blog
Ds. C. den Boer: ‘Van John Bunyans inzichten kunnen we leren.’
'We moeten waken voor het monster van goedkope genade,' zegt ds. C. den Boer (85), emeritus predikant in Barneveld in een openhartig interview. Het is cruciaal dat mensen zich realiseren dat ze voor God niet kunnen bestaan.'
‘Als iemand dat beseft, is hij een goed voorwerp van genade.’
De emerituspredikant blikt terug op zijn leven. ‘Als predikant heb ik een zekere ontwikkeling meegemaakt. Niet dat ik dingen van mijn studententijd en eerste gemeente bewust heb losgelaten. Als het gaat over prediking en gemeentearbeid, ben ik, ondanks enkele geestelijke dieptepunten, niet wezenlijk van inzicht veranderd. Wel ben ik steeds meer teruggeworpen op de Schrift, met als vraag: Wat staat er precies en hoe vertaal ik dit naar deze tijd?
Gaandeweg kreeg ik meer aandacht voor de belijdenisgeschriften. Zo ben ik in Zeist en daarna ook in Wageningen in de leerdienst de Dordtse Leerregels gaan behandelen. Ik vermoed dat het heel vruchtbaar zou zijn als vandaag in gesprekskringen de drie gereformeerde belijdenisgeschriften aan de orde zouden komen: één voor één en met de vragen van onze tijd erbij.’
Vriendenkring
‘In elke tijd moet een predikant er op de kansel en in zijn pastoraat opuit zijn om een verlangen naar het heil te wekken en voor het dagelijkse leven concrete aanwijzingen te geven. Als voorganger moet je proberen heel dicht bij de mensen te komen, in hun gewone leven. Je moet zoeken naar wat de bijbels-gereformeerde godsdienst hier en nu betekent.
Als predikant heb ik dertig jaar leiding gegeven aan de zogenaamde Vriendenkring, een groep van zo’n twintig à dertig aankomende en jonge theologen. Van jaar tot jaar en van vergadering tot vergadering spraken we met elkaar over de prediking. We hadden het vaak over de verhouding tussen het heilshistorische – de tekstuitleg – en het heilsordelijke: hoe je aan die woorden deel krijgt. En dan over de vraag hoe je deze in de prediking aan de orde stelt.
De Engelse predikant John Bunyan zag heel goed dat er een bijbelse samenhang tussen de heilsgeschiedenis en de heilsorde is. Zo herinnerde elke zondag hem concreet aan de dag van Christus’ opstanding – de dag waarop Hij voor eeuwig Bunyans rechtvaardiging had bewerkt.’
Enig verschil
‘Dit is een theologisch inzicht waarvan wij vandaag kunnen leren. Recent hoorde ik twee preken waarin het verzoeningswerk van Christus feitelijk niet aan de orde kwam. Dat is dan eigenlijk geen Woordverkondiging. Je moet bedenken dat het een tekst in de Bijbel betreft en dat de Bijbel een boodschap heeft. De context van het hele Woord mogen we niet vergeten.
Belangrijk is de vraag: wat is Jezus voor jou? Is Hij een Zaligmaker die jou in de hemel brengt óf is Hij Degene die voldoet aan datgene waartoe jij geschapen bent en waar je zelf nooit aan kunt voldoen? Daar is enig verschil tussen. Dat noem ik het trinitarische: het gaat om de eer van God de Vader, het draait om het verzoeningswerk van God de Zoon en het schittert alles in de doorleving van het werk van God de Heilige Geest.
Als predikanten houden we geen verhalen waarin de moraal de hoofdrol speelt, maar waarin het hart van het Evangelie spreekt. Jezus leerde bekering en vergeving van zonden. Dat zijn de twee woorden die Hij meegaf aan Zijn discipelen voor Hij heenging. Er gebeurt iets als iemand tot bekering komt. Dat moet je als predikant niet beschrijvend brengen. De kern van de prediking is een appèl om dat wat zo rijk is na te jagen.
Mij valt op dat in meditaties de tekst vaak keurig wordt uitgepluisd en alles exegetisch en dogmatisch op een rij staat. Maar waar is het persoonlijke, het op het hart gerichte woord en hoe ik als lezer deel aan dat heil heb? Dat is belangrijk. Anders worden we ondanks alle goede woorden oppervlakkig.
Aan de ene kant is er voor een voorganger het risico van personalisme: de persoonlijke ziel krijgt te veel aandacht. Aan de andere kant is universalisme een gevaar, alsof Gods genade uiteindelijk iedereen ten deel zal vallen.’
Model
‘In Galaten 2:20 vinden we wat dit betreft het model voor een bijbelse verkondiging. ‘Ik ben met Christus gekruisigd’, schrijft Paulus. Er staat bij: ‘Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij.’ Daar heb je het heilsordelijke, namelijk dat Christus in jou leeft en gaat leven.
Als een predikant heeft onderzocht wat een bepaalde tekst precies zegt, moet hij daarna naar het hart van de verkondiging gaan: het kruis van Jezus Christus. Als dat ontbreekt, zit je fout. Vervolgens ga je naar het hart van de mens. Doe je dat niet, dan zit je ook fout. En ten slotte ga je naar de wereld, waarin je als mens een roeping hebt, en naar de vragen die daarbij horen.’
Tendens
‘Theologisch zie ik momenteel in hervormd-gereformeerde kring een tendens om voor het Woord een landingsbaan in religieuze gevoelens te zoeken. Dat is ongetwijfeld een reactie op de ontkerkelijking. Als je terugkijkt, zie je golfbewegingen in de theologie. Rond de Tweede Wereldoorlog hadden we te maken met Karl Barth (1886-1968). Deze Zwitserse theoloog stond een top down prediking voor, die verkondigt dat het heil aan ons is geschied, het is volbracht. Alles van beneden als een opstap naar het geloof in Christus zag hij als heidendom. Zijn theologische denken grensde aan algemene verzoening.
In de jaren zestig en daarna kwam de tijd van het grote verval, van secularisatie. Van armoede keren we nu helaas terug naar een verkondiging die een landingsbaan in het religieuze gevoel zoekt en daarmee in wat de algemene openbaring heet. Ik zeg ‘terug’, want we kennen dit van de Duitse filosoof Schleiermacher (1768-1834).
Laten we liever een studie als Religieus besef en christelijk geloof (1949) van dr. J.H. Bavinck nog eens op ons in laten werken. Religieus gevoel is niet het startpunt van het geloof en evenmin van de prediking. Natuurlijk is het een zoektocht om in de prediking in te steken bij het leven van de mens die voor je zit. Dat is het vertrekpunt, maar dat is niet de basis van de prediking. Cruciaal is dat mensen horen dat ze in zonden ontvangen en geboren zijn en aan de ellende en verdoemenis onderworpen. Dat moet zo gebeuren dat je voelt dat dat een realiteit is. Als iemand dat beseft, is hij een goed voorwerp van genade.’
Israël
‘Gaandeweg mijn predikantschap ben ik in de behandeling van oudtestamentische teksten waarin het heilrijk handelen van God met Israël ter sprake komt, meer de plaats en betekenis van het volk Israël gaan verwoorden. Ik ben mijzelf ook gaan wapenen tegen de zogenaamde vervangingsleer. Helaas blijkt dat de inzichten die het hervormd-gereformeerde Bezinningscomité Israël, waarvan ik samen met ir. J. van der Graaf en dr. S. Gerssen initiatiefnemer was en dat na 1980 allerlei publicaties uitgaf, vandaag behoorlijk zijn weggeëbd. Dat werd me duidelijk uit een enquête onder hervormd-gereformeerde predikanten, die ikzelf twee jaar geleden hield. Het doet me verdriet.’
Onderscheidingsvermogen
‘Als studiesecretaris van de Gereformeerde Bond besefte ik denk ik aardig goed dat we body moesten hebben, wilden we bestaan en voortbestaan. Dat betekende voor mij dat mensen theologisch en geestelijk onderscheidingsvermogen moesten hebben; zicht op wat er in kerk, theologie en wereld aan de hand is. Gaandeweg is er een catechetenopleiding gevormd, de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB), die een plek heeft gekregen aan de Christelijke Hogeschool te Ede. Voor gemeenteleden zijn er op diverse plaatsen in het land de zaterdagse Theologische Vorming Gemeenteleden. De vrucht hiervan is niet meetbaar. Je ziet wel dat mensen die de cursus volgden, van betekenis kunnen zijn voor een gemeente en vaak ook als ambtsdrager gekozen worden.
Vanuit het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond zorgden we dat aanstaande predikanten een boekenkast konden opbouwen. Je moest destijds de studie zelf betalen en dus ging je met schuld de pastorie in. Daarom riepen we het Studiefonds in het leven. Als ik zo’n boekenkast zou mogen vullen, zou ik nog steeds zeggen: ‘Lieve mensen, begin met bijbelse commentaren.’ Destijds was ik blij dat collega drs. H.J. de Bie elk jaar een keer naar Engeland, Cambridge, ging en voor mij commentaren van evangelicalen zoals J.I. Packer meebracht. Daar heb ik gretig gebruik van gemaakt. Dat waren geen preekachtige commentaren, maar gedegen exegetische commentaren. Dan ben je al een heel eind.
Mijn advies aan een aanstaande predikant zou vervolgens zijn: oriënteer je op de Reformatie, op Calvijn, en daarna de puriteinen en nadere reformatoren. Ga daarvan uit, want het is goud wat blinkt. Een predikant moet op de hoogte zijn van de tijd waarin hij leeft, anders krijgt je preek een zwevend karakter. Het is belangrijk om te weten wat de gemeenteleden bezighoudt. Tegelijk kun je als predikant aan het bestuderen van deze dingen niet te veel tijd aan te verspillen; je moet niet denken dat je de moderne mens ermee kunt bereiken.’
Gereformeerde Bond
‘Ik heb veel waardering voor het werk van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond en niet minder voor De Waarheidsvriend. Voor het hoofdbestuur is het belangrijk dat het op hoogte is van de meningen die leven. Je moet in verhoudingen denken maar ook grenzen aangeven. Er zijn dingen die hoogst belangrijk zijn, die krijgen voorrang. Er zijn ook onderwerpen waarbij je geen knopen hoeft door te hakken.
Als het gaat om de liturgie, hebben we een bocht genomen door het gezang in de eredienst te accepteren. Ik vind dat geen winst. De liturgie van Dordt hebben we altijd in het vaandel gehad. Dat was een sjibboleth – iets wat niet negatief of verdacht is, maar een herkenningsteken. Calvijn zegt terecht dat je de Heere niets beters kunt toezingen dan Zijn eigen woord. Ik vind het jammer dat er vanuit het hoofdbestuur niet is gepleit voor de handhaving van de Dordtse liturgie.
De Gereformeerde Bond laat vandaag een pluriform beeld zien. Er moet ruimte voor diversiteit zijn, als het maar binnen de bijbelse boodschap blijft. Het is daarom mijn vurige wens dat we vasthouden aan de resultaten van het studierapport dat in 1985 uitkwam over de bijbelse verhouding tussen man en vrouw (geactualiseerd in 2007). Hierin gaat het ook over de vraag of de ambten voor de vrouw moeten worden opengesteld en wat een begaanbare weg is voor deelname van vrouwen aan kerkelijke bedieningen.’
Roeping
‘Ieder mens heeft de roeping om een levende getuige van Christus te zijn. Ik hoop erg dat het ambtsdragers in de gemeenten lukt om tot ontmoetingen met moslims te komen. Nog nooit hebben we zo dicht bij de voordeur aan moslimzending kunnen doen. In mijn tijd als predikant speelde de islam in ons land geen rol van betekenis. Nu zie je dat in Europa het gevaar van islamisering dreigt.
We hebben ook een roeping in wat ik het restant van de Nederlandse Hervormde Kerk noem. Laat elk afscheidingsdenken ons in deze tijd vol individualisme vreemd zijn. Ik heb er dagelijks hartzeer van dat Samen op Weg is uitgelopen op de vorming van de Protestantse Kerk en ik wil mijn collega’s die kozen voor een Hersteld Hervormde Kerk oproepen om op hun schreden terug te keren. Laat ons trouw blijven aan onze roeping om Gode dienstbaar te zijn in de gemeenten van gereformeerde signatuur binnen de Protestantse Kerk.’
Tineke van der Waal