Dagboek Syrië
Ds. N.M. Tramper reisde rond Pasen in opdracht van de GZB en Luisterend Dienen naar Libanon om Syrische vluchtelingen te bezoeken. Hij peilde iets van hun nood en sprak met de partnerkerken in Syrië en Libanon. Een dagboek.
Donderdag 28 maart
Vannacht ben ik in Libanon geland. Nu zit ik in Beiroet in een klein, kaal kamertje bij een Armeense familie uit Aleppo, vader, moeder, twee kinderen en een tante. In dezelfde ruimte wonen, eten, zich wassen, slapen, hoe doen ze dat eigenlijk? In Aleppo hadden ze alle ruimte. Hij was eigenaar van een textielfabriek en zij werkte als schoonheidsspecialiste. De fabriek ligt nu in de as. Hun eigen appartement werd door zware bommen getroffen terwijl ze niet thuis waren. Ze mogen nog van geluk spreken, al zien hun gezichten er uit als een grauwe regenwolk. De weg terug is afgesneden en hier is het ook niet uit te houden. Waar halen ze de 300 dollar per maand vandaan om het armelijke optrekje te betalen? Ze zeggen: ‘We geloven dat God ons ziet, dat Hij nog helpt, al zien we niet hoe.’ Als ik voor hen bid, begint de moeder te huilen, hartstochtelijk en lang. Verdriet over het verlies van alles, het contact met haar ouders, haar werk, haar zelfrespect, hun toekomst.
Zo volgen nog drie gezinnen vandaag. Verhalen van verlies, dood en verderf vallen over me heen. In Libanon bevinden zich nu 500.000 bij de UNHCR geregistreerde Syrische vluchtelingen. Daarnaast waarschijnlijk nog een half miljoen ongeregistreerde asielzoekers. Ik wil weten hoe ze er aan toe zijn, wat er voor hen gedaan wordt, hen stem en gezicht geven in Nederland. Want Syrië is ver weg in Nederland. In gedachten ben ik even bij de gemeente in Gouda die vanavond in de Sint Jan samenkomt.