Chaos en toenadering
Kort na het einde van de bezettingsjaren ontstaat er in Naarden een opleving in de toenaderingspogingen tussen de evangelisatie en de kerkenraad. Een factor hierin is de nieuwe wind die in de Hervormde Kerk waait. De landelijke beweging Gemeenteopbouw vindt lokaal weerklank.
Op 28 juni 1945 belegt de evangelisatie een ledenvergadering. Hier laat voorzitter H.J. Timmer zich dankbaar uit voor ‘het vreeselijke’ dat voorbij is. Nu is de andere, veel ergere nood zichtbaar: die op geestelijk gebied. Timmer is enthousiast over de nieuwe ontwikkelingen: ‘Als men leest wat de kerk weer wil gaan doen, is men er trots op hervormd te zijn.’
Doorbraak
De kerk wacht een grote taak: in het onderwijs, in de media. ‘Niet terug naar de oude NCRV, neen, een algemeene radio om overal het evangelie te brengen ook in de pers.’ Hier klinkt voluit steun voor de Doorbraakgedachte. Progressieve protestanten willen af van de vooroorlogse verzuiling en streven naar de zogeheten Doorbraak, de samenwerking tussen christenen en niet-christenen op alle mogelijke terreinen.
Ook de voorganger van de evangelisatie, ds. L. Nieuwpoort, laat zich meenemen door de nieuwe wind. Volgens hem gaat het nu om voor of tegen Christus. Natuurlijk zijn er verschillen tussen rechtzinnig en vrijzinnig, ‘maar er zijn heele stukken van den weg, die we samen kunnen gaan’. Iemand vindt het ‘wel wat wazig’. De overgrote meerderheid steunt echter het bestuur.
Politiek als splijtzwam
Veel moeilijker ligt de politieke component van de Doorbraak. Na afloop van de oorlog is het een geruchtmakende gebeurtenis als zeven Amsterdamse hervormde predikanten, onder wie ds. J.J. Buskes en dr. K.H. Miskotte, zich aanmelden als lid van de SDAP. In Naarden zet ds. Nieuwpoort dezelfde stap. Hier ontstaat in de gemeente veel opschudding over. Het draagvlak voor hem in bestuur en vereniging brokkelt hard af.
Ds. Nieuwpoort oriënteert zich op een nieuwe baan. In juli 1946 deelt hij het bestuur mee dat hij een beroep naar Kubaard heeft aangenomen, waar hij tot zijn emeritaat in 1962 zal blijven. Voorzitter Timmer ziet het donker in voor de evangelisatie. Hoe ‘onze Kapel staande te houden’ is de vraag voor het bestuur.
Nieuwe start
Na het vertrek van ds. Nieuwpoort werkt ds. W.J.H. Baart korte tijd in de evangelisatie. Via hem komt ook een definitievere opvolger in beeld, kandidaat G.W. van Tricht (1920-2009). Vanaf juni 1948 werkt hij als hulpprediker in Naarden.
Zijn komst valt samen met een nieuwe start tussen kerkenraad en evangelisatie: in juli 1948 is er eindelijk een overeenkomst bereikt. Vier bestuursleden worden tevens kerkenraadslid. Van Tricht wordt adviserend lid van de kerkenraad en voorzitter van het bestuur van de evangelisatie. De evangelisatie opereert vanaf nu als een suborgaan van de kerkenraad.
Rechterflank
Van Tricht kan goed aarden in deze constructie. Te goed voor een deel van de evangelisatie? Als Van Tricht op de ledenvergadering van de evangelisatie in december 1948 zegt een weg te willen zoeken die, zonder het opgeven van de eigen principes, met de kerkenraad kan worden gegaan, vraagt een lid of hij het verschil niet meer weet tussen rechtzinnig en vrijzinnig. Op dezelfde vergadering is Van Tricht er zeer over te spreken dat de Gereformeerde Bond ‘weer toe wil treden’, doordat een lid hiervan, G. van Ballegooijen, wordt gekozen in het bestuur.
Intern klinken in het bestuur andere geluiden. In de hierop volgende bestuursvergadering hoopt Van Tricht dat Van Ballegooijen niet zal opereren als ‘oppositieleider’. Ontstemming is er over de manier waarop de verkiezing is verlopen: staande de vergadering gaven bondsleden zich op als leden van de evangelisatie en zorgden ervoor dat de bonder de meerderheid kreeg. Er klinken kwalificaties als ‘ondergronds’ en ‘achterbaks’.
Nieuwe spanningen
Van Ballegooijen komt in het bestuur op voor de belangen van ‘de Geref. Bonds-groep’, die zijns inziens groter is dan het bestuur vermoedt, ‘althans de begeerte naar die prediking’. Hem wordt voorgehouden dat de evangelisatie staat voor rechtzinnige prediking ‘in al haar nuances’. De meerderheid van » het bestuur is bang voor een vereniging binnen de vereniging.
Op de achtergrond blijken er in 1949 plannen te zijn voor de oprichting van een evangelisatie van Gereformeerde Bondssignatuur. Ds. J. van Sliedregt, tot eind 1949 verbonden aan Huizen, stuurt hier volgens de notulen op aan, wanneer de evangelisatie geen ruimte geeft aan een twaalftal ‘bondsdiensten’. Hij is van mening dat ‘de gereformeerde waarheid’ in Naarden niet wordt verkondigd.
Enkele bestuursleden vragen Van Ballegooijen of hij bereid is tot samenwerking ‘en niet langer achter de schermen te werken’. Besloten wordt het uitnodigingsbeleid in principe te beperken tot ringpredikanten. Als tegemoetkoming aan de bonders wordt bepaald dat als ringpredikanten van deze signatuur niet kunnen, bondsdominees van buiten de ring zullen worden gevraagd.
Het bestuur moet manoeuvreren, want op de ledenvergadering klinkt ook expliciet het geluid: ‘De Bondsrichting moet geweerd worden.’ Van Tricht benadrukt dat dit fout is. De koers van de evangelisatie is ‘uitgesproken’ rechtzinnig, maar niet van een bepaalde richting.
Heilige huisjes
In de discussie over het uitnodigingsbeleid komt Van Tricht, die zich kritisch uitlaat over ds. Van Sliedregt, ds. I. Kievit uit Baarn en anderen, zelf onder vuur te liggen. Heeft hij voldoende draagvlak? Die vraag wordt acuut, omdat de kerkenraad officieus het voorstel doet om voor de rechtzinnigen een buitengewone predikantsplaats te stichten, in te vullen door Van Tricht.
Hier deinst het bestuur voor terug. Het is bang dat ook hij zich ontpopt als een ‘Doorbraak-dominee’. Hij is zeer terughoudend over de wenselijkheid van christelijke organisaties, zoals politieke partijen en scholen. Een bestuurslid spreekt de vrees uit dat als Van Tricht predikant wordt, ‘er een splitsing zal komen’. Van Tricht zegt dat hij als predikant wel eens ‘heilige huisjes’ moet omtrappen. Dit stelt het bestuur niet erg gerust. Van Tricht wordt als te drammerig ervaren.
Van Tricht meent onder de leden vrij breed draagvlak te hebben. In het bestuur ligt dit anders. Met vijf tegen één stem besluit het bestuur om Van Trichts kandidatuur voor de predikantsplaats niet te steunen. Medio 1950 besluiten zij ‘geleidelijk’ als bestuursleden te bedanken.
Verziekte verhoudingen
Hier komen de vijf bestuursleden op terug, omdat zij menen hiermee te veel toe te geven. Van Tricht reageert furieus. Hij communiceert niet langer met dit bestuur te kunnen samenwerken. Het bestuur wil een ledenvergadering beleggen die moet beslissen of er steun is voor de bestuursleden of voor de voorzitter. Van Tricht schrijft eveneens een ledenvergadering uit. Hij gaat dus rechtstreeks de confrontatie aan met het bestuur. De chaos is compleet. De verziekte verhoudingen blijken wel uit de korte reactie van het bestuur op deze actie: ‘Snotneus, ga je gang.’ Ter voorbereiding op de ledenvergadering verspreiden de vijf bestuursleden, naast de convocatie van Van Tricht en zijn medestander, een circulaire waarin zij stellen dat Van Trichts prediking ‘een grote leegte achterlaat’. Meer en meer komt erin tot uitdrukking wat in de hele Hervormde Kerk te zien is, namelijk een evangelie naar de mens, dat afdoet aan het Evangelie zelf. Ook zijn meningen over christelijke organisaties en zijn houding tegenover het bestuur zijn onacceptabel.
Landelijke bemiddeling
De meerderheid van het bestuur besluit voor de ledenvergadering een externe voorzitter in te schakelen. De Hervormde Kerk beschikt over een Noodraad, die tot taak heeft te bemiddelen bij conflicten in gemeenten. Als afgevaardigde hiervan komt dr. K.H.E. Gravemeijer. Hij stelt voor de volgende avond nog eens terug te komen om te proberen binnen het bestuur tot elkaar te komen.
Gravemeijer spaart Van Tricht niet. Hij dringt aan op een overlegstructuur in plaats van solistisch optreden. Van Tricht moet goed doordenken wat hij zegt en hoe. Allerlei voorbeelden passeren de revue. Gravemeijer vindt preekbesprekingen heel goed: ‘Juist een jong predikant moet nog veel leren en de Bijbel leren lezen.’ Bestuursleden zeggen dat Van Tricht vaak verandering heeft toegezegd, maar dat de praktijk anders uitwijst. Zij missen in zijn preken het werk van de Heilige Geest. Ook kritiseren zij zijn selectie van gastvoorgangers. Het is slecht gevallen dat hij zei ds. Kievit ‘zeker niet’ te vragen. Vele misverstanden worden uitgesproken en opgehelderd.
Wat betreft het organisatieleven verheldert dr. Gravemeijer dat het kuyperiaanse gedachtegoed nog sterk leeft in de kerk: veel christelijke verenigingen hebben de taak van de kerk overgenomen, toen deze die liet liggen. De zending is inmiddels weer teruggelegd bij de kerk. De interkerkelijke samenstelling van de christelijke scholen maakt dit ingewikkeld, maar ook hier ligt een taak voor de kerk. In Naarden overheerst de mening dat christelijke organisatie plicht is, waar Gravemeijer anders over denkt. Het christelijke zuurdeeg moet zijns inziens het brood doortrekken. Het is de nood van de kerk dat dit niet meer begrepen wordt. Het lijkt erop dat deze boodschap landt in het bestuur, maar Van Ballegooijen blijft zich verzetten.
Verbetering
Gravemeijer vindt dat de bespreking vruchtbaar is verlopen. Hij suggereert een besluit te nemen over de voordracht van de voorganger als buitengewoon predikant. Het is gebruikelijk dat als een evangelisatie wordt ingevoegd in de kerk, dat ook met de voorganger gebeurt. Van Ballegooijen reageert dat als Van Tricht blijft, er zeker een ‘neven-evangelisatie’ zal worden gevormd. Gravemeijer beseft dat er tijd nodig is om te leren of het mogelijk is werkelijk bij elkaar te komen. Besloten wordt de kerkenraad te verzoeken het agendapunt buitengewone predikantsplaats on hold te zetten. Gravemeijer zal dit communiceren om duidelijk te maken dat het er niet om gaat de zaak te traineren.
De samenwerking verbetert. Eind september al verspreidt het bestuur een rondschrijven waarin de leden wordt gemeld dat er inmiddels een goede verhouding is ontstaan. Daarom wil het bestuur Van Tricht voordragen voor de buitengewone predikantsplaats. Eind 1950 wordt hij alsnog ingezegend. Hij blijft tot 1954.
Afvloeien bonders
Wie niet blijven, zijn de bonders. In een brief van Gravemeijer aan de leden van de evangelisatie communiceert hij op 21 september 1950 dat in het bestuur ‘een enkele wordt gevonden, die een bepaald type van prediking begeert en een bepaalde uiting van het christen-zijn in het verenigingsleven voorstaat’. Gravemeijer acht het kennelijk niet mogelijk de groep waarvan dit bestuurslid zich vertegenwoordiger voelt, te behouden: deze groep vraagt ‘een zeer duidelijk uitgesproken confessionele prediking, hoewel zij ook hierdoor niet zal zijn tevreden gesteld’.
Inderdaad signaleert Van Ballegooijen dat de situatie nu wel ‘opgeklaard’ is, maar dat hij niet geheel zeker is van ‘de “groep v. Tricht”’. De andere bestuursleden achten dit een kwestie van afwachten. Dat houdt Van Ballegooijen niet lang vol. In december 1950 bedankt hij als bestuurslid. Met hem vertrekken de resterende bonders. Ten dele gaan zij over naar andere kerken, ten dele kerken zij in Huizen, ten dele in Bussum. Wanneer in 1960 in Bussum een afdeling van de Bond wordt opgericht, staat deze te boek als die van Naarden-Bussum. Tot een eigen afdeling komt het in Naarden nooit.
Identiteit
In de evangelisatie blijft het financieel en qua betrokkenheid aanmodderen. De jarenlange verdeeldheid onder de rechtzinnigen heeft de evangelisatie sterk verzwakt. De interne verhoudingen verbeteren wel duurzaam. Het afscheid van de rechterflank maakt in ieder geval een einde aan de verdeeldheid. Qua identiteit gaat de evangelisatie op in de bredere midden-orthodoxie. In de jaren 1960 is er een studiekring actief rond het blad Wending, een progressief tijdschrift, ontstaan vanuit de Doorbraak-beweging, met veel aandacht voor de verhouding evangelie en cultuur.