column
Groot gezin baart opzien
Waar we ook komen, onze acht kinderen zijn het onderwerp van gesprek. Dat is niet verwonderlijk in een land waar tot voor kort de een-kind-politiek van kracht was en waar je alleen bij hoge uitzondering een tweede kind mocht.
Of waar je na je trouwen goedkeuring moest aanvragen om zwanger te mogen worden, waar voorbehoedsmiddelen gratis verstrekt worden in de dorpen, waar naar schatting meer dan negentig procent van de vrouwen wel eens een abortus heeft ondergaan en waar door de geweldige propagandamachine mensen zijn gaan geloven dat het hebben van één kind het allerbeste is voor iedereen.
Voordat wij naar het veld gingen (met destijds drie kinderen) werd ons van verschillende kanten gezegd dat het beter was voor het werk op het veld om het daarbij te laten en om daarvoor ‘passende maatregelen’ te nemen. Het belangrijke werk van de zending zou niet samen kunnen gaan met een groot gezin, want kinderen zouden de ‘echte bediening’ in de weg staan.
In de loop van de jaren is ons gezin gegroeid. God is met ons Zijn weg gegaan. Een weg waarop we God op een nieuwe manier leerden vertrouwen en er steeds meer van overtuigd raakten dat kinderen een zegen van Hem zijn. We hebben ontdekt dat kinderen deuren kunnen openen die gesloten zouden blijven zonder hen. Als we in een dorp komen, worden mensen als het ware als een magneet naar de kinderen toe getrokken en ontstaat er eigenlijk altijd een praatje, dat begint met de vraag: ‘Waarom heb je zoveel kinderen?’
De verkoopster op de markt kan inmiddels haarfijn uitleggen waarom. Ook de buurvouw kan vertellen dat de God van haar buren van kinderen houdt.
Het enige nadeel van een groot gezin is dat we regelmatig de oorzaak zijn van ‘bijna ongelukken’. Als we met onze kinderen over straat lopen en mensen ons willen tellen, vergeten ze soms dat deelnemen aan het verkeer.
Marieke den Butter