Voortdurend blijft er in christelijk Nederland discussie over allerlei aspecten van de kerkdienst. Die betrokkenheid bij de zondagse erediensten is zonder meer mooi – behalve als we pogen allerlei persoonlijke verlangens te realiseren. Dán raken we veel kwijt.
Vijf jaar geleden gaf het bestuur van de Gereformeerde Bond een brochure uit om de bezinning in de gemeente en de kerkenraden te dienen: Instrument van de Geest. Gedachten over hervormd-gereformeerde prediking. Minder dan met andere, vergelijkbare uitgaven heeft die bezinning plaatsgehad. Opvallend is dat. Op gemeenteavonden heb ik het jaar voor de coronapandemie vooral over de eredienst gesproken, maar de focus moest daarbij vooral liggen op wat we zingen.
Denken we (na de verschijning van de bundel Weerklank) meer na over het zingen dan over de verkondiging? Te hopen is dat niet, omdat de gedachte onder ons gemeengoed was dat prediking en lied een eenheid moeten zijn, dat we zingend antwoorden op wat ons uit naam van God verkondigd wordt. Ondertussen is het samen nadenken over het wezenlijke van de eredienst (ook in wat we zingen) goed voor de band met elkaar. In het gesprek met de ander ontdek ik dat de liturgie ons bij God bewaart. Hoe genadig is dat, juist als mijn hart in zes doordeweekse dagen openstaat voor allerhande prikkels en vele verleidingen.
Tien tot vijftien minuten
Op 9 augustus schreef prof. Bernhard Reitsma in het Nederlands Dagblad een column die de aandacht trok. De vinger legde hij bij het feit dat preken en kerkdiensten in Nederland in het algemeen steeds korter worden. Waarom? Omdat de kerk inzake presenteren rekening houden wil met psychologen en coaches die als mening uiten dat we vandaag maximaal tien tot vijftien minuten geconcentreerd luisteren kunnen. Heilzaam was het dat prof. Reitsma zijn lezer in de spiegel van de vervolgde kerk kijken liet: ‘Gelovigen die vervolgd worden, kunnen zich niet voorstellen dat je de Bijbel in een kerkdienst maar tien minuten opendoet.’
Hoe kenmerkend is ondertussen deze discussie voor de kerk in ons land? Hoe geraakt moeten we zijn door reacties als dat je de handen soms vol kunt hebben aan het in praktijk brengen van een korte preek, dat het in principe niet om de lengte van de preek gaat maar om de verrassing, om het meeslepende verhaal? Het zijn reacties die voorbijgaan aan het eigene van de kerkdienst.
Bij God wonen
In elk geval gaat het hier om een discussie die in de realiteit van ons leven staat. De cultuur vraagt veelal om kort en flitsend, om het snel je punt kunnen maken. En als kinderen in het leven vooral de dingen willen die ze leuk vinden, geeft dat kortsluiting in de kerkdienst, onbehagen bij hun ouders. Voor die ouders zelf zal het ervaren probleem niet minder zijn: geconcentreerd naar een preek luisteren is zo anders dan het nieuws tot je nemen via je iPhone. Je zult als predikant met bovenstaande overwegingen elke week maar moeten toeleven naar de zondag. Zomaar kan dit je verlammen.
Beter dan bij de lengte lijkt mij het insteken bij ons verlangen, bij ons hart. Een kind van God verlangt naar het huis van God, het is een treffende rode draad in de psalmen. ‘Eén ding heb ik van de HEERE verlangd, dát zal ik zoeken: dat ik wonen mag in het huis van de HEERE, al de dagen van mijn leven.’ (Ps.27) ‘Wanneer zal ik binnengaan en voor Gods aangezicht verschijnen?’ (Ps. 42). ‘Welzalig die U verkiest en doet naderen, die mag wonen in Uw voorhoven.’ (Ps.65) ‘Mijn ziel bezwijkt zelfs van verlangen naar de voorhoven van de HEERE.’ (Ps.84) Onderweg op deze aarde is wonen bij God een ultiem geluk. Het is daar dat pelgrims Hem voortdurend loven.
Gods verlangen
Dieper dan het verlangen náár God gaat het verlangen ván God. Dat verlangen bestond erin om mensen te scheppen die Zijn beeld dragen, die Zijn gelijkenis vertonen. Na Genesis 3 blijft Hij de mens zoeken, wil Hij de mens herstellen in de gemeenschap met Hem. Waar de maaltijd een oefening in de gemeenschap is, zegt Christus tegen de discipelen: ‘Ik heb er vurig naar verlangd dit Pascha met u te eten, voordat Ik ga lijden.’ (Luk.22:15) Diep gaat dat.
Nu, als de gemeente op zondag samenkomt, oefent ze zich in de omgang met Hem. De bruid en haar Bruidegom zijn samen. Liefdestaal is dat: uitingen van afhankelijkheid en trouw van haar zijde, tekenen van Zijn liefde van Zijn kant. Zichzelf aan Hem toevertrouwen door haar, meer van Zichzelf laten zien door Hem. Die wisselwerking is het weefsel van de eredienst.
‘Ik word niet moe…’
Bij deze liefde past geen tijdklok, althans niet in minimalistische zin. Uiteraard is er orde en structuur, dat is de discussie niet. Maar als de kerk leeft van de liefde van God, kan ze tegen Hem niet zeggen: ‘Kunt U ons in tien of vijftien minuten zeggen wat U op Uw hart hebt?’ Beledigend is dat, hoogmoedig, niet passend bij de nederige en ontvangende gestalte van de kerk. Zeker als daarbij de vraag gesteld wordt of die openbaring in vijftien minuten prikkelend en pakkend verwoord kan worden, op de praktijk van mijn leven gefocust.
Oneigenlijke focus op de lengte van de preek gaat ook conflicteren met de inhoud van de dienst. Neem Psalm 119, waarin we zingen:
Mijn hele leven leef ik naar U toe,
het zijn Uw wetten die mijn hart bekoren.
Gij kent mijn weg, o Heer, ik word niet moe
om van Uw trouw te spreken en te horen.
Het is als in het huwelijk: als mijn vrouw mij ook na dertig jaar samenzijn beter wil leren kennen, wordt onze verbondenheid negatief gevoed als ik mijn gedachten altijd maar bondig moet vertellen én gericht op de praktijk van haar leven. Aandacht voor de ander is een pijler onder een relatie.
Inwijding
Onze kerkdienst mag ingebed zijn in het geheel van het leven van de gemeente. In de catechese en op andere plaatsen leert een jongere de betekenis van de kerkdienst, de inwijding in die heilige ontmoeting tussen God en al degenen die bij Hem horen. Die opwaartse beweging naar de geestelijke toonhoogte van de kerkdienst is zoveel heilzamer – voor de enkeling, voor de gemeente als geheel – dan de blijvende neerwaartse beweging die prediker en kerkenraad vandaag hier en daar moeten maken naar het niveau van het kind. Zonder verlies aan inhoud en diepte kan dit immers niet.
***
Ondertussen zijn beide kanten van de medaille nog niet belicht. De andere zijde is namelijk dat het Evangelie landt in een concrete cultuur en realiteit. De vormgeving van de kerkdienst is niet in beton gegoten. In het nadenken over de kerkdienst luisteren we naar de gegevens uit de Schrift, honoreren we de keuzen die in de traditie van de Reformatie gemaakt zijn én verdisconteren we de context waarin de kerk zich bevindt.
Van dat laatste moeten we ons ook bewust zijn – en dan komen we bij de praktische keuzen die een kerkenraad kan maken, soms tijdelijke keuzen in deze voor de kerk moeilijke maanden. De gemeente staat niet buiten het maatschappelijke debat, de gemeente bestaat uit mensen die gedurende de week de invloeden van de cultuur ondergaan. Dan weet elke voorganger dat retorische gaven er vandaag toe doen en mag hij zich naar vermogen (en dan is het ook goed) voorbereiden. Juist in dat spanningsveld zal de gemeente het wezenlijke van de kerkdienst echter niet prijsgeven.
Evangelieprediking
Alle zegeningen die een christen ontvangt, zijn gebaseerd op het offer van Christus, op het bloed van het Lam. Waar op zondag de bediening van de verzoening plaatsheeft, drupt tegelijk met de stem van de prediker het heilige bloed van Christus op de gemeente, zegt Calvijn in zijn commentaar op Hebreeën 9:20. ‘De prediking van het Evangelie is hét middel waarvan God Zich bedient om Zijn volk te reinigen van hun zonden. Hier wordt Christus’ bloed als een zegel in ons hart gedrukt.’ ‘Bij een onzuivere prediking gebeurt er niets’ – dat schreef hij overigens ook.
Is het vooral om deze noties dat een door kerkenraden (!) gedaan verzoek om een korte preek mij raakt? Ja! Want onze schat is waar ons hart is.
Alert en hoopvol
Kennis van onze cultuur is voor de kerk nodig. Kennis van ons eigen hart is voor een christen nodig. Buiten de ontwikkelingen in een bepaalde tijd staan we niet. Daarin mogen we als eerste alert zijn, om met elkaar te bewaren wat we ontvangen hebben. Daarin mogen we als tweede vol hoop zijn, omdat de kerkdienst in het moderne leven betekenis houdt. Daarin mogen we ten slotte vol verwachting zijn, omdat ook vandaag de bemoediging uit 2 Timotheüs waar is: ‘Maar het Woord van God is niet gebonden.’
Neem een jaarabonnement (€ 49,00). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!