Waar bent u naar op zoek?

Boekbesprekingen

Dr. M.J. de Vries
Door: Dr. M.J. de Vries
29-06-2023

John Dickson Schurken en heiligen KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht; 352 blz.; € 22,50.

Op het lezen van dit boek zijn ten minste de volgende twee reacties mogelijk. De ene is: ‘Zie je wel, het valt nog wel mee met religie als bron van geweld.’ De andere is: ‘Verschrikkelijk dat er in de naam van Christus geweld gepleegd is, en wordt.’ Beide reacties tegelijk is wat de auteur , Australisch predikant en historicus van de antieke wereld, graag zou zien. De inzet van het boek is de vraag: zou de wereld beter af zijn zonder religie? Het antwoord van de zogenaamde ‘nieuwe atheïsten’ zoals Richard Dawkins en Sam Harris is zonder meer: ja! Religie houdt mensen dom zodat ze niet vatbaar zijn voor wetenschappelijke argumenten tegen hun geloof. Bovendien is religie een aanhoudende bron van geweld en oorlogsvoering. Zonder het straatje van religie schoon te willen vegen, geeft Dickson in dit boek alle aanleiding om het standpunt van de nieuwe atheïsten behoorlijk te relativeren. Daartoe gaat hij met zevenmijlspassen de geschiedenis van de kerk door en laat hij zien dat er gevallen zijn waarin het inderdaad religie was die leidde tot geweldpleging. Maar er zijn ook gevallen waarin het wel gelovigen waren die geweld pleegden, maar niet met hun geloof als voornaamste motief.

Niet dat het dan minder erg is dat ze geweld pleegden, dat voegt Dickson er steeds wel meteen aan toe. Christenen zouden beter moeten weten. Dickson laat ook zien dat christenen het gelukkig in veel gevallen ook inderdaad beter wisten en nadrukkelijk aandacht hadden voor hulpverlening en barmhartigheid. Die keerzijde wordt door de nieuwe atheïsten altijd verzwegen, evenals het feit dat er ook door ongelovigen veel geweld gepleegd is. Aan het eind van het boek maakt Dickson de balans op van het aantal slachtoffers dat gevallen is ten gevolge van geweldpleging door gelovigen en door ongelovigen. Onder het terreurbewind van Stalin vielen er vijftien tot twintig miljoen slachtoffers en dat is meer slachtoffers per week (!) dan de Spaanse Inquisitie in drieënhalve eeuw maakte. Als Richard Dawkins beweert dat hij geen enkel voorbeeld kan geven van een oorlog die in de naam van het atheïsme is gevoerd, antwoordt Dickson gevat: nee, nogal wiedes. Atheïsme geeft geen motief om voor te strijden, want het doet juist aan een geloofsmotief ontbreken. Het probleem is dat atheïsme blijkbaar wel probleemloos samen kan gaan met het doden van enorme hoeveelheden mensen. Maar Dickson haast zich om eraan toe te voegen dat dit geenszins een aanleiding mag zijn voor christenen om tevreden te zijn.

Dickson begint zijn gang door de geschiedenis met de christenvervolgingen in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis. Ook dat aspect laten de nieuwe atheïsten ‘gemakshalve’ weg. Christenen weten wat het is om het voorwerp van geweldpleging te zijn. Christenvervolging is er tot op de dag van vandaag. Dickson noemt christenen in dit verband: goede verliezers. Zij vochten niet terug, maar lieten zich geduldig verdrukken en vermoorden.

Dickson laat vervolgens zien dat het verklaren van het christelijk geloof als officieel erkend geloof onder Constantijn, in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, niet leidde tot geweld. Dat kwam pas later in de tijd van Ambrosius, toen de kerk naar macht streefde. Het is zeer de vraag of die machtswellust religieus gemotiveerd was of ‘gewoon’ een kwestie van menselijke drang naar macht. Alleen bij de Kruistochten moet Dickson openlijk toegeven dat het geweld expliciet religieus gemotiveerd was, en met de Jodenhaat van Luther is dit dan ook de zwartste bladzijde in het boek van de kerk. Zelfs bij het geweld dat in de tijd van de ‘Troubles’ in Noord-Ierland gepleegd is, ging het eerder om politiek dan religie.

De auteur eindigt met een scherpe analyse van waar het geweld vandaan komt, ongeacht of het door gelovigen of atheïsten bedreven wordt. Het probleem zit namelijk in het hart van elk mens. Atheïsten kan eigenlijk niet verweten worden dat zij geen rem hebben om die boosheid in het hart de ruimte te geven. Christenen zouden zich geremd moeten voelen door de woorden van Christus en het werk van de Geest. Het is opmerkelijk dat een niet-gelovige als de bekende Britse historicus Tom Holland schreef dat hij ‘in ethisch opzicht christen is’ als hij zich keert tegen geweld. Daarmee geeft hij aan dat het wel degelijk eigen is aan de christelijke religie om tegen geweld te zijn. Dickson tekent daar met een beeldspraak bij aan dat God weliswaar een prachtige compositie geschreven heeft, maar dat de uitvoerenden er dikwijls helaas niet zo veel van terechtbrengen en soms erg vals kunnen spelen. Dat mag ons wel tot verootmoediging leiden na het lezen van dit boeiende boek.

Dr. M.J. de Vries
Dr. M.J. de Vries