blog
Een begin van heling
CBZ rondt werk na zeven jaar af
De CBZ hoopt bijgedragen te hebben aan het begin van heling van geslagen wonden. Deze kerngedachte uit haar verantwoording toont een andere lijn dan de louter juridische insteek, die zich richt op de goederen van de gemeente. Al hoorde die er terdege bij.
De cijfers en de feiten uit de rapportage van de hervormde Commissie van Bijzondere Zorg zijn op zichzelf boeiend om te lezen: voor 61 hersteld hervormde gemeenten kwam een voorziening die als maatwerk aangemerkt mag worden. Daarvoor moesten de CBZ-leden 69 keer met elkaar vergaderen, moesten ze 900 bezoeken in gemeenten afleggen en ongeveer 450.000 km rijden. We staan echter vooral stil bij de werkelijkheid die achter deze feiten schuilgaat, de realiteit van de kerk.
Dramatisch
Ook zeven jaar na 1 mei 2004 is er alle reden om de kerkscheuring waarmee de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland gepaard ging, als dramatisch te benoemen. De impact die het niet meer samen naar de kerk gaan in een dorp, in een familie, in een gezin heeft, is heel groot en raakt de diepste emoties van de mens. Niet meer onder dezelfde verkondiging van het Woord, niet meer aan dezelfde avondmaalstafel, die ons bepaalt bij het ene offer van Christus. En dat is dan onze beleving. Dieper gaat de gedachte wat het voor Christus betekent als Zijn gemeente verdeeld of gescheurd is, elkaar zelfs voor de aardse rechter ontmoet heeft.
Slechts met schaamte schrijven we daarom over de gevolgen van de kerkscheuring, in het besef dat het gaat om zonde voor God, zwarte bladzijden in het getuigenis van de kerk. Toen de CBZ enkele weken geleden haar eindrapport aan de synode aanbood, zei voorzitter ds. G.J. Wisgerhof ‘dat je bij een opdracht als de onze niet de mooiste kant van de kerk te zien krijgt. De agressie tegen de synode keerde zich ook tegen ons.’
Geestelijk onrecht
Het is een gegeven dat mensen zich over de aardse goederen als de kerk en de pastorie drukker kunnen maken dan om de avondmaalstafel. Ook dat hebben de voorbije zeven jaar geleerd. Deze opmerking bedoelt de waarde van deze bezittingen niet te relativeren, vooral niet als je denkt aan de kerk op het dorp waarin ook vorige geslachten Gods Woord gehoord hebben. Daar ben je mee verbonden.
Het historische, kerkelijke en geestelijke recht horen in het hervormde kerkelijk leven bij elkaar. Omdat de goederen de eeuwen door eigendom van de plaatselijke gemeente geweest zijn, niet van (grote groepen) individuele leden. In een reactie op het CBZ-rapport gaf de preses van de Hersteld Hervormde Kerk aan dat het als ‘groot geestelijk onrecht ervaren wordt’ dat je alles kwijtraakt vanwege de trouw aan Gods Woord en de gereformeerde belijdenis, een uitspraak die echter niet onderbouwd kon worden omdat ze niet op rechtsgronden gebaseerd is.
Tegen deze achtergrond was het werk van de CBZ uniek in de geschiedenis van de Nederlandse Hervormde Kerk. Toen bijv. in de tweede helft van de vorige eeuw in de hervormde gemeenten van Putten en Lunteren een deelgemeente ontstond, werden er geen goederen overgedragen.
Ruimhartig of karig
De taak van de CBZ was drieledig. Omdat de druk van predikanten op hun gemeente heel zwaar was, zei ds. Wisgerhof, heeft ze weinig aan haar eerste taak kunnen doen: proberen voor bezwaarden een weg in de Protestantse Kerk te zoeken. De CBZ schrijft: ‘De scheuring was al (ver) voor 1 mei 2004 georganiseerd, geëffectueerd of in voorbereiding.’ Haar tweede taak was het waarborgen van het voortbestaan van hervormde gemeenten binnen de Protestantse Kerk. In situaties waarin een dominee zijn traktement niet meer kreeg, waarin een gemeente (vrijwel) zonder kerkenraad achterbleef, heeft de CBZ voorzieningen getroffen. Soms was een samenvoeging van gemeenten noodzakelijk.
Haar derde taak – en daarmee is het beleid van de Protestantse Kerk uniek – was het treffen van een voorziening voor hen die meenden niet met de fusie mee te kunnen gaan. In de praktijk is zo’n voorziening er gekomen als meer dan twintig procent van de leden of meer dan 300 leden overgingen naar een hersteld hervormde gemeente. Toen, aldus ds. Wisgerhof, hersteld hervormde gemeenten zagen dat we ook deze taak serieus namen, veranderde de sfeer, al vonden hervormden ons te ruimhartig en hersteld hervormden ons te karig. ‘Er waren echter ook hersteld hervormden die dankbaar waren, omdat men inzag nergens recht op te hebben.’
Begrip en waardering
Wie alleen vanuit zijn eigen (gemeentelijke) perspectief naar het werk van de Commissie van Bijzondere Zorg kijkt, zal haar wellicht kritisch bejegenen. Maar wie vanuit het geheel van de kerkelijke situatie naar haar opdracht kijkt, heeft in de loop van de jaren meer en meer begrip en waardering voor haar werk gekregen.
Ds. P. Verhoeff verwoordde in de laatste synodevergadering die dank, waarbij ook hij refereerde aan het karakter van het CBZ-werk: een poging om bij te dragen aan verstoorde verhoudingen, als kloven niet overbrugd konden worden. Hij haalde Mattheüs 5 aan: ‘Wie u zal dwingen één mijl te gaan, ga er twee met hem.’
***
Zicht op de kerk
In de spiegel van de geschiedenis kijken we om van haar te leren. Daarom citeren we alle vijf vragen die de CBZ in haar eindevaluatie aan de kerk als geheel stelt:
– Omdat sommige gemeenten naar binnen gericht zijn en de wens ontbreekt om de blik op de landelijke kerk te slaan, klinkt de vraag ‘hoe het gedachtegoed van dit soort kerkjes-binnen-de-kerk zich opnieuw verder gaat ontwikkelen en vroeg of laat tot nieuwe problemen leidt’?
– Omdat in de breedte van de kerk weinig besef was van de ernst van de scheuring, klinkt de vraag ‘hoe we in een situatie komen waarin de volle breedte van de kerk omziet naar en bewogen is met alle leden en gemeenten’?
– Omdat de belijdenisgeschriften kennelijk gingen regeren over de Schrift, klinkt de vraag ‘hoe gemeenten en hun leden een evenwichtige visie op de plaats van de belijdenisgeschriften kunnen houden of terugkrijgen’?
– Omdat de informatievoorziening over de vereniging naar het grondvlak erg bescheiden geweest is, klinkt de vraag hoe ‘we de landelijke kerk (synode, moderamen) meer bij de plaatselijke gemeente en haar leden in beeld krijgen’?
– Omdat een groep van predikanten ruim voor 1 mei 2004 al begon met het voorbereiden van een nieuw kerkverband, onjuiste informatie gaf en een andere dan de voormalige hervormde kerkopvatting had, klinkt de vraag ‘hoe kan worden voorkomen dat opnieuw predikanten met dergelijke afwijkende visies in de kerk scheiding teweeg brengen, bijvoorbeeld door daar meer op te letten in de opleiding of bij de toelating tot het ambt’?
Bezinning in de kerkenraad
Het is goed als alle kerkenraden in hun vergadering voor deze vragen een uur uittrekken en zich daarbij de vraag stellen waaruit hun betrokkenheid als gemeente op de Protestantse Kerk blijkt. Dat kan door iedereen te laten verwoorden waarvoor hij dankbaar is in de kerk en – pas daarna – waarover hij zorg heeft, door gebedspunten voor de kerk te formuleren.
Betrokkenheid op en biddend meeleven met de kerk moet onder ons een gegeven zijn, omdat zij van Christus is en ze dankzij Zijn trouw en genade de eeuwen verduurde. Dat bijbelse zicht op de kerk is niet alleen na of door ‘2004′ onder druk komen te staan, dat heeft vooral te lijden vanwege het denken in onze cultuur, waarin mijn geloof, mijn gemeente, mijn beleving dreigen te domineren boven wat God ons geschonken heeft.
Vóór de kerk
In de herdenkingsrede bij het honderdjarig bestaan van de Gereformeerde Bond zei prof. dr. G. van den Brink: ‘Wij zijn vóór de kerk’. Daartoe rekenen we haar geschiedenis, haar uiterlijke verschijning, haar belijdenis, haar wezen als lichaam van Christus. Zo naar de kerk kijken, omdat we de kerk geloven, mag en moet (leden van) de Gereformeerde Bond kernmerken, ook in 2011.
Van onder anderen Calvijn is het beeld van de kerk als moeder. ‘Want er is geen andere ingang tot het leven, zo zij ons niet in haar schoot ontvangt, aan haar borst voedt, ons door haar goedheid en regering beschermt.’ Je moeder heb je lief.
P.J. Vergunst
Drs. P.J. Vergunst is algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond en hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.