column
Duplo
Voor haar eerste verjaardag heeft m'n dochtertje Duplo gekregen. We spelen er samen mee.
De rolverdeling is helder. Ik mag de blokjes op elkaar zetten. Mijn dochtertje breekt vervolgens het bouwsel blokje voor blokje weer af. Af en toe slaat ze met twee blokjes tegen elkaar, alsof ze een poging onderneemt ze op elkaar te klemmen. Maar als dat niet lukt, gaat ze rustig verder met afbreken.
Op school kom ik een van m’n begaafde leerlingen tegen. Hij is een scherpe denker en bijzonder goed van de tongriem gesneden. Het levert regelmatig een botsing met een docent op. Door elkaar bijna dagelijks te spreken, hebben we een goede relatie opgebouwd. Toch blijft het bespreken van gedragsverandering lastig. Hij heeft altijd een weerwoord en meestal is dat van hoge kwaliteit.
‘Ik ben er uitgestuurd’, komt hij zeggen. Op de meldbrief staan alle details keurig vermeld. Glimlachend stel ik vast dat het weer gelukt is om het verhaal zo op te schrijven dat het de leerling aardig vrijpleit. Inmiddels zijn we wel zo ver dat we er een goed gesprek over kunnen voeren, met de betrokken docent er bij.
Binnen een minuut hebben we duidelijk dat beide docenten deze jongeman wat willen leren. Hij moet zijn begaafdheid goed in gaan zetten, anders blijft hij in dit soort situaties terecht komen. Opeens denk ik aan mijn dochtertje. De leerling gaat dit vervelend vinden, maar ik ga hem met een dreumes vergelijken.
‘Weet je wat het met je is?’, begin ik voorzichtig. ‘Nou?’, vraagt hij, toch wel nieuwsgierig. ‘Ik denk dat je goed in je ontwikkeling zit. Je stelt kritische vragen en kan gigantisch snel analyseren. Je hakt een betoog zo in mootjes. Nu kan mijn dochtertje ook goed een Duplo-bouwwerk slopen, maar ze kan nog niet de blokjes op elkaar zetten. Jij moet dat stapje ook maken.’ Voor het eerst is hij even uit het veld geslagen en zie ik hem nadenken.
De boodschap lijkt overgekomen. Analyseren en kritisch zijn is zinvol, maar niet ons uiteindelijke doel. We zijn er niet om af te breken, maar om op te bouwen.
Arjan Baarssen