blog
Dominee en kerkenraad moeten weten wat er in de harten leeft
Front van de preek
Wie op de kansel staat, zal de pijl van het Evangelie niet lukraak de kerk in schieten, ook als we beseffen dat op de boog van de Heilige Geest zelfs een verdwaalde pijl doel kan treffen. Kerkenraad en predikant moeten de fronten kennen.
Het Evangelie is een concrete boodschap voor ons persoonlijke leven. De woorden van Christus willen landen in het leven dat de gemeente anno 2014 leidt. Dat vraagt van elke kerkenraad bezinning, om samen na te denken waar de gemeenteleden zich in geestelijke zin bevinden én waar afdwalende gemeenteleden zich letterlijk ophouden. Dat vraagt waakzaamheid en een zicht op de verleidingen van onze tijd. Zonder pastorale houding ontwikkelen we dit besef van wat voor ónze gemeente urgent is niet. Voor het samen hierover nadenken wordt niet snel te veel tijd ingeruimd.
Leraar en herder
In dat gesprek zal de kerkenraad zich niet moeten laten afleiden door kleine kwesties, die er altijd wel in een gemeente zijn. De focus op hoe de gemeente gebouwd wordt en op wat deze opbouw kan belemmeren, bindt ons samen. Vergaderen verliest zo een moeizaam aspect en kan overgaan in het voeren van een gesprek van hart tot hart. Het onderstreept de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de prediking, die onder aan de kansel tot uitdrukking komt.
De dienaar van het Woord kan zich hierdoor gesteund weten. Immers, heel de gemeente overzien, dat zal ook hij niet kunnen, al is onopgeefbaar dat de zondagse leraar gedurende alle dagen van de week ook herder is. Die herder kent elk schaap bij de naam – laten we dat mooie gegeven vasthouden in een tijd waarin de dominee zomaar tot een halve manager kan degraderen.
Academische opleiding
Die dienaar van het Woord is en blijft er wel als eerste verantwoordelijk voor dat de Schrift steeds weer opengaat én gelinkt is aan het leven van de hoorders. In de vergaderingen van de synode is de voorbije jaren nogal eens een lans gebroken voor de academische opleiding van de dominee. Terecht! Hij kan zowel de Bijbel in de grondtalen lezen als de voortgaande ontwikkelingen in onze cultuur duiden.
Op deze wijze wordt waar wat tot de wijsheid van de Spreuken (hoofdstuk 25) behoort: ‘Een woord op het juiste moment gesproken, is als gouden appels in zilveren schalen.’ Waar dit gebeurt, is er sprake van vrucht op nauwgezette studie én zegen op een meditatief leven, beide onmisbaar voor de predikant.
Vernielen en planten
Zo kan in de verkondiging gebeuren wat uit Jeremia 1 tot ons komt, woorden die nogal eens klinken in de bevestigingsdienst van een predikant. ‘Zie, Ik stel u op deze dag aan over de volken en over de koninkrijken, om weg te rukken en af te breken, om te vernielen en omver te halen, maar ook om de bouwen en te planten.’ Wie een beetje agrariër is of in de woningbouw werkt, weet dat uitrukken en afbreken uiterst nauwgezet gebeuren moeten, opdat er geen ongewenste schade optreedt.
Zorgvuldige actie van de prediker is niet strijdig met de belofte van de HEERE dat Hij over Zijn woord waken zal, een belofte die op diverse plaatsen in het boek Jeremia terugkeert. ‘Dan zal het gebeuren dat Ik ten aanzien van hen waken zal om te bouwen en te planten, zoals Ik ten aanzien van hen gewaakt heb om weg te rukken en af te breken, om omver te halen en te vernielen, en hun kwaad aan te doen, spreekt de HEERE.’ (Jer. 31:28)
Gezicht van de vijand
De roeping om met het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord, te strijden, kan alleen op de juiste wijze gebeuren als we het gezicht van de vijand kennen, als we het hart van de gemeenteleden peilen. Van de in 1999 overleden en levenswijze oud-voorzitter van de Gereformeerde Bond, dr. A. van Brummelen, is bekend dat hij, als hij ziek was, zijn vicarissen vroeg naar de kiosk te gaan en bladen als Weekend of Story te kopen. ‘Ik moet weten waar mijn gemeenteleden doordeweeks druk mee zijn, waardoor ze zich laten voeden.’ Ds. Van Brummelen was realist genoeg om te beseffen dat het gros van de gemeente niet met de Redelijke Godsdienst van Brakel op schoot zat.
***
Laten we als kerkenraden de situatie in onze gemeente eerlijk onder ogen zien. Is het dan reëel dat er in de voorbereidingspreek voor het heilig avondmaal ingegaan wordt op de bedrukte sfeer die tijdens die week in onze huizen kan heersen of richten we ons daarmee tegen een front dat er geheel niet (meer) is? En, hoe relevant is het om in een avondmaalvierende gemeente de meeste scherpe vragen te stellen aan de enkeling die niet deelneemt? Laat duidelijk zijn, deze woorden schrijf ik op als ik naar het geheel van de hervormd-gereformeerde gemeenten kijk.
Verbond
Ook al is de aandacht voor het verbond de afgelopen decennia onder ons groter geworden, al zijn we met elkaar de betekenis van het verbond meer gaan zien en mogen we dat als winst beschouwen, betekent dit niet (nooit!) automatisch dat de Heere in ons midden is, in onze gemeente, in ons leven, zelfs niet als het sacrament bediend wordt.
In Markus 4 komt de Heiland pas in actie als Hij er door de discipelen bij geroepen wordt. ‘Meester, bekommert U Zich er niet om dat wij vergaan?’ Meer en intensere activiteiten hadden Jezus’ leerlingen niet gered. Slechts na de roep tot Hem maant Jezus de wind tot kalmte en stelt Hij de ontdekkende vraag: ‘Waarom bent u zo angstig? Hebt u dan geen geloof?’ Blijkbaar kunnen we in de nabijheid van Zijn zegeningen het geloof in Hem ontberen. En is het niet de prediking die ons daarin verder brengt door de juiste vraag te stellen?
Sport
Met goedkope oneliners in de tijd dat het wereldkampioenschap voetbal gespeeld wordt, komt geen jongere of oudere tot de realiteit van het leven. Daarbij, er zijn meer sportevenementen die de zondag onteren en waarbij de grenzen van normale ontspanning buiten beeld blijven. Tegelijk kunnen we onze ogen niet sluiten voor het feit dat ‘Brazilië’ in de kerken infiltreert, ook op de dag die de Heere apart zette, soms op een manier die je niet eens wilt citeren.
Het is waar, wereldgelijkvormigheid kan in de vorm van een oranje shirt of van een zwarte jas tot ons komen. Laat er in de prediking oog voor zijn, opdat onze gerichtheid op God geen schade leidt, opdat we blijven onderscheiden ‘wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte (!) wil van God is’. Elke zondag horen we in de lezing van Gods geboden dat de Heere jaloers is, onze aandacht en toewijding niet wil delen met goden van hout of steen. Bedroeven van de Heilige Geest, dat kan linksom of rechtsom.
Ongeloof als front
Uiteindelijk is er voor de gemeente van Christus maar één front, het ongeloof. Ons eigen hart is ertoe geneigd, de ‘wereld’ gaat ons erin voor, de duivel zoekt ons daarbij te bewaren. In de werkplaats van de Heilige Geest vindt daarom elke zondag de strijd om het mensenhart plaats. In deze arena wordt de liefde van Christus verkondigd, die verootmoedigt en tot verwondering leidt.
Waar die liefde ontbreekt, staat de gemeente er slecht voor. ‘Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde’, schrijft Johannes, woorden waarmee we zomaar niet klaar zijn, omdat die liefde geduldig is en vergeeft, geen kwaad denkt en alle dingen verdraagt. Laten de ambassadeurs van Gods liefde als gezanten van Christus concreet aandringen op het opruimen van wat deze liefde blokkeert. Dan kan de ene gemeente in ronde woorden moeten horen: ‘U hebt de naam dat u leeft, maar u bent dood’, terwijl in hetzelfde hoofdstuk (Openb.3) een andere gemeente hoort: ‘U hebt weinig kracht, maar toch hebt u mijn Woord in acht genomen.’
Blij zijn
Slechts zij die tijdens de verdrukking op aarde staande bleven, zullen eens (Openb.19:7) ‘blij zijn en zich verheugen want de bruiloft van het Lam is gekomen’. Dat mensen dán met de gerechtigheden van de heiligen gekleed zijn, daarop mag de prediking zich nú richten. Zo concreet dat een jongere het aanvoelt.
P.J. Vergunst