blog
In veiligheid van de gemeente delen we teleurstelling en zorg
Eerlijk in de kerk
Is eerlijkheid de sterkste kant van de kerk? Ik doel dan niet op de soms te lezen berichten dat een penningmeester zichzelf verrijkt heeft, maar of we naar elkaar eerlijk kunnen en willen verwoorden hoe het als christen met ons gaat. En met ons werken in de kerk.
Een predikant uit mijn jeugd sprak steevast over bekering als over ‘eerlijk worden tegenover God en onze naaste’. Wie zijn zonden voor het aangezicht van God belijdt, kan niets achterhouden van wat leeft in zijn hart, van zijn denken en doen. Dan beseffen we dat de Heere ook de donkere hoekjes van ons hart kent. Als we Gods geboden lief hebben en het goede woord van God zijn gaan smaken, zingen we:
Gij weet mijn weg, en hoe mijn wandel is;
‘k Wil niets daarvan voor U, mijn God, verhelen.
Bevrijdend
Is dat erg, is dat beschamend? Verootmoedigend is het in elk geval, als wij ons stellen voor het aangezicht van de levende God. We kunnen onze Schepper geen lijstje met onze prestaties overhandigen, kunnen in de ontmoeting met Hem niet staande blijven. Maar eerlijk worden is steevast ook bevrijdend, temeer waar we met Psalm 139 zingen: ‘Heer, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken, kent Gij mij.’
Waar de zonde aan de hand gehouden wordt, duurt de onrust en de onvrede voort. Wegkijken van de situatie waarin we ons als mens bevinden, blokkeert de weg tot God; jezelf onder ogen komen is de eerste stap in de goede richting. We leren het van de verloren zoon, die in ellendige omstandigheden zich voornam om uit te spreken: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u.’
Deze formulering laat zien we dat tot inkeer komen en eerlijk worden gevolg heeft voor de verhouding tot God en tot de medemens. Blijkens Spreuken 3 zijn we er toe geroepen: ‘Mijn zoon, vergeet mijn onderricht niet (…), vind gunst en goed verstand in de ogen van God en mens.’ Paulus zegt tegen de Romeinse stadhouder (Hand.24) zich ‘altijd te oefenen om een zuiver geweten te hebben voor God en de mensen’.
Gebedsleven
Het is God Zelf, die ervoor zorgt dat mensen de situatie van hun leven gaan erkennen en benoemen. Uiteindelijk betekent dit ‘eerlijk gemaakt wórden’. Dat is het werk van de Heilige Geest. Als we in de Psalmen Gods kinderen in het hart kijken, komen we het gebed om eerlijk gemaakt te worden voortdurend tegen. ‘HEERE, maak mij mijn einde bekend en wat de maat van mijn dagen is, zodat ik weet hoe vergankelijk ik ben.’ (Ps.39)
Ongetwijfeld weet David dat bij het ouder worden zijn krachten verminderen en zijn levenseinde dichterbij komt. Het appèl dat het leven op hem doet en zijn taak als vader en als koning zullen maken dat hij in geestelijke zin bij de les gehouden moet worden. Gods grote tegenstander ziet niet liever dan dat mensen leven bij brood en spelen, bij eten, trouwen en vrolijkheid, maar de Geest van God leert ons eerlijk naar het leven te kijken. Het gebed om eerlijk te mogen zijn en blijven, kenmerkt de omgang met God.
1 Korinthe 13
Ligt het dan ook niet voor de hand dat we binnen de christelijke gemeente eerlijk met elkaar omgaan, dat we als christen in de samenleving eerlijk met de ander omgaan? Ja, zonder meer, al betekent dit niet dat we alles maar kunnen zeggen. Je komt ook mensen tegen die vinden dat ‘de eerlijkheid gebiedt’ om maar concreet te verwoorden hoe ze denken over de kerkenraad, over hun ouders, over hun collega. Dan is actueel wat Paulus ons over het oordeel van de liefde aanreikt, over mensen die ten dele kennen. De liefde is geduldig, zij verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, zij bedekt alle dingen, zij verdraagt alle dingen – woorden uit 1 Korinthe 13.
In de veiligheid van de gemeente – en landelijk van de kerk – mogen we kwetsbaarheid, gebrokenheid, teleurstelling, zorg en onvermogen wel delen. Het lijkt me dat een verdere oefening hierin nodig is. Op mijn bureau liggen drie vraaggesprekken die het Reformatorisch Dagblad met jubilerende hervormde predikanten hield. Rode draad is de groei van de gemeenten, de zegen tijdens de ambtelijke bediening, een bloeiende gemeente. Wie is er niet dankbaar voor, maar stroken verhalen over louter zegen met de werkelijkheid van 2014? En leggen ze de verbinding naar collega’s die daar ondanks inzet en toewijding veel minder van herkennen?
In memoriams
Wie de ‘In memoriams’ van onze predikanten in een jaargang van De Waarheidsvriend naleest, concludeert soms ook dat deze dominees de doorn in het ambtelijke vlees niet kenden. Terwijl eerlijkheid – zonder uitwijdingen – in dit opzicht verbindt. Ik denk aan de wijze waarop ds. J. Flikweert drie maanden geleden in ons blad door een collega herdacht werd, aan ‘diens lijden als herder aan het leven van dwalende schapen’. Juist in de tekening van de realiteit komt het christenleven scherper naar voren én valt er zoveel meer licht op de genade van God.
Vrouwen die op een verjaardag mooie verhalen over hun opvoeding delen – het kan op het leven gebaseerd zijn. Maar vrouwen die de levenswijsheid van de ander zoeken in eigen kwetsbare verlegenheid, hebben meer van het leven geleerd, om voor de ander de naaste te zijn.
Generaties
We leven immers niet van onze prestaties, van een indrukmakende cv. Niet alleen in het gesprek met elkaar, ook in de ontmoeting van de generaties is eerlijkheid de sleutel voor werkelijk contact en voor het doorgeven van een waardevol testament. Zou het de brug naar jongeren niet slaan als oudere gemeenteleden na alles wat zij in gezin, kerk, samenleving gedaan hebben tot geen andere conclusie komen dan deze: ‘Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.’
Als we zo op zondag samen de eredienst beleven, heeft dit gevolgen voor het gemeente-zijn. Hoe troostvol is immers de definitie van de kerk als de plaats waar Jezus samenkomt met zondaars. Zoals de musjes ooit onderdak vonden bij het huis van God, gaan Gods kinderen van kracht tot kracht op aarde voort dankzij de ontmoeting met Hem in Zijn huis.
‘Bij U schuil ik’, – woorden uit Psalm 143, die we tegelijk in zoveel andere psalmen tegenkomen. Schuilen bij een ander doen alleen degenen die zichzelf niet redden kunnen, die zich klein maken bij Iemand die zoveel groter is dan zijzelf zijn.
Heenwijzing naar God
Eerlijkheid over onszelf, over het leven in onze gemeente, over de situatie in onze kerk is daarom vooral één grote heenwijzing naar God. ‘Barmhartig en genadig is de HEERE, geduldig en rijk aan goedertierenheid.’ Die zegeningen gaan voorbij aan degenen die het unieke daarvan niet ontdekten. Zonder de God van Jakob redden we het niet, Hij die de trouw voor eeuwig bewaart. Psalm 146 eindigt daarom in het loven van God: ‘Halleluja!’
P.J. Vergunst