Ds. R. van Kooten verwacht theologisch te veel van 1951′
De commissies voor de kerkorde hebben te weinig gedaan aan een fundamentele bezinning op het kerk zijn, betoogt ds. R. van Kooten in zijn proefschrift. Hij verliest echter uit het oog dat een kerkorde praktijkgericht is, aldus dr. P. van den Heuvel.
Met de dissertatie Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt. Onderzoek naar de oorsprong en bedoelingen van hoofdthema’s van de kerkorde van 1951 is ds. R. van Kooten onlangs aan de Vrije Universiteit gepromoveerd. Hiermee wens ik de predikant van de hersteld hervormde gemeente te Apeldoorn graag geluk.
Het eerste gedeelte van deze dissertatie bevat voornamelijk een samenvatting van verslagen van de kerkordecommissies en van Handelingen van synodevergaderingen tussen 1942 en 1950. Wat daar besproken is, wordt uitvoerig weergegeven, in de regel zonder toelichting of commentaar. Wat mij betreft had dit deel korter en kernachtiger mogen zijn. Het is overladen met details waarvan niet altijd duidelijk is welke betekenis ze hebben voor het onderzoek.
Afgezien van kleine vergissingen (ds. H.C. Touw was niet vrijzinnig, 186) is het overzicht nauwgezet en zorgvuldig. De stof wordt eerst behandeld in chronologische volgorde (57-333) en daarna nog eens gerangschikt op thema’s (334-479). Dit leidt soms tot herhalingen. Van de hoofdinhoud van het boek zijn allerlei goede dingen te zeggen. Belangrijkste thema’s zijn dat de Tweede Wereldoorlog grote invloed heeft uitgeoefend op de totstandkoming van de kerkorde van 1951, dat dr. Hendrik Kraemer daarop een belangrijk stempel heeft gezet door zijn passie voor de zending en dat het apostolaatsbegrip een aanzienlijke verbreding heeft gekregen, met name door de invloed van prof. A.A. van Ruler. Die inzichten zijn weliswaar niet nieuw, maar worden nog eens met de stukken gedocumenteerd.