column
Algoritme
Als blanke, heteroseksuele, hoogopgeleide, Westerse man ben ik niet de eerst aangewezene voor verhalen over stigmatisering, laat staan discriminatie. Juist daarom valt het des te meer op als je er een heel klein beetje mee te maken krijgt.
Het gebeurde recent tijdens een vliegreis naar de Verenigde Staten, of eigenlijk vlak ervoor en erna. Niet alleen werd mijn handbagage er uitgepikt voor extra screening, maar bij de gate bleek ik ook geselecteerd voor een aanvullend gesprek en nog een extra check van mijn bagage. Eenmaal aan de andere kant van de plas moest ik opnieuw meekomen voor een gesprek en het openmaken van mijn koffers. Dat was me vorig jaar ook al eens gebeurd. De beambte van de grenspolitie leek me vriendelijk genoeg, dus ik vroeg haar of zij enig idee had waarom ik er steeds werd uitgepikt. Natuurlijk mocht ze dat niet met zoveel woorden zeggen, maar haar wedervraag was veelzeggend: ‘Waar komt uw achternaam vandaan?’ Ik had zin om te antwoorden dat mijn achternaam Palestijns was, Koerdisch of Iraans. Maar dat soort stoere dingen kun je beter denken dan tegen iemand van border control zeggen.
De spelling van mijn achternaam is in het Nederlands al merkwaardig, maar Amerikaanse computers worden er kennelijk helemaal zenuwachtig van. Hadden mijn voorouders die ‘ij’ nu maar door een kloeke ‘y’ vervangen, dan kon ik waarschijnlijk onbekommerd intercontinentaal vliegen, maar helaas: hier kom ik nooit meer van af.
Dit stelt uiteraard allemaal weinig voor. Maar er zijn mensen die op veel meer en ernstiger gebieden door algoritmes of menselijke inschattingen voortdurend extra aan de tand gevoeld worden en voorzichtiger moeten zijn dan anderen. Nu met een beroep op terreurdreiging steeds meer datasystemen aan elkaar worden gekoppeld, staat ons nog wat te wachten. En je kunt wel denken dat het jou niet treft, maar je weet tevoren niet waar de computer op aanslaat.
A. Huijgen