Globaal bekeken
‘Van ouderling-kerkrentmeester in een stadsgemeente tot kerkrentmeester in een Gronings dorp’ luidt het opschrift boven een interview met Dirk Toes in Kerkbeheer:
Je was kerkrentmeester van de Maranathakerk in Rotterdam-Zuid. Kun je iets vertellen over je ervaring aldaar?
‘Jazeker, dat was mijn eerste ervaring als kerkrentmeester. Ik heb daar twee termijnen mogen dienen en heb er veel geleerd. De gemeente maakte deel uit van de Protestantse Gemeente te Rotterdam-Zuid. (…) De Maranathakerk is een bijzonder gebouw met veel symboliek. Veel van die symboliek was in de loop der tijd verloren gegaan en is in die tijd voor een deel weer in ere hersteld. Verder had de kerk een hoge toren waarvan door telecombedrijven door plaatsing van zenders dankbaar gebruik werd gemaakt. (…) Twee jaar nadat ik ben afgetreden ben ik nog pastoraal ouderling geweest. In tegenstelling tot andere stadsgemeenten was de Maranathakerk een groeigemeente. Er waren veel jongeren. De predikant had duidelijk ook connectie met de jeugd.’
Inmiddels ben je kerkrentmeester in het Groningse Sebaldeburen. Hoe kwam je daar terecht?
‘(…) Mijn vrouw en ik hadden het verlangen in ons hart en de roep van God ervaren om ons aan te sluiten bij een kleine kwetsbare gemeente in het noorden van het land. De geschiedenis van de roeping van Abram heeft daarbij een rol gespeeld. (…) Destijds voelden we de roep naar de stad en nu na 18 jaar was het de tijd om naar een dorp te vertrekken. We zijn naar Leek verhuisd, en hebben ons uiteindelijk aangesloten bij de kleine Hervormde Gemeente te Sebaldeburen. Kort na onze verhuizing brak de lockdown als gevolg van corona aan. We vonden dat best moeilijk. Juist in die tijd benaderde de kerkenraad mij met het verzoek om kerkrentmeester te willen worden. Hier zagen we duidelijk Gods leiding in. Tot die tijd bestond het college van kerkrentmeesters uit één persoon die ouderlingkerkrentmeester was.’
Wat is er verschillend ten opzichte van Rotterdam- Zuid?
‘Deze gemeente is een pioniersplek vanuit de IZB. Dat is uniek omdat het een reeds bestaande dorpsgemeenschap betreft. Verder hebben we een historisch kerkgebouw dat Rijksmonument is evenals de pastorie. (…) Ook in deze regio neemt het kerkbezoek af. Toch heeft iedere dorpeling iets met het kerkgebouw en willen de meeste dorpelingen bij het kerkgebouw worden begraven.’
Tomáš Halík, een inmiddels wereldbekend Tsjechisch priester en hoogleraar, vertelt in zijn biografie In het geheim geloven (KokBoekencentrum Uitgevers) over zijn geboorte:
Toen Marie en Miroslav Halík hun eerstgeborene uit de Praagse kraamkliniek mee naar huis namen, leek het voor hen alsof ze droomden. Mijn moeder was namelijk al bijna vijfenveertig en mijn vader bijna vijftig. Ze hadden zich al met hun kinderloosheid verzoend. Die dag, begin juni 1948, bleef nog even als een droom. Nauwelijks een uur later, precies op het moment waarop zij met de kinderwagen
Maar toen eindigde het sprookje en maakte plaats voor de harde werkelijkheid. De klokken luidden de dood in van de vrijheid en de democratie in Tsjecho-Slowakije. Ze verkondigden dat de leider van de Communistische Partij, Klement Gottwald, in de Praagse Burcht zojuist was geïnstalleerd als opvolger van de presidenten Tomás Nasaryk en Edvard Benes. Het betekende de voltooiing van de greep naar de macht van februari dat jaar.
De nieuwe president had aartsbisschop Iosef Beran opgedragen die dag het Te Deum aan te heffen. Het volgende jaar liet hij deze aartsbisschop, die eerder in het nationaalsocialistische concentratiekamp Dachau had gezeten, voor tal van jaren onder huisarrest plaatsen. Op Gottwalds bevel werden het jaar daarop de eerste politieke tegenstanders van het regime geexecuteerd. De volgende slachtoffers waren een aantal van zijn eigen kameraden die hem eerder aan de macht hadden geholpen.