blog
Theologisch gesprek Hoek-Ouweneel niet vrijblijvend
Gereformeerd of evangelisch
In Gereformeerden en evangelischen leggen dr. J. Hoek en dr. W.J. Ouweneel elkaar uit wat zij verstaan onder respectievelijk gereformeerd en evangelisch. Meer nog, ze dagen elkaar ook uit.
De lezer mag van het verloop van hun schermutselingen getuige zijn. De thema’s van het debat liggen voor de hand: rechtvaardiging en heiliging, verbond en doop, kerk en ambt, de christen en de wet. De gesprekspartners bejegenen elkaar hoffelijk en respecteren wederzijds hun overtuiging. Met voldoening stellen zij vast hoeveel zij gemeen hebben en waarvoor zij beiden staan. Dat is inderdaad niet gering. Maar alle broederlijke charme verhindert hen toch niet elkaar minzaam de les te lezen.
Spel
Voor wie een beetje thuis is in kerkelijk Jeruzalem en beide theologen enigszins kent, levert de discussie weinig verrassingen op. De standpunten worden nog eens verhelderd, nu eens geprofileerd, dan weer genuanceerd, maar nergens gewijzigd. Verbazen kan dit laatste niet. De auteurs gaan weliswaar met elkaar in gesprek, maar claimen hun eigen bijbelse gelijk en kunnen elkaar niet overtuigen.
Je krijgt trouwens de indruk dat ze dit laatste ook nauwelijks beogen. Ze willen praten en niet polariseren. Dat is natuurlijk nobel, maar wel vrijblijvend. Het is de vraag of de zaak daarvoor niet te urgent is. Ik bedoel: staat er iets op het spel of is het alleen maar spel, zoals dat ludieke plaatje voorop EO-gids Visie eind oktober suggereerde? Volgens mij is er wel degelijk iets in het geding, en wel het Schriftverstaan. In het verloop van het debat treedt dit bij herhaling aan de dag.
Boegbeeld
Nu kan ik onvoldoende peilen hoe representatief dr. Ouweneel is voor ‘de’ evangelischen. De variëteit is in dat kamp al net zo verwarrend als onder gereformeerden. Maar in bedoeld boekje fungeert hij nu eenmaal als evangelisch boegbeeld. Hij zal het wel kunnen billijken dat ik als reformatorisch christen in een hervormd-gereformeerd weekblad – in aansluiting bij de kundige en kernachtige repliek van dr. Hoek – kritisch reageer op zijn evangelisch pleidooi.
Vooruitgang
In de hoop hem geen onrecht te doen, meen ik bij hem voortdurend de tendens te bespeuren om de voortgang van Gods openbaring – zowel heilshistorisch als heilsordelijk – op te vatten als een vooruitgang, waarbij het voorgaande aan waarde en gewicht verliest. Laat ik de voornaamste punten waarop ik het oog heb noemen. Het Nieuwe Testament krijgt de voorrang boven het Oude Testament, de opstanding boven het kruis, de heiliging en Geestvervulling boven de rechtvaardiging, het nieuwtestamentische lied boven de palmen, de lofprijzing boven de klacht.
Tegen deze rangordelijke denktrant is veel in te brengen. En dat niet vanuit een verengd gereformeerde optiek, maar vanuit het Nieuwe Testament zelf. Aan de hand van de genoemde items licht ik dit toe.
Wie ‘stereo’ luistert naar het Oude en Nieuwe Testament, en dus verneemt hoezeer het ene roept om het andere, doet keer op keer de ontdekking dat het Nieuwe Testament in het Oude Testament verhuld present is en dat het Oude Testament in het Nieuwe onthuld wordt (Augustinus). Nu behelst deze onthulling inderdaad een kwantitatieve toename van openbaring, zelfs gaat ze gepaard met een kwalitatief ingrijpende wijziging (de bloedige offers zijn in Christus’ bloedstorting achterhaald), maar het is een en dezelfde God van Israël die Zijn vanouds beloofde ene heilsplan gestand doet en vervult. Wie zijn oor bij apostelen en evangelisten te luisteren legt, merkt binnen de kortste keren dat zij met ‘de Schriften’ niets anders op het oog hebben dan het zogeheten Oude Testament. Dat was hun Bijbel. Het was ook Jezus’ Bijbel. De geschriften van het Nieuwe Testament zijn niet toevallig gedrenkt in het Oude Testament. Meer dan dat: ze rusten erop.
Verboden
Hoe zouden kruis en opstanding hun betekenis ontvangen zonder zicht op Israëls wet en offercultus? Wie zal ze ooit op waarde schatten zonder besef van oordeel en erbarmen, gericht en redding door de Heilige Israëls? De Opgestane Zelf was het trouwens die, nadat Hij de weg der Schriften in horigheid was gegaan, Zijn hardhorende discipelen uit de doeken deed wat van Hem geschreven staat in Mozes en de profeten. Zo is het Oude Testament niet minder dan de legitimatie en de dragende grond van het Nieuwe Testament.
Christenen hebben het Oude niet minder hoog en lief dan het Nieuwe Testament. Zij delen blijkens Galaten 3 in dezelfde verbondszegen als Abraham. Al is het kinderstadium van wettische dienstbaarheid voorbij, de Vader die wij door de Geest van Christus Abba noemen, is geen andere dan de Vader die Jesaja aanriep (Jes.63) en geen andere dan Hij die aan Mozes Zijn naam en deugden openbaarde (Ex.34). Deze en dergelijke passages verbieden het een rangorde aan te brengen die vreemd is aan de Bijbel zelf.
Niet los verkrijgbaar
Wat de verhouding van kruis en opstanding betreft geldt een verwante overweging. Uiteraard is de opstanding in die zin meer dan het kruis (Rom.8:34), dat de Gekruisigde ten leven kwam om de vrucht van Zijn dood, te weten het verzoende leven, uit te delen. Maar dit opstandingsleven waarin Hij ons doet delen, is geen ander leven dan dat van de verrezen Gekruisigde. Dat wil zeggen: van Hem die de dood indaalde alvorens eruit op te staan. Zijn opstandingskracht is niet los verkrijgbaar, maar geheel verstrengeld met de gemeenschap aan Zijn lijden en de gelijkvormigheid aan Zijn dood (Fil.3:10).
Heiliging
Dit gezichtspunt heeft gevolgen voor de verhouding van rechtvaardiging en heiliging. Ik stem volledig met dr. Hoek in als hij stelt dat de heiliging niet het doel, maar een deel is van de rechtvaardiging. De heiliging heeft dan ook geen meerwaarde boven de rechtvaardiging. Ze is mét de rechtvaardiging gegeven. Ten geschenke!
Dr. Ouweneel beaamt dat ronduit en verstaat onder de heiliging de gelijkvormigheid aan Christus door de Heilige Geest gewerkt. Dat is een gereformeerd mens uit het hart gegrepen. Maar deze verwantschap maakt plaats voor vervreemding als de auteur stelt dat ‘men de hele theologie van Paulus grondig kan behandelen met slechts zijdelingse verwijzingen naar zijn rechtvaardigingsleer’. En als hij poneert dat de Schrift ‘van een toerekening van de gerechtigheid van Christus niets weet’, schept dat verbazing. Ik zou me geen raad weten als dat waar was. Maar het is niet waar. Het geloof dat tot rechtvaardigheid gerekend wordt (Rom. 4) kan toch niet de dáád van het geloof zijn (dat zou faliekant indruisen tegen de strekking van Paulus’ betoog), maar alleen het voorwerp ervan, namelijk Christus, die ons geworden is tot gerechtigheid (1 Kor.1).
Crux
Evenmin kan ik de auteur volgen als hij wat betreft de heiliging enerzijds verklaart dat de Heilige Geest ‘het doet’, maar anderzijds neerschrijft: ‘Wat de gelovige zelf heeft te doen, is zich openstellen voor de vervulling met de Heilige Geest’. Meer niet. Nee, maar dat is nu juist de crux. Ik zét de deur niet open. Ik draag in het geheel niets bij. Heil en heiliging komen van één kant. Compleet. Juist dat leert mij de Geest. Mondigheid en eigenmachtigheid ruimen het veld voor afhankelijkheid en ontvankelijkheid.
De gelijkvormigheid aan Christus, als kern van de heiliging, die de Geest schept, is er dan ook een van eigen aard. Ze bestaat uit de inenting in de Opgestane die gekruisigd is. Dat wil zeggen dat de Geest ons inlijft in dát leven dat door de dood is heengegaan en vanuit de dood tevoorschijn kwam. Het is de weg en wet van het tarwegraan. Deze stervensweg zouden wij nooit kiezen. We zouden die evenmin kunnen gaan. Ze overkomt ons van Hogerhand. De gang is veel meer passief dan actief. In een geloofspassiviteit waarin men Christus door Zijn Geest aan zich laat werken. Zoals een rank gelaafd en geleefd wordt door de wijnstok. Zonder enige pretentie.
Ik weet zelf niet eens wanneer en waar ik vrucht draag. Ik weet alleen hoe. Door genade alleen. Christus is het subject van de heiliging. Ik ben niet meer dan bezield instrument. Dat betekent dat wij juist op de weg van de heiliging, waarin Christus ons met Zich laat sterven en met Zich laat opstaan (zoals in de doop van meet aan al was uitgetekend), onszelf tegenkomen als onnut, onmachtig, onkundig, en wij ons uitgerekend zó voor God rechtvaardig en door Hem geheiligd weten. Zijn kracht in onze pure zwakheid. Zijn schat in een lemen vat.
Zingen en zuchten
Zoiets wil die paradox uitdrukken: simul iustus et peccator, tegelijk rechtvaardige en zondaar. Dat is niet maar een lutherse slogan, maar een voluit paulinische werkelijkheid. Romeinen 7:14 (‘vleselijk en onder de zonde verkocht’) kun je niet gekunsteld terugprojecteren op Paulus’ eertijds (toen vond hij zich trouwens blijkens Filippenzen 3 allesbehalve vleselijk), maar is te verstaan als een weeklacht tot God, die meteen een aanklacht aan eigen adres behelst.
Het is deze zelfde mens in misère die uit Gods mond vernomen heeft en door Hem verzekerd is dat hij gerechtvaardigd en gereinigd is in Christus’ bloed en vrucht draagt door in Hem te blijven. Romeinen 8 is geen stadium aan Romeinen 7 voorbij. De hooggestemde Paulus van Romeinen 8 ontmoeten we ook al in Romeinen 5 en 6, en de zuchtende Paulus van Romeinen 7 komt in hoofdstuk 8 helemaal terug. De apostel weet zich trouwens op zijn oude dag nog altijd pal vooraan te staan in de rij van zondaren. Vandaar dat hij zo verwonderd roemt in Gods barmhartigheid (1 Tim.15v). De jubel van zijn danklied is daarom zo hooggestemd omdat ze opkomt uit de diepte van een bittere klacht: ‘Ik ellendig mens… ik dank God…’ (Rom.7). Het is nu precies het eigene van de heiliging dat er geen sprake is van een overwinning die de strijd te boven is, maar van een overwinning midden in de strijd. Juist de zuchter zingt het hoogste lied. Juist het slachtschaap weet zich meer dan overwinnaar. Over deze paradox kan ik niet uit. En ik kom er ook niet bóvenuit.
Psalmen
In dit licht bezien kan er geen sprake zijn van een meerwaarde die het nieuwtestamentische lied zou hebben boven de Psalmen. Niet dat ik het nieuwtestamentische ‘gezang’ – mits gezond – zou willen missen, maar voorrang? Nee. Wie ‘stereo’ leest en wie gelooft wat Christus op de dag van Zijn verrijzenis de Emmaüsgangers voorhield, hoort in de Psalmen Zijn stem, van klacht tot jubel, en andersom. Van voorrang is geen sprake, of het moest dan toch die van de Psalmen zijn, die liederen waarin Christus woonde tot op het kruis. Maar laten we liever zeggen dat het gaat om samenhang en samenklank.
Paradox blijft
Nog één ding moet me van het hart. Het raakt het hart van de geloofsbeleving. Ik geloof en ervaar dat het nieuwtestamentische christenleven niet minder aangevochten is dan dat van psalmisten en profeten. Er loopt een kras door ons geredde leven. Pronken is er niet bij. Het kruis staat erin opgericht, en er ligt een kruis over de schouders. Geen liedjes, al zijn ze nog zo jolig, maken dat ongedaan.
We moeten dan ook het pinksterleven niet zo uitbundig opwaarderen boven dat smadelijk aangeduide armezondaarsleven naar oudtestamentisch snit. Ook na Pinksteren blijft de kerk de paradox niet bespaard. De Geest gaat net als weleer Zijn ongekende gang, vol donkere majesteit. Petrus komt vrij, maar Jakobus wordt onthoofd. Wonderen van genezing en bevrijding vinden plaats, maar Johannes wordt opgepakt en opgesloten.
De heerlijkheid is voorhanden, maar vooral ophanden, toekomstmuziek waarvan we het preludium horen. We zingen ervan in een vreugde die even groot is als het verlangen. We zingen maar zien het nog niet. In hope. Van horen zeggen.
De rechtvaardige leeft door het geloof. Hij gaat geen kromme wegen, maar wel gekromd en kreupel. Wie in Christus’ navolging is aangeworven, loopt even mank als de geredde (!) Jakob, en draagt een doorn in zijn vlees, zoals de gerechtvaardigde Paulus. Daarom zuchten we zo hartgrondig. En daarom zingen we zo opgetogen. Want het kruis is soms zwaar, maar de glorie wacht en wenkt. Dan pas – en eerder niet – zal de laatste traan van onze ogen worden weggewist. Daar pas zijn we volbloed evangelisch, of wat hetzelfde is: voltooid gereformeerd.
A. de Reuver
Dr. A. de Reuver is hervormd predikant te Serooskerke en emeritus hoogleraar gereformeerde godgeleerdheid vanwege de Gereformeerde Bond.