Ik neem iets over uit de column van 1 februari.
Zijn zij die heengingen niet het slachtoffer van dezelfde macht van het kwaad die anderen liet vermoorden om de Naam? Het maakt niet uit hoe het gebeurt, als mensen maar de kerk de rug toekeren – als Gods volk maar wordt uitgeroeid. En daarvoor zijn heel wat methoden. Geleidelijke kerkverlating is heel wat effectiever dan fysieke vervolging. ‘Het bloed van de martelaren is het zaad van de kerk’, heet het. De geloofsmoed van wie volhielden tot de dood maakt zoveel indruk dat anderen er juist door tot geloof komen. Stille kerkverlating is bepaald niet indrukwekkend. Die roept alleen een sfeer op dat het daar in de kerk niet de moeite waard is.
Maar wie de kerk liefheeft – wie Christus liefheeft – ziet hen met veel pijn in het hart gaan. Die pijn is zelfs moeilijker te verdragen dan het martelaarschap. ‘Jezus is gestorven. Dat vond ik heel erg. Maar dit vind ik veel erger’, zei een vader tegen zijn zoon die de kerkelijke kring waartoe ze behoorden, verliet. Zij die ons ontvallen, zijn inderdaad te vergelijken met het verlies van een kind. De martelaren zijn ter dood gebracht. Ze zijn dood. Maar stille kerkverlaters zijn meer als een kind dat vermist is. Het is er nog wel maar het is er niet meer. Je weet niet waar het is. Ergens in een onduidelijk gebied tussen gedoopt als kind van God en tegelijk zonder God. Wat is de status van die kerkverlaters? Je krijgt er ook geen helderheid over. Je kunt er meestal niet met hen over praten, en als dat wel kan is dat als over een telefoon uit een onbekende plaats, zonder dat je helderheid krijgt over waar ze zijn. Ze zijn gedoopt. Maar ze zijn er niet. (…) Je kunt nog praten over koetjes en kalfjes, maar als het gaat over het echte leven, zijn ze niet thuis. Misschien is dit nog erger dan een vermist kind. Ze zijn er nog wel, maar ze zijn er niet. Je praat met elkaar maar hebt elkaar niets te zeggen – en wat je zeggen wilt, maakt de muur alleen maar hoger.
Van de Beek sluit af:
Er is een Vader. Hij heeft ons verzekerd dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade aangaat en dat Hij ons als zijn kinderen en erfgenamen aanneemt. Zonder voorwaarden. Dat is de troost voor vaders en moeders die ooit hun kind lieten dopen – datzelfde kind dat nooit meer diezelfde kerk van binnen ziet.
Niet vaak is de crisis waarin de kerk zich bevindt, indringender beschreven. En wat Jan Slagter zegt, blijft ook haken. Hij had het over Psalm 116, over smekingen en klagen. Dus wanneer houden we een biddag voor kerkverlaters? Het wordt tijd…