Hoe vindt de dominee een tekst voor zijn preek?
De Bijbel staat vol met teksten, maar hoe komt een predikant aan die ene tekst waar hij komende zondag over zal preken? Bij de voorbereiding van een preek is dit het eerste probleem waarop een dominee stuit, legt ds. H. Russcher uit.
Een gevleugeld woord van ds. A. van Brummelen is: de tekst moet je naar de preekstoel drijven, niet de preekstoel naar de tekst. Vanuit een intensieve omgang met de Schrift stuit een voorganger allicht op teksten die hem uitdagen om erover te preken.
Vervolgstof
Er zijn verschillende manieren om aan een tekst voor de prediking te komen. Je kunt het met de natte vinger doen of een leesrooster volgen, je kunt de actualiteit volgen of het van je gemeenteleden laten afhangen. Mijn voorkeur heeft de lectio continua, de doorgaande lezing van een bijbelboek. Al was het alleen maar omdat het je van de verplichting ontslaat om elke week weer een tekst te zoeken. Vervolgstof preken voorkomt dat je voortdurend dezelfde stokpaardjes berijdt.
Nog belangrijker: het getuigt van eerbied voor de Schrift. Ieder bijbelboek heeft het volste recht om zich uit te spreken van a tot z. Het selecteren van een paar, vaak bekende, teksten uit een bijbelboek om daarover te preken heeft iets van het fileren van een vis. Je houdt misschien de smakelijkste stukken over, maar het beestje is intussen wel dood.
Verrassen
Een tijd geleden hield ik in mijn gemeente in de ene kerk een serie preken over het eerste boek Samuel, in de andere kerk preekte ik over de brief aan de Kolossenzen. Als voorbeeld gebruik ik een preek over 1 Samuël 8. Toen dat hoofdstuk aan de beurt was, dacht ik vooral aan vers 5. Daar komen de oudsten van Israël bij Samuel met het verzoek: stel nu een koning over ons aan.
Ik lees het hoofdstuk rustig door in dezelfde vertaling als waarin de gemeente zondag de tekst te horen krijgt. Bij die eerste lezing is het belangrijk een ‘open mind’ te hebben. Een dominee moet zich door de bijbeltekst laten verrassen. Alleen dan kan hij ook de gemeente verrassen. Ik ben gewend het hoofdstuk halfluid door te lezen, waarbij ik voor mezelf een paar aantekeningen maak. Welke gedachten en associaties roept de tekst op? Wat valt me op? Wat spreekt me aan? Waar stoort de tekst me?
Wanneer ik met jongeren een preek voorbereid, vraag ik hun soms om in de kantlijn van de bijbeltekst een vraagteken te zetten bij iets wat ze niet begrijpen, een uitroepteken bij iets wat ze belangrijk vinden, een plusje bij iets wat hen aanspreekt en een minnetje bij iets waar ze moeite mee hebben. Je kunt bij die eerste lezing dus heel goed gemeenteleden inschakelen. In Nijkerk deden we dat een tijd geleden bij de leerdiensten. Via de mail konden jongeren laten weten wat bijvoorbeeld een bepaald artikel uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis bij hen oproept.
Eerste lezing
Bij de eerste lezing van 1 Samuel 8 (op maandagmorgen) viel me op dat Samuel (toch de ‘held’ van het eerste boek Samuel) er deze keer niet al te best vanaf komt. Je krijgt de indruk dat hij, als hij oud is geworden, min of meer eigenmachtig zijn beide zonen tot richters aanstelt. Die twee geven er vervolgens al gauw blijk van dat ze incapabel zijn voor het richtersambt en ook voelt Samuel zich blijkbaar door de vraag van de oudsten naar een koning persoonlijk beledigd. Niet bepaald Samuels finest hour.
Wat verder een vraag opriep, was dat het schijnbaar zo redelijke verzoek van de oudsten op één lijn met afgoderij wordt gesteld. Ook heb ik een streep gezet bij vers 5 en bij vers 20, de neiging tot conformisme, het willen zijn als de anderen. Een ander opvallend punt is dat in de beschrijving van het koningsrecht in vers 11-17 vier keer het werkwoord ‘nemen’ wordt gebruikt. Dat is blijkbaar kenmerkend voor de aardse koning. Hij parasiteert op zijn volk.
Ten slotte viel mij de spanning op tussen enerzijds de diskwalificatie van het verzoek van de oudsten en anderzijds de inwilliging van het verzoek.
Ik lees het hoofdstuk ook eens door in andere vertalingen, de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) en de Naardense Bijbel. Daarna lees ik het bijbelgedeelte in de grondtekst. Daarbij gebruik ik de software van Bibleworks en het woordenboek Koehler-Baumgartner.
Kernwoorden
Ik heb besloten me verder te concentreren op de verzen 4 tot en met 9 en ik heb een paar kernwoorden nader bekeken. Daarbij richtte ik me met name op het woord misjpat, een woord met een breed betekenisspectrum. Een keuze die ik hier moest maken, was of het gaat om een geformuleerd (zelfs door God gesanctioneerd) koningsrecht of alleen om de wijze van optreden van een koning, zoals de Statenvertaling (SV) doet.
Ik koos voor dat laatste, mede op grond van de opmerking in de kanttekeningen dat wanneer het hier zou gaan om het recht van de koning, Achab in feite niets te verwijten valt, wanneer hij Naboth zijn wijngaard afhandig maakt.
Homiletische exegese
De volgende stap is het raadplegen van een aantal commentaren. Ik grijp altijd als eerste naar de kanttekeningen van de Statenvertaling. Verder kijk ik naar een paar eigentijdse commentaren, het liefst één commentaar dat op de grondtekst ingaat (in dit geval: Commentaar op het Oude Testament (COT) van dr. C.J. Goslinga) en een tweede commentaar met wat meer theologische of homiletische (preekkundige) aandachtspunten (dr. K.A.D. Smelik, Verklaring van de Hebreeuwse bijbel, uit de kring van de Amsterdamse School).
Bij de preekvoorbereiding geldt in het algemeen dat je niet alles hoeft te onderzoeken. Het gaat om een homiletische exegese. Deze is niet gericht op een dissertatie of een wetenschappelijk artikel, maar op een preek. Een predikant moet zichzelf daarom beperkingen opleggen. Sommige commentaren bieden een uitgebreide literaire analyse van dit hoofdstuk. Daarbij gaat het onder andere over de vraag welke oudere tradities met het oog op het koningschap aan 1 Samuel 8 ten grondslag liggen. Nog los van de betrouwbaarheid van dergelijke analyses, ze leveren voor de preek niet veel op.
Hoofdgedachte
Tijdens de preekvoorbereiding schrijf ik zelf altijd veel op kleine papiertjes (A5-formaat), meestal zo’n tien stuks. Ik lees de aantekeningen nog eens door en probeer vervolgens een scopus te formuleren, de kerngedachte van de tekst. Daarbij streef ik ernaar in een enkele zin weer te geven wat ik de gemeente wil doorgeven. Dit is het moment waarop een predikant keuzes moet maken. Hopelijk heeft hij allerlei interessante dingen ontdekt en hebben zich bij hemzelf mogelijk allerlei boeiende gedachten ontwikkeld, maar hij kan de gemeente niet alles voorschotelen. Dan ontstaat er een preek als de spreekwoordelijke worst die voor de hoorders niet te behappen is.
De bedoeling bij het maken van een preek is om je op een kerngedachte te concentreren. Wat is de hoofdgedachte van dit bijbelgedeelte? In mijn geval is dat: ‘Onze bestaanszekerheid vinden we alleen als we leven in afhankelijkheid van God als onze koning, terwijl we door te vertrouwen op eigen middelen en mogelijkheden onze vrijheid juist inleveren.’
Breder kader
Het is goed om deze gedachte in het bredere kader van de Schrift te plaatsen en een aantal bijbels-theologische lijnen te verkennen. Hierbij kwam Lukas 12:22-31 naar voren, waar Jezus Zijn discipelen waarschuwt om niet als de volken van de wereld bezorgd te zijn, maar te vertrouwen op de Vaderzorg van God. De Koning is ook een Vader (nieuwtestamentische schriftlezing). Verder is er de christologische lijn. De koning die Israël verlangt, is geen lust maar een last. God geeft Zijn volk in de weg van het aardse koningschap een Koning zoals Hij die bedoeld heeft. Het is geen last, maar een lust deze Koning te dienen. Hierbij denken we aan Psalm 72. Het woord misjpat komt ook veel voor in Psalm 119: de rechten, de geboden van de HEERE. Jezus zegt: Mijn juk is zacht, Mijn last is licht.
Vervolgens is de vraag: wat wil ik hiermee bij mijn hoorders bereiken? Nu gaat het niet om: wat moeten ze weten, maar wat moeten ze doen? Ik wil dat ‘mijn hoorders het aandurven zich meer aan de (Vader)zorg van God toe te vertrouwen’.
Raamwerk
Daarna schrijf ik – het is dan woensdagmorgen – op een kladje papier (A6-formaat) een raamwerk van de preek. Uitgaande van de scopus zet ik in vier of vijf punten de hoofdlijn van de preek neer.
1. Inzet: gesprek met een bejaarde vrouw over haar oorlogservaring, met daaraan gekoppeld de vraag: hoe gaan we met onze angsten en onzekerheden om?
2. Schets van de historische situatie in 1 Samuël 8. Het verzoek van de oudsten en hoe God de diepste beweegreden achter dat verzoek blootlegt. Het is ten diepste een verwerping van Hem als Koning van Israël.
3. De lijn naar vandaag. Hoe wij vandaag onze garanties inbouwen en hoe de ervaring van afhankelijkheid van God daaronder lijdt.
4. Hoe God in de weg van het aardse koningschap de weg baant naar de Koning zoals Hij die bedoeld heeft. Jezus: een Koning Die niet neemt, maar geeft. Zijn misjpatim
zijn niet knechtend, maar bevrijdend. Zijn juk is zacht, Zijn last is licht.
5. Oproep aan de gemeente om deze Koning te dienen en uitdagen om te laten zien welk verschil het maakt wanneer je in vertrouwen op God in het leven staat.
H. Russcher