column
Het goed doen
Dus je deed het goed?' Ik sta in dubio. Wat zal ik antwoorden? Om van jezelf te zeggen dat je het goed doet, is nogal wat. Maar slecht ging het zeker niet. Met een grap red ik me er uit.
Ik neem deel aan een zomercursus ter voorbereiding op mijn baan in het onderwijs. Ik mag reflecteren op een dagopening die ik heb gehouden. De cursusleider probeert er uit te persen dat ik het goed deed. Dat is ook nodig. Zien wat je goed doet, is net zo belangrijk als zien wat je niet goed doet. Zelfvertrouwen kan geen kwaad als je een paar klassen van meer dan dertig pubers mag regeren.
Diezelfde pubers ontberen dat zelfvertrouwen vaak. Achter de maskers van goedgebektheid of onverschilligheid gaat onzekerheid schuil. Over wie ze zijn en wat ze kunnen. Zekerheid aanbieden is een van de belangrijkste taken van een docent. Een leerling mag eerlijk weten wat hij goed doet.
In meer of mindere mate speelt de uitdrukking ‘onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’ altijd een rol in deze discussie. Soms wordt deze volledig terzijde geschoven. Het geldt niet voor het gewone leven, maar alleen voor de zaligheid. Anderen laten deze zin ook een zware schaduw werpen over het handelen van mensen in het algemeen. Het is allemaal niks en het zal ook nooit wat worden.
Wat leerlingen met een gedoopt voorhoofd weleens uitspoken, doet je soms naar het laatste neigen. Meteen als je het denkt, krijg je de spiegel voorgehouden. En jij dan? Het teken van Gods verbond aan de voorhoofden van leerlingen geeft je wel de moed met ze verder te gaan. De Heere wil wat met hen. Via die weg is er van leerlingen goeds te verwachten.
Met datzelfde vertrouwen mag je de dag met hen openen. Ze even in aanraking brengen met Gods Woord. Of je dat goed doet, is belangrijk. Je mag je er niet met een Jantje van Leiden van afmaken. Maar of jij het goed doet, is ook niet belangrijk. De HEERE zal het goed maken. In dat vertrouwen mogen docenten en leerlingen leven.
Arjan Baarssen