Bidden in de eredienst
In de kerkdienst komen we samen voor het aangezicht van God. Wij weten ons in Zijn tegenwoordigheid en dat geeft een heilige lading aan de eredienst, schrijft ds. A.J. Mensink. Hoe zullen wij tot Hem spreken?
In het votum hebben wij beleden dat ons samenkomen een geestelijke vergadering is. Wij hebben de hulp van de Heere beleden en ingeroepen. Wat een vreugdevolle wetenschap dat Hij bij ons wonen wil. In Zijn genade en grote liefde zoekt Hij ons sprekend op. Hij is geen God Die Zich in stilzwijgen hult, om de grote Onbekende te blijven. Maar Hij spreekt.
De gemeente beseft echter dat zij dat niet heeft verdiend. Maken wij het er niet voortdurend naar dat de Heere de mond van Zijn Woord sluit, ons de sacramenten onthoudt, en ons in onze duisternis laat omkomen?
In de traditie van de kerk heeft altijd het besef geleefd dat wij slechts in verootmoediging tot God kunnen komen, ook in onze erediensten. Wij kunnen niet, zoals de farizeeër in de gelijkenis, zomaar linea recta doorlopen naar het altaar. Wij komen niet in Gods huis om daar een diploma of een verklaring van goed gedrag af te halen. Wanneer de tollenaar in de tempel verschijnt, durft hij zelfs zijn ogen niet op te slaan naar de hemel. En hij staat van verre.
In de katholieke traditie werd dit besef verwoord door het gebed van de priester, voordat hij de trap naar het altaar opging. Voordat de bediening der verzoening plaatsvindt, klinkt het gebed van verootmoediging en schuldbelijdenis.
Sinds de Reformatie wordt dit gebed door de gehele gemeente gebeden, reeds aan het begin van de eredienst. De enige grond waarop wij in de eredienst kunnen staan, is genade. Dat wordt nog duidelijker wanneer de heilige wet van God aan de gemeente is voorgehouden. ‘Want daar wij ons in alle heilige samenkomsten stellen voor het aangezicht van God en van de engelen, welk ander begin zal dan onze handeling hebben dan de erkenning van onze onwaardigheid?’ (Calvijn)
In het gebed van verootmoediging en schuldbelijdenis wordt zo de bijbelse mensvisie zichtbaar. Een christen is niet iemand die de zonde achter zich heeft gelaten, maar hij is nog steeds vlees, verkocht onder de zonde (Rom.7:14). Hij is zich van zijn zwakheden en gebreken bewust wanneer hij voor het aangezicht van God leeft en treedt.