In de serie mensen rondom David: Simeï
David kende in zijn leven naast vrienden ook verklaarde vijanden. Van hen is Simeï een duidelijk voorbeeld. Wie is deze Simeï en hoe gaat David met hem om, vraagt ds. M. Goudriaan.
Simeï is een man uit de stam van Benjamin, iemand uit de omgeving van Saul.
Het lijkt erop dat hij het nooit heeft kunnen verkroppen, dat David de plaats van Saul heeft ingenomen als koning over Israël. Als David dan ook moet vluchten voor zijn zoon Absalom, ziet Simeï zijn kans schoon. Vloekend en tierend volgt hij – weliswaar op veilige afstand – de koning. Alsof dat nog niet genoeg is, bekogelt hij David en zijn mannen met stenen.
Hard treffen
Het vuur van de haat laait wel hoog op bij Simeï. In een poging David zo pijnlijk mogelijk te raken, bijt hij hem toe: ‘Zie je wel, dat je onschuldig bloed hebt vergoten en dat God nu afrekening met je gaat houden?’
Harder kan hij David niet treffen. Zeg eens tegen iemand bij wie het echt om God gaat, dat de Heere tegen hem is. Dat is taal van de duivel.
Gods hand
De handelwijze van Simeï is grof. Dat vindt Abisaï, een legeroverste van David ook: ‘Koning, zal ik naar hem toegaan en hem doden?’ Naar de letter van de wet is daar reden toe. Maar David weigert resoluut: ‘Is dit niet van de Heere, dat deze man mij vloekt? Laat hem vloeken en tekeer gaan.’
Davids blik reikt hoger en verder dan deze tierende man die hem wil treffen. Hij ziet Gods hand. Het is de Heere die hem slaat en dat is verdiend, weet David.
De Heere zet niet aan tot de zonde. Zo wordt het niet bedoeld. Maar Hij kan wel gebruik maken van de boosheid van Simeï om David tot ootmoed te brengen.
Op de weg van de Heere kan het zijn dat je op zekere dag een Simeï tegenkomt en dat je diep in je hart weet dat je met God te maken hebt. Dan buig je je hoofd en geef je de dingen over aan Hem. Dat heeft alles te maken met geoefend worden in ootmoed en nederigheid.
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van 3 juni 2016. (We hebben momenteel een mooi aanbod voor nieuwe abonnees.)