De verbijsterende gruwelen van de Armeense volkerenmoord
Het is ontroerend en aangrijpend om te zien hoe loyaal de Armeniërs tot het laatste toe gebleven zijn binnen het Ottomaanse rijk, dat sinds de negentiende eeuw in staat van ontbinding verkeerde, vertelt dr. M.A. van den Berg.
Ze hadden de tweederangs positie die ze al eeuwen hadden, zonder morren geaccepteerd. Ze deden hun uiterste best om te laten merken dat ze trouwe onderdanen waren van de sultan. Ze hoopten dat hun moslim-landgenoten dat ook zouden waarderen door hen de ruimte te geven om hun culturele en godsdienstige identiteit te mogen handhaven. Dat was het enige wat ze wilden; territoriale aspiraties waren er niet, zoals in andere delen van het eens zo machtige Turkse rijk.
Welvarend
Tegelijk staken de Armeniërs intellectueel en economisch vaak boven de meerderheid van hun landgenoten uit. Velen waren welvarende zakenlieden en gerenommeerde wetenschappers. Er waren ook nauwe contacten met de westerse wereld. Armeniërs studeerden in Amerika en aan vele Europese universiteiten. Ook waren er veel Amerikaanse missionaire activiteiten in Turkije, waarbij de contacten met Armeniërs cruciaal waren. Het is begrijpelijk dat dit alles bij de meerderheid van hun medeburgers vervreemding en afgunst heeft opgewekt, die de voedingsbodem werden van de haat die zo vreselijk tot uitbarsting kwam in de jaren 1915/1916.
Twintig jaar eerder, in 1895, onder het regime van de sultan, werden er ook al honderdduizenden Armeniërs vermoord. Toch wilden de Armeense leiders in 1915 niet serieus rekening houden met de mogelijkheid dat zoiets weer zou kunnen gebeuren. De zogenaamde ‘Jong-Turken’, die een nieuwe toekomst van een constitutionele democratie leken na te streven, waren aan het begin van de twintigste eeuw hun vrienden, zo geloofden ze. Hun toekomstige moordenaars lieten hen graag in die waan. Ze deden alles om hen gerust te stellen, terwijl ze in het verborgene al bezig waren een tienpuntenplan van genocide op te stellen. Het is diep tragisch dat uitgerekend zij voornemens waren om definitief af te rekenen met een christelijk volk, dat onmogelijk kon blijven bestaan in de nieuwe natie Turkije. Dat konden en wilden de Armeniërs niet geloven, tot ze het uiteindelijk wel moesten. Maar toen was het te laat.
Er waren al voortekenen van wat komen zou. De Armeense soldaten in het Turkse leger hadden trouw dienst gedaan, zelfs in een oorlog tegen landen die de Armeense belangen in de wereld altijd hadden gediend. Maar in het begin van 1915 werden ze plotseling ontwapend. Ze moesten voortaan als werkslaven van het leger dienstdoen met schop en houweel, zogenaamd om wegen en loopgraven te bouwen. Maar ze werden allen weggevoerd om hun eigen graf te graven……
Rode zondag
En toen kwam de zaterdag na de paasweek, 24 april 1915. Ver van oostelijk Turkije, waar de meeste Armeniërs woonden, begon de massamoord in de meest westerse stad van Turkije: Constantinopel, het huidige Istanbul. Daar woonden 120.000 Armeniërs. Het was de stad van moderne cultuur en wetenschap, de poort naar het westen. Enkele honderden volksvertegenwoordigers, intellectuelen, kerkelijke leiders en anderen die tot de elite behoorden van de Armeense gemeenschap, werden in één nacht opgepakt. Op de volgende dag, ‘rode zondag’, werden ze met onbekende bestemming afgevoerd.
Gregoris Balakian was er ook bij, en beschrijft uit eerste hand de verbijstering en het afgrijzen van dat moment. Niemand had het aan zien komen, niemand wist ook de reden. In zijn boek verwoordt hij het in het kortste hoofdstuk als ‘de nacht van Gethsemane’. Balakian en zijn lotgenoten waren, zoals hij het zelf beschrijft, in shock, ‘een toestand van geestelijke angst, doodsbang voor het onbekende’. Het enige wat ze konden denken, was dat ze op weg waren naar een wisse dood. Voor de meesten werd dat ook de werkelijkheid. Voor Balakian, die de gruwelen overleefde, werd het een lange, onbeschrijfelijke lijdensweg, samen met al de gedeporteerden naar Deir ez-Zor, in de woestijn van Syrië. Dat was de plaats die de moordenaars uitgekozen hadden, omdat ze zeker wisten dat zij die de lange lijdensweg daarheen zouden overleven, er nooit in leven konden blijven.
Deportaties
Na april 1915 werden in alle steden en dorpen waar Armeense gemeenschappen waren razzia’s gehouden. Ook daar werden leiders gedood, mannen van vrouwen en kinderen gescheiden, van alle bezittingen beroofd en zonder enige middelen om te overleven op transport gezet. De meesten zijn onderweg omgekomen, door honger en ziekte, door moorddadige acties van hun ‘begeleiders’ en allerlei door de overheid georganiseerde bendes die zich als wolven op de weerloze schapen wierpen. Op veel plaatsen werden de gevangenisdeuren opengezet, zodat de criminelen de vrijheid kregen om zich met onbeschrijfelijke wreedheden op de weerloze Armeniërs uit te leven. De Koerden – die in het huidige Turkije hetzelfde lot dreigen te ondergaan – waren vanwege hun haat voor de christenen een bruikbaar instrument voor de Turkse overheid.
Het meest bekende verslag van deze gruwelen is van de hand van een veertienjarig meisje, Aurora Mardiganian, die als enige van haar familie de genocide heeft overleefd. Na veel omzwervingen kwam ze uiteindelijk in de Verenigde Staten terecht, waar haar verhaal al in 1918 werd gepubliceerd onder de titel <i>Ravished Armenia<p> (Verwoest Armenië). In 1919 werd er zelfs een stomme film van gemaakt die de afschuw over wat er in Turkije werkelijk gebeurde wereldwijd heeft gemobiliseerd. Aurora is oud geworden. Tot vlak voor haar overlijden in 1994 was ze nog een krachtige getuige van de moord op haar volk. In 1920 verscheen er een Nederlandse vertaling van haar boek, die in 2009 nog eens werd uitgegeven.
De gruwelen die Aurora met eigen ogen heeft aanschouwd en huiveringwekkend realistisch beschrijft, zijn haast te erg om te lezen. Als door een wonder kon ze vluchten en via een Armeense generaal uit het leger van de Russische tsaar, dwars door de troebelen van de Russische revolutie, in Amerika een veilige haven vinden. Maar vlak voor haar vlucht moest ze meemaken dat haar moeder met de laatste kinderen van het gezin voor haar ogen werden doodgeslagen… Zij was de enige die nog over was van een bankiersgezin dat een jaar eerder nog een gelukkig en welvarend leven leidde in een provinciestadje in Oost-Turkije.
Bekeren tot Islam
‘Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven…?’ Moeders die hun kinderen stervend langs de weg moesten achterlaten, meisjes die keer op keer verkracht werden. Kleine kinderen die aan zwaarden geregen werden, jonge meisjes die zich niet wilden laten schenden en daarom gekruisigd werden, of erger nog… Hoe is dat te rijmen met het geloof dat God voor Zijn kinderen zorgt? Die aanvechting: ‘Heere, waarom vergeet U ons, hoort u ons niet?’ was er voortdurend langs het spoor van tranen en dood. Niet het minst omdat de moslims langs de kant hen spottend toebeten: ‘Waar is nu die Jezus van jullie?’
Jonge meisjes konden hun leven redden als ze zich tot de islam bekeerden. Ze werden vaak als slavin verkocht of konden soms zelfs rekenen op een redelijk leven in het huis of de harem van moslimmeesters. Ook Aurora – ze was een beeldschoon meisje – accepteerde dat aanbod. Dat deed ze alleen maar omdat ze vergeefs hoopte zo haar moeder en de andere kinderen te kunnen redden. Met haar mond sprak ze de verplichte moslimgebeden uit, maar het gebed tot haar Heiland was nooit uit haar hart. Ze vertelt van een meisje dat door een moslim begeerd werd. Hij beloofde haar zelfs tot zijn vrouw te maken. ‘Geef toch toe, je vader en moeder en je familie leven niet meer. Waarom wil je ook dood?’ sprak hij. ‘Wat?’ zei ze, ‘zijn ze dood? Ze leven juist nu! En dood mij maar, dan zal ik bij mijn Heiland met hen leven.’ Aldus geschiedde.
Pasen na het kruis
Het Armeense Golgotha is vol van dergelijke getuigenissen geweest. En op het kruis volgt Pasen. Alle afgrijselijke uitingen van haat voor deze christenen hebben het getuigenis van de Opstanding en het Leven niet doen verstommen, maar alleen maar versterkt! Aan het begin van de kruisweg werd de priester uit de kerk van Aurora, vader Rhoupen, na zware marteling voor het oog van al zijn schapen gedwongen om moslim te worden. Hij moest ten aanhoren van hen uitspreken dat er maar één God is, en dat Mohammed zijn profeet was. Zijn antwoord was: ‘Er is maar één God…’ om vervolgens na een korte stilte verder te gaan: ‘en Jezus Christus, Zijn Zoon, is mijn Heiland.’ Het was zijn laatste woord, voordat het zwaard van de Turkse officier het hoofd van zijn romp scheidde en hem bij zijn Heere en Heiland bracht.
Aurora schrijft als meisje van achttien dat God haar alleen veilig en wel in Amerika heeft gebracht om de boodschap te brengen die ze van haar moeder leerde, dat Jezus Christus alleen de Heiland is, en het woord door te geven dat haar vader bij zijn afscheid nog sprak: ‘Vertrouw op de Heere, Hij zal het maken.’ Als wij niet vergeten, zijn de duizenden naamlozen niet voor niets gestorven!
M.A. van den Berg