column
Een teken voor leken
Het is zondagmorgen. Ik kijk uit over een groene alpenweide. Beneden in het dorp staat een kerk. De klokken luiden. Kom kind, de klokken roepen ons. Ga je mee?
Maar al te graag. Daar gaat hij, huppelend, rollend en rennend de helling af.
Bij de kerk aangekomen, moeten we eerst over de begraafplaats. De eerste vragen worden gesteld: ‘Mam, wie ligt hier? Wat staat hier? Hoe oud was zij?’ Ik vertel van mensen die (soms jong) gestorven zijn. Van mensen die getuigden van hun hoop op God en dat ze zullen opstaan als Jezus terugkomt. In het voorportaaltje van de kerk hangen foto’s van dopelingen van de afgelopen jaren. En weer komen er vragen: ‘Wie zijn dat? Waarom hangen die foto’s hier?’ Ik vertel dat overal in de wereld kinderen gedoopt worden en dat die kinderen belang‑ rijk zijn in de kerk en dat zo iedereen kan zien wie er gedoopt is.
In de kerk schuiven we een klein bankje in. Hoewel hij geen woord verstaat van wat er gezegd en gezongen wordt, verveelt hij zich geen seconde. Er is genoeg te zien. ‘Mam, waarom heeft Jezus zo’n ding op Zijn hoofd? Wat gebeurde daar? Waarom moest Jezus aan het kruis?’ Ik luister en fluister. Hij kijkt en zuigt alles op.
Ik bedenk dat het jammer is dat de boeken der leken uit zoveel kerken verdwenen zijn. Protestantse kerken zijn vaak erg sober ingericht. Er zijn wel wat symbolen te zien: de avond‑ maalstafel, de doopvont, een schilderij, een glas-in-loodraam. Deze symbolen zijn echter wel stom; er moeten nog woorden aan gegeven worden. In de Bijbel lees je op verschillende plek‑ ken dat volwassenen aan de kinderen moeten uitleggen wat de tekenen betekenen (Jozua 4, Deuteronomium 6, Exodus 12).
Wij zullen de kinderen op de tekenen moeten wijzen en vertel‑ len wat ze betekenen. Als de dienst voorbij is, loopt mijn zoon met gepaste tred langs de graven en daarna klimt hij weer uitgelaten de berg op. Hij heeft van alles geleerd tijdens de dienst en er is geen kinder‑ moment of kindernevendienst aan te pas gekomen…
Elsbeth Visser-Vogel