blog
Leerboekje biedt ons tot de jongste dag onderwijs
Het catechismusgeloof
Je moet de catechismus lezen en overdenken om de rijke inhoud ervan tot je door te laten dringen. Doe je dat zomaar? Een herdenkingsjaar is een uitgestoken hand van de geschiedenis die ons nodigt de catechismus te openen. Om zo te ontdekken waarop het aankomt in het leven met God.
Het verplichte overhoren van de wekelijkse catechismuszondag op maandagmorgen – of spreken we dan erg vanuit wat op de christelijke school verleden tijd is? – kan zomaar maken dat de inhoud van dit belijdenisgeschrift door ons geassocieerd wordt met huiswerk uit je jeugd, met lange zinnen vol moeilijke stof, die soms zonder uitleg gerepeteerd werd. Onder het mom van rechtzinnigheid kan de vorm een blokkade voor de inhoud worden.
Dat mogen we zonde noemen, een gemist doel. Want het leerboekje uit Heidelberg is juist voor de jeugd bedoeld opdat ze het geloof gaat verinnerlijken. Onze waardering van de catechismus moeten we niet laten afhangen van het feit of onze predikant iets meer of minder de gave heeft om in de leerdienst de inhoud te ontsluiten en toe te passen op het leven van Gods kinderen, van hen die de Heere nog niet kennen, om richtlijnen te geven voor ons dagelijkse bestaan – hoe belangrijk dit onderwijs voor de gemeente ook is. Het is goed wat we uit Heidelberg ontvingen van tijd tot tijd zelf te lezen, te overdenken.
Geloofsonderricht
Betrokkenheid bij de bundel Catechismus.nu, die over twee maanden vanuit de kring van de Gereformeerde Bond verschijnt, heeft mij opnieuw geleerd wat ‘reformatorisch goud’ is. Bij wie dat ontdekt, gaat het kriebelen als mensen aangeven dat de catechismus saai is, of taai, een oud geschrift van vroeger, zonder betekenis voor vandaag. We moeten in de gemeenten af van de gedachte dat de geloofsleer droog en slechts voer voor theologen is.
In zijn boekje Doordenken over God schrijft dr. Benno van den Toren dat zonder geloofsonderricht ons bijbellezen stuurloos is en de vernieuwing van ons leven oppervlakkig blijft. Nadenken over de bijbelse leer is heilzaam, al beleven postmoderne christenen dat anders. En prof. H. Berkhof heeft erop gewezen dat de geloofsleer gemakkelijk ontspoort als onze interesse alleen pragmatisch is. God wil gekend worden om Wie Hij is. Daarin neemt de catechismus ons bij de hand. Haar inhoud heeft vier en een halve eeuw overleefd.
Zending
Een verrassende gedachte hoorde ik vorige week in een preek van ds. L. Wüllschleger. De IZB-directeur verwoordde dat het verhaal over redding door de kruisdood én opstanding van de Zoon van God buiten de kerk nauwelijks uit te leggen is. Als actueel denken in de missiologie noemde hij dat de kerk van het Westen zich moet concentreren op wat haar in de kerk der eeuwen geschonken is. De schatten uit de Reformatie vertolken de geheimenissen van het geloof, die niet pas relevant worden als anderen hun goedkeuring daaraan geven. Zo brengt de zendingswetenschap ons bij zondag 6, het belijden over de Middelaar, die tegelijk waarachtig God en waarachtig en rechtvaardig Mens is.
Troost
Het kenmerkende van de Heidelberger ten opzichte van andere catechismussen is haar inzet bij de troost – zelfs de enige troost – voor ons leven, voor ons sterven. Het moet de zestiende-eeuwse christen boven zijn verdriet en zorg uitgetrokken hebben dat Jezus Christus een getrouwe Zaligmaker is, die voor mijn zonden betaalde, die over mijn leven waakt, die door Zijn Geest mij leert voor Hem te leven.
In zijn roman Ararat uit 2007 gaat de veelgelezen auteur Frank Westerman op zoek naar het geloof van zijn jeugd, naar God die toen zo’n belangrijke rol speelde. Hij kreeg een afkeer van de onderwerping die met het geloof gepaard leek te moeten gaan. Westerman schrijft: ‘Ik was geen ongelovige die in zijn veertigste levensjaar een heilige berg beklom om na te gaan of er niet toch iets waars of waardevols in het geloof van zijn jeugd stak.’ Nee, ‘het bedwingen van de Ararat was een proef die ik was aangegaan om erachter te komen of ik me van die erfenis kon losmaken. En of ik dat wel wilde. Ik was geneigd te geloven in kennis en wetenschap – die zaken bestonden echt.’
Hier botst de Heidelberger met het geloven van zovelen in onze tijd. Geen buigen voor Hem, die zoveel groter is dan wij, die ons liefhad als niemand anders, die verlost en leidt, maar geloven in kennis en wetenschap.
Zondaar of heilige?
De catechismus reikt niet alleen een antwoord aan degenen die buiten de kerk leven aan, maar ook aan gemeenteleden, inclusief mensen die wekelijks voor de kerkdienst in de consistorie vertoeven. Een van onze predikanten overkwam het onlangs na de dienst dat een ambtsdrager opmerkte: ‘Dominee, u doet in de preek alsof wij nog zondaars zijn, maar weet u niet dat we door Christus zijn geheiligd?’ Hier raken we de kern van het geloof, namelijk hoe we God zien, hoe we onszelf zien. Terecht is dit wel het catechismusgeloof genoemd.
Gaat de Heidelberger de jongeren van de gemeente niet voor in het leren Wie God is? Hij, die ons geschapen heeft, wil dankzij Christus mijn God en mijn Vader zijn. Hij draagt mijn leven als een almachtig God en als een getrouw Vader. Het geloof – dat vaste vertrouwen dat de Heilige Geest in mijn hart werkt – mag Hem zo aanspreken.
Middelaar
Elk kind van God komt in zijn leven niet boven dit wonder van verkiezing en genade uit. In navolging van Jezus en van de apostelen heeft de mens immers geen andere naam dan zondaar, goed geschapen maar vanwege ‘moedwillige ongehoorzaamheid’ buiten de gemeenschap met God gekomen. Als de Geest van God ons daarvoor de ogen opent, zingen we met Psalm 49 dat we ‘die prijs der ziele, dat rantsoen, aan God in tijd noch eeuwigheid voldoen’ kunnen.
In die nood neemt de catechismus ons mee in het zoeken van de Middelaar. De belijdenis wordt tot een loflied, als ze in antwoord 18 uitkomt bij Hem, ‘onze Heere Jezus Christus, Die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligheid en tot een volkomen verlossing geschonken is’.
Heiliging
Alles in Christus, dat leren we van de catechismus. En daarom kan dit leerboekje ons onderwijzen tot de jongste dag. Haar antwoorden komen niet alleen uit de Schrift op, de verwijzingen erna leiden ons steeds weer naar het Woord van God. Waar het anno 2013 in de hervormde gemeenten om gaat, is of het ‘catechismusgeloof’ ons deel is. In een kantelende cultuur, waarin christenen geroepen zijn na te denken wat hun wezenlijke identiteit is, waarin hoofd- en bijzaken onderscheiden dienen te worden, leven we bij wat de kerk al eeuwen belijdt over de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, over wat in Heidelberg gezegd is over de mens.
Dat raakt een actueel thema als de verhouding rechtvaardiging-heiliging. Vorige week sloot dr. W. Verboom zijn weergave van een eeuw De Waarheidsvriend af met een vraag en antwoord: ‘Over welk leerstellig onderwerp zou in die honderd jaar het meest geschreven zijn? Ik denk over rechtvaardiging en heiliging.’ Blijkbaar wil de mens in elke tijd eigen activiteiten ontplooien, zijn christen-zijn onderstrepen met een leven voor God. Nee, zegt de catechismus, God schiep de mens naar Zijn beeld, in gerechtigheid en heiligheid, om Hem lief te hebben. En Hij herschept de mens tot datzelfde doel. Daarom gaat de catechismus ons erin voor ons voor ‘het aangezicht van Zijn majesteit’ te verootmoedigen én leert hij ons dat de vaste grond van onze ervaring in de beloften van God ligt, die in Christus geheel vast en zeker zijn.
Genoeg in leven en sterven
Geen sorrycultuur, als we zien hoe God met de zonden en daarin met Zijn Zoon omgaat. Geen grenzeloze zelfontplooiing, als we weten van Christus het eigendom te zijn. Geen leven zonder hoop, als we Christus uit de hemel verwachten. Leven bij wat de catechismus belijdt, dan heb je in leven en sterven genoeg. Dat weet ik uit het Heilig Evangelie.
P.J. Vergunst