Een groot deel van de gemeenten bezit een pastorie en nog altijd bewoont een substantieel deel van de predikanten een ambtswoning. Deze konden niet allemaal bij de tijd worden gehouden. Wat moet er nu gebeuren als een predikant duurzamer of qua energielasten goedkoper wil wonen?
Vroeger was de pastorie een glazen huis, waarin het privéleven van de dominee zich afspeelde. Soms stond de ambtswoning pal naast of tegenover de kerk. In veel gevallen was het een statige verschijning, passend bij de tijd waarin de ambtsdragers nog zo vanuit hun ambt werden bejegend.
Te grote ruimte
Hoewel tijden zijn veranderd, zijn in veel gevallen deze ambtswoningen gebleven. Sommige konden jarenlang bij de tijd worden gehouden, andere konden hiervoor niet altijd de benodigde investeringen krijgen. Gebouwd voor de soms grote gezinnen van de dominee, kan de statige statuur geworden zijn tot een te grote ruimte die maar moeilijk warm te stoken is. Daarom zijn al diverse van deze grote ambtswoningen bij de kerk vervangen door ‘meer courante’ woningen, passend bij deze tijd. Ze staan meer ‘anoniem’ in een woonwijk, beschikken over minder slaapkamers, maar hebben veelal een ruime werkruimte. Ze zijn ook nieuwer en veelal beter geïsoleerd. Aan deze ontwikkeling kan nu ook de vraag naar en de manier van verduurzamen van de woning worden toegevoegd.
Verwachtingen
Deze beschrijving is een poging om de historie van de pastorie samen te vatten. Natuurlijk zal elke voorganger die het leest, zeggen dat de eigen woning weer net anders te kenschetsen is. Want zoveel gemeenten, zoveel verschillende woningen. De pastorie, en haar staat van onderhoud, is de verantwoordelijkheid van de lokale gemeente.
De beschikbaarheid van de middelen, een mooi legaat, een geschonken woning, de ligging, het heeft allemaal invloed op het feit dat de kwaliteit van de ambtswoning objectief niet goed te meten valt. Voeg daaraan toe dat wat er in de Generale regeling bij de kerkorde van de Protestantse Kerk over de rechtspositie van predikanten (GR 5.14, zie ‘Woon- en werkruimte’) in zeer algemene zin over deze woning gesteld wordt, en zie, hier ligt een mogelijk bron van ergernis, miscommunicatie en niet uitgesproken verwachtingen tussen predikant en college.
Woonbijdrage en kosten
De woonruimte is passend als woongenot en gebruikskosten (onder meer voor gas, licht en water) in overeenstemming zijn met wat maatschappelijk gangbaar is. In overleg met de predikant kan van de algemene regel dat de gemeente woon- en werkruimte aanbiedt, worden afgeweken. Predikanten kunnen er in verband met persoonlijke omstandigheden belang bij hebben in eigen huisvesting te voorzien. Wordt dit laatste afgesproken, dan is de gemeente ontslagen van alle verplichtingen rond de ambtswoning. De predikant draait dan zelf op voor alle kosten die met het wonen te maken hebben.
Betrekt de predikant de ambtswoning, dan moet de predikant daarvoor aan de gemeente de voorgeschreven woonbijdrage betalen. De hoogte daarvan is een percentage van de WOZ-waarde van de woning, met dien verstande dat er bij lage WOZ-waarden een minimale woonbijdrage geldt. Voor een deel van de predikanten geldt nog een overgangsregeling. Zij betalen een ander percentage van het fulltime traktement. Bij zeer hoge WOZ-waarden kan gekozen worden voor opting-in. Dit is een fiscale regeling. Hierbij wordt de hoogte van de woonbijdrage berekend als percentage van het eigen traktement op fulltime basis. Doorgaans ligt in alle gevallen de woonbijdrage onder de commerciële huurwaarde van de woning.
In de meeste gevallen wordt de predikant via de inkomstenbelasting nog extra ‘aangeslagen’ voor zijn woning, omdat er sprake kan zijn van beloning in natura. De betaalde woonbijdrage is dan lager dan mag worden verondersteld.
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 15 juni 2023. Neem een jaarabonnement (€ 52,50). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!