Bidden is schuilen achter Christus
Het gebed is niet alleen overgave, maar ook ontmoeting en gesprek. Deze ontmoeting gaat geheel van de Heere uit. Voor het gebedsleven betekent dit dat het verstomt en afsterft als we niet luisterend leven, schrijft dr. A. de Reuver.
Hoogstens blijft er dan een sleurgebed over dat in feite is afgestompt tot een dorre formule. We zullen deze verbastering van het gebed wel uit ervaring kennen. Je bidt zonder te bidden, zonder ontmoeting en omgang met de Hoorder van het gebed. Soms verzandt je gebed in afgesleten termen. En met een schok kom je tot de ontdekking dat je, ondanks je gebogen knieën, je gevouwen handen en je gesloten ogen, helemaal niet bidt. Waar ben ik toch mee bezig?
Tegen deze kwaal is maar één remedie bestand: ophouden met zulk bidden en beginnen met zwijgen en luisteren. Evenwel met de zucht: ‘O Heere, maak me stil en horig.’ En zo moeten we dan maar de gehoorzaal binnenkruipen, waar het geloof wordt gewekt, zittend aan Jezus’ voeten, hangend aan Zijn lippen. ‘Geen hechter grondslag voor het gebed’, vindt Calvijn, ‘dan het Woord van God. Het gebed rust op het Woord. Het is alsof God de mensen verbiedt te bidden, tenzij Hij ons de woorden voorspreekt.’ Ik denk dat de reformator gelijk heeft. Wie op Gods beloften pleit, komt bij Hem nooit ongenodigd en daarom evenmin ongelegen.
Bidden is dus niet alleen ‘ogen dicht en handen samen’, maar vooral het oog op de Heere richten en de vinger leggen bij Zijn Woord. Wie God houdt aan Zijn Woord, maakt Hem om zo te zeggen weerloos. De Heere kan om een bidder die Hem zijn eigen belofte voorhoudt niet heen. Vandaar dat Luther zei: ‘Bidden is de volle buidel van Gods beloften voor Hem leegschudden.’
Een kind moet je lang niet in alles zijn zin geven, maar als het kan zeggen: ‘Vader, u hebt het beloofd’, dan kom je er niet onderuit. Zo vangen we in de gebedsomgang de Heere op Zijn eigen woorden. Zoals die Kananese vrouw uit het Evangelie deed. Als Jezus haar met een hondje vergelijkt, pakt ze dat beeld onmiddellijk op: zelfs die onreine dieren mogen toch eten van de kruimeltjes onder de tafel! ‘Groot’ noemt Jezus haar geloof.