blog
Als je veel van mensen vraagt, dan komen ze'
Kerk mag lat hoog leggen
Uit angst om mensen in de gemeente te verliezen, leeft nogal eens de gedachte dat de boodschap van het evangelie niet te moeilijk mag zijn. Het tekort aan stevig voedsel kan echter gemakkelijk tot een bron van verdeeldheid worden.
In een lezing over volharding binnen de christelijke gemeente sprak ds. W.M. Dekker uit Mastenbroek twee jaar geleden een zinnetje uit, dat is blijven hangen. Voor mij waren zijn woorden het soort tussenopmerking waarachter een wereld aan gedachten schuilgaat. Wat zei ds. Dekker, toen het ging over de mensen die in Mastenbroek een kring volgen? ‘Ik vraag veel van hen. Naar mijn diepste overtuiging willen ze dat eigenlijk zelf ook. Ik lees met mijn gemeenteleden teksten van Luther. Een heel jaar. Niet over Luther, maar van Luther zelf. Daar komen twintig mensen voor.’ En dan komt zijn conclusie, waarom het me hier gaat: ‘Juist als je de lat voor de gemeenteleden hoog legt, komen ze.’
Begrijpelijkheid
Het heeft iets tegenstrijdigs. Aan de ene kant klinkt in de gemeenten steeds sterker de roep om eenvoud, begrijpelijkheid, om een kindermoment in de dienst. We zien een lichte allergie voor de leerdienst, soms zelfs – en dan is deze trend inmiddels een heel bedenkelijke! – voor preken uit het Oude Testament. Dit denken is niet zomaar op één noemer te brengen. De gedachten komen overigens nogal eens voort uit oprechte zorg over jongeren die afhaken, over jonge gezinnen die het elders zoeken. Die oprechte intenties nemen niet weg dat we er eerlijk met elkaar over zullen spreken of deze gedachten de toets van het Woord van God kunnen doorstaan.
Aan de andere kant zijn gemeenteleden oppervlakkigheid moe, zijn ze de vrijblijvendheid voorbij als ze op zondag de wekker zetten om voor anderhalf uur naar het huis van God te komen. Gemotiveerde mensen willen rechtop kunnen zitten voor de uitleg en de toepassing naar hún leven, waarvoor de voorganger zich de voorbije week afgezonderd heeft, waarvoor gebeden en waarop hard gestudeerd is. De boodschap kan zo confronterend zijn dat je beseft dat het anders moet in je leven – en dat is niet leuk, aangenaam.
Kerkenraad
Het is de kerkenraad die hierin zijn verantwoordelijkheid dient te nemen. Zij die van God de taak ontvingen om de gemeente te bewaren bij het geheim van het evangelie, hebben na te denken over welke accenten in de verkondiging aan de orde moeten komen, waarom het draait in de ontmoeting tussen God en mens. De bediening van de verzoening, zo verwoordde een oudere generatie dit nog altijd actuele begrip.
Die verantwoordelijkheid begint voor de kerkenraad in de vacaturetijd. Welke dienaar van het Woord wordt voor de gemeente begeerd? Ik geef hier door wat me opvalt als ik kennis neem van profielschetsen, opgesteld met het oog op het beroepingswerk. Die profielschets mag ik inzien met het oog op een gevraagd advies wanneer kerkenraden uit de kring van de Gereformeerde Bond beginnen met het beroepingswerk.
Vertaalslag
Het valt me op dat predikanten gezocht worden die het evangelie in begrijpelijke taal moeten verkondigen en daarbij een vertaalslag moeten maken naar de actualiteit, die speciale aandacht aan de kinderen moeten geven, die oog en hart moeten hebben voor degenen die tot de gemeente toetreden. Soms wordt daaraan toegevoegd dat de beoogde pastor goed moet kunnen schakelen tussen de stromingen in de gemeente, tussen mensen die wat meer evangelisch of wat meer gereformeerd denken. Hier lezen we inderdaad belangrijke overwegingen ten aanzien van het predikantschap.
Het valt me daarbij vooral op wat níet genoemd wordt, wat blijkbaar minder nodig is: de predikant die Gods kinderen onderwijs geeft, die de gelovigen op zodanige wijze toerust dat ze geworteld en gegrond raken in de liefde van Christus. Ik heb geen enkel bezwaar tegen de hierboven genoemde aandachtspunten in veel profielschetsen, maar ik hoop dat de zorg voor hen die op de weg achter Christus gaan geen vergeten paragraaf wordt.
Nauwelijks meer meeleven
De afgelopen periode was er in veel kerkbodes te lezen over de jongeren die in het midden van de gemeente de naam van de Heere beleden hebben. Mij viel het op dat predikanten meer dan voorheen appèllerend en waarschuwend de vinger legden bij degenen die enkele jaren geleden die keus deden en nu nauwelijks meer met de gemeente meeleven. Dat vraagt eerlijk zelfonderzoek bij jongeren, in de gezinnen, bij hen die wekelijks Gods Woord verkondigen.
Wat ik hierboven noem, sluit aan bij de woorden van ds. P.J. Visser, enkele maanden geleden onder de kop ‘Bevindelijk preken’ in De Waarheidsvriend geuit. Hij noemde het geestelijke gehalte van een preek niet indrukwekkend. ‘Wel rijk aan beschouwing over hoe het is. Maar arm aan doorleving over hoe het gaat.’ Dat zijn woorden die de ander niet wegschrijven, maar willen meenemen naar het hart van de Schrift.
Hebreeënbrief
Het is juist de brief over de volharding in het geloof die ons onderwijs geeft over het voedsel dat we in de samenkomst van de gemeente voorgezet moeten krijgen. De schrijver van deze brief wordt niet blij van veel jonge christenen, die gelet op de tijd al lang leraars moeten zijn, maar toch zelf nog onderwijs in de grondbeginselen van de woorden van God nodig hebben. Dan volgt de bekende zin: ‘U bent geworden als mensen die melk nodig hebben en niet vast voedsel’ (Hebr.5:12).
Deze brief laat ons zien waarom verdiepend onderwijs op de weg achter Christus nodig is. Door het gebruik van vast voedsel leren volwassen gemeenteleden te onderscheiden tussen goed en kwaad. Zonder onderwijs ontspoort het leven van de heiliging dus. Zonder die verdieping leeft de gemeente niet onderscheiden van de wereld en zal haar getuigenis flauw zijn, zonder werfkracht. Waar de gemeente bewust haar missionaire roeping wil vervullen, kan de profielschets in de vacaturetijd niet zonder aandacht voor toerusting van degenen die God liefhebben. Opdat zij zullen vorderen op de weg van de genade.
Onvolwassenheid
Deze geestelijke onvolwassenheid heeft niet alleen gevolgen voor het getuigenis naar buiten, maar schaadt ook het samenleven binnen de gemeente. In 1 Korinthe 3 gebruikt Paulus eveneens het beeld van de melk en het vaste voedsel als hij zegt dat de gemeente het laatste niet verdragen kon. Het gevolg is hier afgunst, ruzie, tweedracht, verdeeldheid – zaken die de gemeente van Korinthe verlammen.
Deze gedachte is voor de kerk in 2013 van belang: stevig onderwijs kost tijd om de inhoud ervan je eigen te maken. Die tijd moeten we nemen, ook jongeren gunnen. Dat onderricht bouwt de gemeente niet alleen op het fundament Christus, spoort de gelovigen op de kruisweg niet alleen aan in het onderhouden van Zijn geboden, maar bindt ook samen, is een medicijn tegen verdeeldheid.
Catechese
De gedachte dat waar de kennis van de breedte en diepte van het Woord ontbreekt, de verdeeldheid toeneemt, mag in de gemeente meer aandacht krijgen. Veel moeizame vergaderingen kunnen voorkomen worden als we in dit opzicht de goede accenten leggen.
En de jongeren? Ik ontmoet zestien- en achttienjarigen die niet enthousiast zijn over de catechese, ‘omdat we alleen met elkaar praten en we er weinig leren’. Gelukkig als het tij keert en terdege onderwijs geen associaties met suf en saai met zich meebrengt.
In hoofdstuk 28 keert Jesaja zich tegen de profeet en de priester die in een roes door het leven gaan, die te kort schieten in hun geestelijk leiding geven. Vanwege hun dwalen en zwalken klinkt de vraag: ‘Wie kan Hij dan de kennis bijbrengen? Wie kan Hij dan het gehoorde doen begrijpen?’ Het maakt ons duidelijk dat onderwijs aan degenen die behoren bij de God van Israël een taak van leidinggevenden is, in de kerk, in het gezin.
Hoe wezenlijk dit is, blijkt uit de messcherpe analyse van de profeet Hosea: ‘Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is.’ En: ‘Omdat u de wet van God vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten.’ Een eerlijker klop op ons hart in de situatie van de kerk vandaag is nauwelijks mogelijk.
P.J. Vergunst