Het kan je verwarren, een dreigende kerkscheuring in een zusterkerk. Het zal je intense pijn doen, als je zelf van harte tot de Christelijke Gereformeerde Kerken behoort. Hoe kan dat toch, terwijl het Koninkrijk van Christus zich kenmerkt door vrede en gerechtigheid, door blijdschap in de Heilige Geest?
Voor wie minder geïnformeerd is, eerst de zaak waarom het gaat. De synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) besloot in april 2022 om geen ruimte te geven aan vrouwelijke ambtsdragers binnen de kerk. Inmiddels heeft echter een kwart van de plaatselijke kerken vrouwen in het ambt benoemd of heeft daar plannen voor. Uit een enquête van het Nederlands Dagblad bleek dat dertig gemeenten de ambten voor de vrouw willen openstellen, maar dit niet doen vanwege de besluitvorming op landelijk niveau. Tegelijk is er een grote groep gemeenten voor wie de vrouw in het ambt geen optie is en die aangeeft dat het gezag van de Schrift hiermee in het geding is.
Hoe moet dit verder?
Draagkrachtmeting
Over ruim twee weken, op zaterdag 20 april, houden de CGK een convent, een vergadering waarbij elk van de 180 plaatselijke gemeenten twee leden afvaardigen mag. Dit convent wil ‘de draagkracht peilen die er in de kerken is voor concrete scenario’s om uit de impasse te komen’. De uitkomst van die draagkrachtmeting kan dienstbaar zijn bij de besluitvorming die moet plaatsvinden op de generale synode van Rijnsburg 2024-2025.
Deskundigen kennen het woord ‘convent’ slechts uit de bijeenkomst in 1568 in Wezel, waar drie jaar voor de synode van Emden onder leiding van Petrus Datheen voorbereidingen getroffen werden voor de inrichting van het kerkelijke leven. Duidelijk is dat niemand die nu leeft, eerder een convent meemaakte, wat het unieke van deze situatie tekent.
Gebed om de Heilige Geest
Met terughoudendheid schrijf ik deze bijdrage, evenals ik terughoudend ben om veel te schrijven voor een vergadering van de synode van de Protestantse Kerk. Immers, we geloven dat de Heere de kerk leidt door middel van de ambtelijke vergaderingen, die vanuit een diepe overtuiging begonnen worden met het gebed om de leiding van de Heilige Geest. Wat dit betekent ten aanzien van besluiten die niet naar het Woord van God zijn, laat ik hier rusten.
In elk geval is er altijd het gebed en het verlangen dat de ambtsdragers in een kerkelijke vergadering uitkomen bij de woorden uit Handelingen 15, waar de apostel Jakobus als gezagsvolle leidinggevende constateert dat Simeon in overeenstemming met de woorden van de profeten gesproken heeft. Dat maakt dat apostelen en ouderlingen in een moeilijke thematiek uitkomen bij de woorden: ‘Het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht…’ (Hand.15:28)
Bij moeilijke besluiten
Ontvankelijkheid voor de Heilige Geest vraagt dit, voor iedereen die een verantwoordelijkheid draagt. Dat is de weg in het leven van elke christen die voor moeilijke besluiten staat, dat is de weg voor elke kerkelijke vergadering. Uiteraard moet je zo’n bijeenkomst goed voorbereiden, maar tegelijk gaat het om meer dan om het uiten van je eigen mening, van jouw standpunt. Het eigen karakter van de kerk als lichaam van Christus betekent dat we aan elkaar gegeven zijn, om er samen naar te zoeken hoe we elke gedachte brengen kunnen onder de gehoorzaamheid aan Christus (2 Kor.10:5).
Bovenstaande betekent terughoudendheid om inhoudelijk op de toekomst van de CGK in te gaan, op de richting die het convent zou moeten gaan. Naar mijn idee zouden alle christelijke media zich op weg naar 20 april moeten beperken. Hoe helpend (of: hoe schadelijk?) is het als er nu in de kranten of op websites stevige woorden klinken, als ds. A of kerkenraadsvoorzitter B benoemt dat we er alleen uitkomen als dit of dat gebeurt. Laten we in 2024 het ambt hooghouden, de kerkelijke vergaderingen waardoor de verhoogde Christus Zijn gemeente wil leiden in het spoor van Zijn Woord.
‘Toen stond Hij op’
Wat is dan wel mijn houding, mijn houvast? Voor een christelijke gereformeerde kerk zal het antwoord niet afwijken van dat voor een hervormde gemeente, omdat bij beide dezelfde indringende vragen spelen. Mij staat Mattheüs 8 voor ogen, waar de Heere Jezus spreekt over het volgen van Hem. Waar iemand uit de bredere kring van Zijn discipelen eerst zijn vader begraven gaat, volgen Zijn discipelen Hem aan boord van het schip.
We kennen het vervolg: een onstuimigheid in de zee die (qua woord in de grondtaal) doet denken aan het beven van de aarde in de eindtijd, angstige discipelen, een slapende Jezus. En dan…: ‘Toen stond Hij op.’ Hier doet de Heiland dat na de roep om redding, een roep in doodsnood: ‘Heere, red ons, wij vergaan.’
Is dat de roep uit Psalm 102, de boetepsalm? ‘Ú zult opstaan, U zult Zich ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de vastgestelde tijd is gekomen.’ Het is de psalm die spreekt over Gods knechten, die verlangen Sion op te bouwen. Dat gebed tekent mijn hulpeloosheid, dat gebed rekent niet met mogelijke opties voor de toekomst. Tegelijk, dat gebed zal gevonden moeten worden in de gemeenten, veel breder dan bij ambtsdragers of bij afgevaardigden naar een convent.
‘Help dat hoogmoed ons niet scheidt’
In een moeilijke periode in de Zwitserse Reformatie heeft Zwingli ons (in de vertaling van Jan Wit) deze woorden aangereikt, woorden die aansluiten bij de geschiedenis uit Mattheüs 8, woorden die in onze impasse lucht en leven kunnen geven.
Heer, stuur zelf het schip der kerk.
Sterk is wind en tegenstroom
en dat vindt de vijand schoon,
die spot
met U en uw gebod.
God, houd zelf uw naam in eer.
Weer met macht de wolf die snood
in de nacht uw schapen doodt.
Vergaar
uw kudde bij elkaar.
Help dat hoogmoed ons niet scheidt.
Leid ons naar elkander heen,
maak ons waar en maak ons één:
dan stijgt
een lied dat nooit meer zwijgt.
Zwingli onderwijst ons erin dat de vijand spot met onze verdeeldheid, dat de Naam van God in het geding is, dat ‘waar en één’ bijeen horen, dat hoogmoed scheiding maken kan. Wie bidt dit gebed niet mee? Laten we de komende zondagen, op weg naar 20 april, in de eredienst én in de persoonlijke binnenkamer voorbede doen voor het aanstaande convent. Het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond wil alle kerkenraden hiertoe van harte oproepen.
In het midden
De CGK hebben zichzelf lange tijd verstaan als kerken midden in de gereformeerde gezindte, tussen enerzijds de Gereformeerde Kerken (synodaal) en anderzijds de Gereformeerde Gemeenten – een midden dat het vandaag in de politiek moeilijk heeft. Ze zijn getypeerd als ‘de midden-orthodoxie van de gereformeerde gezindte’, wat ds. J.H. Velema, vijf keer preses van de synode van de CGK, interpreteerde als: ‘Ze leren geen uitersten.’ Het betekende, aldus ds. Velema ook, dat ze naar alle richtingen te maken kregen met middelpuntvliedende krachten, met predikanten die overgingen naar de Hervormde Kerk of naar de Gereformeerde Gemeenten.
Bij het léven uit en bij het verbond van God, dat in de CGK in sterke mate gevonden is, hoort tegelijk onrust over de koers van de kerk. Immers, je kunt daarvan wel getuigen, maar de ander niet overtuigen, schreef prof. dr. W. van ’t Spijker ooit, de hoogleraar die in zijn denken en schrijven diep en breed combineerde. Ik citeer woorden van hem uit de jaren tachtig, die ook gelden voor nu:
Men kan échte verontrusting niet wegnemen met een oproep van de synode. De Heilige Geest gebruikt daartoe de prediking. Wanneer deze laatste niet Schriftgetrouw is, wanneer zij eenzijdig is naar welke kant dan ook, dán nog wil de Geest er wel eens gebruik van maken, maar daar mogen wij niet op rekenen. (…)
Er is slechts Eén die werkelijk de tijden verandert. Het is de Here zelf. (…) Veel van wat we aan spanningen en gevaren in onze tijd beleven en in verleden decennia beleefd hebben, is te herleiden tot dezelfde spanningen en gevaren die men in de oude afgescheiden kerk heeft meegemaakt. En deze zullen eigen blijven aan de kerk van alle tijden, omdat zij ten diepste samenhangen met het grote en onbegrijpelijke wonder dat de eeuwige genade van de eeuwige God zelf in de korte tijd van onze levens zich een plaats, een ruimte zoekt. Zou dat geen spanning geven? Het is de spanning van de krachten der toekomende eeuw, die geweldige krachten, die zich zoeken te ontladen in de tijd van hier en nú. Zou dat geen spanning geven? Het is de spanning tussen ideaal en werkelijkheid, tussen roeping en kleine kracht, tussen zonde en genade, tussen vlees en Geest, tussen datgene wat zichtbaar wordt en datgene wat naar zijn diepste wezen onzichtbaar en verborgen blijft, tussen ons leven, dat aangevochten is én tussen het leven dat met Christus verborgen is in God.
Prof. Van ’t Spijker zegt dat de grootste verzoeking voor de kerk erin ligt dat zij hier en nu zou doen alsof die dag waarop de Heere de kroon zal uitreiken, reeds zou zijn aangebroken.
Zullen we daarom op weg naar die dag gelovig en verwachtend bidden: ‘Heere, Ú zult opstaan’?
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!