Globaal bekeken
Wekenlang was haar portret te zien op affiches van de tentoonstelling ‘Bij ons in de Biblebelt’. Peter Dillingh schrijft in Kerk op Dordt over de afkomst van Corrie Blankenstijn-Morée. ‘Oefenen’:
“Wie van de ouden in onze streken herinnert zich niet den eenvoudigen, godzaligen Urbanus, uit Gouda. De man was blind; maar wat had hij een helderen blik in de bevinding en ook in de Waarheid”, schreef G. Bos in september 1984 in De Wekker.
Frederik Urbanus (1792-1877) was sjouwer bij ’s Rijks magazijnen van militaire kleding en uitrusting in Delft. Hij was slechtziend en schrijven kon hij niet. Met zijn vrouw Janna Zwaanswijk (1798- 1847) scheidde hij al in 1835 van de Hervormde gemeente. Omdat er nog geen Afgescheiden gemeente was in Delft, sloten ze zich aan bij de gemeente in Schiedam. Daar werd hij in juni 1837 gekozen als ouderling.
Een predikant was er nog niet. Daarom werd Urbanus aangesteld om catechisatie te geven. Ook trad hij op als oefenaar, niet alleen in Schiedam, maar ook in Rotterdam en Dordrecht. Ook de Afgescheiden gemeente in Dordrecht (in het Kromhout) had voor 1841 nog geen eigen predikant.
De kerkenraad van Schiedam sprak in februari 1838 over het werk van Urbanus buiten de eigen gemeente. De kerkenraad vond “geen grond in Gods Woord om hem zulks te beletten”. Urbanus verklaarde “dat hij uit- en inwendige roeping heeft”. De provinciale vergadering drong erop aan dat hij examen zou doen. Dat deed hij niet. Hij onttrok zich aan de gemeente in Schiedam en bleef optreden als oefenaar. In 1849 werd hij bevestigd als lerend ouderling van de Kruisgemeente in Gouda, waar hij “met leer en leven de gemeente bouwde en velen ten zegen was, terwijl de banden der liefde en des Geestes ons omstrengelden”.
Urbanus’ achter-achterkleindochter Corrie Blankenstijn-Morée (1927) was vorig jaar icoon van de tentoonstelling ‘Bij ons in de Biblebelt’. Zij hoort al negentig jaar bij de Gereformeerde Gemeente in Dordrecht, die deze maand negentig jaar bestaat. Vanaf 1930 kerkten haar ouders uit Groote Lindt in Dordt. Vanaf deze plaats een hartelijke gelukwens aan de broeders en zusters die sinds 1977 kerken in de Julianakerk – en in het bijzonder aan zr. Blankenstijn!
In Kontekstueel (tijdschrift voor gereformeerd belijden nú) geeft ds. P.L. de Jong zijn terugtreden aan als dienstdoend predikant:
Op 1 september jongstleden trad ik terug als dienstdoend predikant. Na 46 jaar. Afscheid nemen en je toga uittrekken in deze coronatijd voelt bevrijdend, maar heeft ook iets wrangs zoals al veel collega’s dit jaar hebben ondervonden. Natuurlijk dank je God – altijd geholpen, je hebt het overleefd – maar het doet pijn na bijna een halve eeuw inzet de kerk als het ware te zien verdwijnen in de avondmist. Mijn toga is versleten.
Nog steeds dezelfde als ik kocht in 1973 bij de Fa. Jörg in de Schoutenstraat, vlakbij de universiteit. Mijn vrouw wil hem allang niet meer opknappen, omdat ik vaker geld kreeg voor een nieuwe, maar die niet aanschafte. Gelukkig was er altijd wel een mevrouw in de gemeente die mijn toga renoveerde. Ook Theo, met een moslimnaaiatelier in de Nieuwe Binneweg, waagde zich er een keer aan, hoewel hij het als een heilige en dus riskante klus inschaalde. En wat nu? Een beetje helpen hier, en voorgaan als het niet te donker is en je nog een beetje stem hebt. En verder weet je het nooit. In Londen in het Missionary House stond een keer een oude dame, Jane, met haar koffer te wachten bij de receptie om weg te gaan:
Ik vroeg: ‘Jane, waar ga je naar toe?’
‘Ik ga naar huis’, zei ze.
‘Naar huis?’
‘Terug naar het dorp waar ik vandaan kom. Ik ben nu 81, heb heel mijn leven missionair werk gedaan in de stad. Veel kinderwerk, jongeren, zondagschool. Ik stop, ik ga nu naar huis.’ Ik viel even stil. Ze keek me aan en zei toen: ‘But you never know what the Lord has in mind on the next corner.’ Dat weet je inderdaad nooit.