blog
Jeruzalem heeft reputatie van ombrengen
Dood van de profeet
Jezus zegt: het gaat niet aan dat een profeet gedood wordt buiten Jeruzalem (Luk.13:33). Het zijn vlijmscherpe woorden. Hij spreekt ze op weg naar de stad. Op weg naar het kruis.
Jezus is op weg naar Jeruzalem. Onderweg in Galilea komen enkele farizeeën naar Hem toe en zeggen tegen Hem: ‘Ga weg en vertrek van hier, want Herodes wil U doden.’ Sympathiek gebaar van deze farizeeën, niet? Is Herodes dit echt van plan of is het alleen maar een vorm van verbale intimidatie? Wat in ieder geval duidelijk is: Jezus laat Zich niet van de wijs brengen. Hij gaat net zolang door tot Zijn werk in Galilea, het gebied van Herodes, klaar is en reist vervolgens verder richting Jeruzalem.
Is Jezus blind voor het gevaar? De woorden uit Lukas 13:33b spreken duidelijke taal: Jezus weet dat Hij in Jeruzalem gaat sterven. ‘Het gaat immers niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem.’ In het gebied van Herodes, Galilea, loopt Hij eigenlijk geen gevaar, voor zijn bedreiging hoeft Hij niet bang te zijn. Het echte gevaar dreigt in Jeruzalem, dat in Judea ligt. Jeruzalem heeft immers een reputatie op het gebied van het uit de weg ruimen van profeten.
Uitgerekend Jeruzalem
Aangrijpend. Uitgerekend de stad van de tempel, van de openbaring van God, heeft een heel negatief imago. ‘Het gaat immers niet aan.’ Kijk maar naar de geschiedenis. Zo is het toch telkens gegaan?
In Lukas 11:51 spreekt Jezus ook over het ombrengen van de profeten van God. Dan noemt Hij Zacharia, die omgebracht is tussen het altaar en het huis van God. Waarschijnlijk is deze Zacharia de zoon van de priester Jojada. In 2 Kronieken lezen we hoe hij als profeet optreedt en omkomt (24:20-24). Confronterend spreekt hij het volk van God aan: ‘Waarom overtreedt u de geboden van de HEERE? Daarom zult u niet voorspoedig zijn. Omdat u de HEERE verlaten hebt, zal Hij u verlaten.’ Deze boodschap stuit op verzet. Zacharia wordt gestenigd in de voorhof van het huis van de Heere. In het hart van Jeruzalem dus, de tempel. In Lukas 11 zegt Jezus dat het bloed van Zacharia, evenals het bloed van Abel, afgeëist zal worden van dit geslacht. Deze toevoeging van de Heere Jezus sluit aan bij de laatste woorden die van Zacharia staan opgetekend: ‘Moge de HEERE het zien en vergelding eisen’ (2 Kron.24:22b).
Jeremia
Een ander voorbeeld vinden we in Jeremia 26. De profeet Jeremia spreekt het volk van God aan in de voorhof van de tempel: ‘Als u niet naar Mij wilt luisteren door te wandelen volgens Mijn wet, die Ik u heb voorgehouden, door te luisteren naar de woorden van Mijn dienaren, de profeten, die Ik vroeg en laat tot u zend, en u niet hebt willen luisteren, dan zal Ik dit huis maken als Silo, en deze stad zal Ik maken tot een vloek voor alle volken van de aarde.’
De reactie liegt er niet om: ‘U zult zeker sterven’ (26:8). Ze komen echter nog op tijd tot inkeer: Jeremia wordt niet gedood. In datzelfde hoofdstuk lezen we dat het met een andere profeet anders afloopt. Ondanks zijn vlucht naar Egypte wordt Uria gevangen genomen, teruggebracht naar Jeruzalem en door koning Jojakim gedood (26:23). ‘Het gaat immers niet aan’, inderdaad: een reputatie opgebouwd.
Klacht
Toch brengt Jezus hier meer dan een constatering naar voren. We horen dat in het volgende vers in Lukas 13: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt die naar u toegezonden zijn, hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels, maar u hebt niet gewild.’
Wat gebeurd is in Jeruzalem en opnieuw staat te gebeuren, grijpt Jezus aan. Hij zal hier omgebracht worden. Hij! In Jeruzalem! Hij weet wat Hem te wachten staat, maar dat is voor Hem maar geen zakelijk gegeven. Intens verdriet overvalt Hem.
Profeten, door God gezonden. Om het volk namens God aan te spreken. Naast de koning en de priesters waren er de profeten, rechtstreeks door God geroepen. Geroepen om te zeggen wat God hen voorzegt: ‘Alzo zegt de HEERE.’ Wie het boek Jeremia doorleest, merkt hoe zwaar Jeremia het vindt om profeet van God te zijn. Daar solliciteer je niet naar. Dat word je opgelegd en opgedragen. Wat anderen niet zien – of niet willen zien – moet je als profeet onderkennen: wijzen op de acute gevaren die dreigen.
Wachter zijn
Wachter zijn, zo typeert het boek Ezechiël de opdracht van de profeet. Valse profeten werd geen strobreed in de weg gelegd. Zij waren populair bij het volk. Maar de ware profeten werden vaak verguisd. Dat is een proces dat niet stopt. ‘U die de profeten doodt.’ De werkwoordsvorm geeft aan dat het doden nog steeds doorgaat. Het komt zelfs tot een climax: het doden van Jezus.
Is dit niet allemaal te ongenuanceerd geformuleerd? Deze generatie kan toch niet verantwoordelijk worden gesteld voor de moorden op profeten in het verleden? Dat is zo. In Mattheüs 23 lezen we in van de Schriftgeleerden en de farizeeën dat ze graven bouwen voor de profeten en de grafmonumenten van de rechtvaardigen versieren (vs.29). Door het onderhouden van de profetengraven geven zij toch duidelijk aan dat hun houding tegenover de profeten anders is dan van hun vroegere volksgenoten?
Toch spreekt Jezus het ‘wee u’ over hen uit. Jullie kunnen immers wel zeggen: ‘als wij in de tijd van onze vaderen hadden geleefd, hadden wij niet met hen meegewerkt om het bloed van de profeten te vergieten’ (vs.30). Maar, pas op, zegt Jezus, jullie lijken wellicht meer op hen dan jullie je realiseren. ‘Maakt ook u dan de maat van uw vaderen vol’ (vs.32). Hoe? Door nu de zoon van God te doden!
Doorgaande lijn
Profeten hebben in het verleden de komst van de Zoon aangekondigd. Ze zijn niet geloofd, ze zijn gedood. Nu komt de vervulling van de profeten: Jezus Christus. Hij wordt gedood. Er loopt een doorgaande lijn van de dood van de profeten van vroeger naar de dood van Jezus nu.
En wij? Lezen wij dit op een veilige afstand? Gaat dit ons niet aan? Dit betreft alleen Israël? Hier hebben wij part noch deel aan? In Hebreeën 1 worden de profeten en Jezus in één adem genoemd: ‘nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon’ (vs.1). Voortdurend heeft God gesproken. In deze laatste dagen heeft Hij tot ons gesproken door de Zoon. Overduidelijk, geen twijfel mogelijk! Maar het punt voor de Hebreeën is: ‘Laat Christus niet zomaar spreken, maar gehoorzaam Hem. Doe wat Hij zegt.’
Het gevaar van afwijzing van Jezus ligt voor een ieder op de loer. We leggen Jezus sneller het zwijgen op dan we ons realiseren. Scherp is deze analyse van Jezus in Lukas 11. Indringend, deze klacht over de onwil van Jeruzalem. Tegelijkertijd nog steeds uitnodigend. In Mattheüs 23 zegt Jezus dat ze Hem uiteindelijk niet kunnen uitschakelen. ‘Zie, Ik zend profeten, wijzen en Schriftgeleerden naar u toe (…) en sommigen van hen zult u doden en kruisigen, en sommigen van hen zult u geselen in uw synagogen, en u zult hen vervolgen van stad tot stad’ (vs.34). In Jeruzalem staan weer profeten op. Ze ondervinden niet alleen afwijzing, maar ook instemming. Er komen er ook tot geloof.
God spreekt daar en hier, door de Zoon. Nog steeds.
C. van Duijn
Ds. C. van Duijn is hervormd predikant te Gouda en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.