Waar bent u naar op zoek?

Globaal bekeken

J. van der Graaf
Door: J. van der Graaf
11-03-2021

In de NRC stond een dubbelinterview van Jannetje Koelewijn met de oud gereformeerde dominee H.H. Romkes uit Rouveen en de uit Iran afkomstige bevriende arts Reza Pazeski Nia, ‘Boete voor te hard rijden’:

De dokter: ‘Vertel nog eens over die keer dat je werd aangehouden wegens te hard rijden.’

De dominee, eerst onwillig, dan met bravoure: ‘Dat was in maart, na een van de laatste diensten dat we allemaal nog bij elkaar kwamen. Ik kwam terug uit Hardinxveld-Giessendam, waar ik had gesproken over Psalm 22 vers 7. ‘Ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk.’ Het was gemakkelijk gegaan, de woorden waren vanzelf gekomen, dus ik had een goed gemoed, en ter hoogte van Zwolle dacht ik: als ik gas geef, ben ik om 11 uur thuis. Ik reed heel hard, ik zeg niet hoe hard, en bij de afslag kwam de politie voor me rijden. Ik had mijn rijbewijs niet bij me, dat heb ik nooit bij me, en toen moest ik mijn vrouw vragen om het te komen brengen. Mijn telefoon was leeg, dus ik belde met de telefoon van de politie, en daarna stonden we te wachten. Zegt de ene politieman tegen me: wat zie je er netjes uit, waarom is dat? Ik ben dominee. O, nou, dan hoef ik geen preek tegen je te houden. En die andere: mooie auto, hoeveel pk?’

De dokter lacht.

De dominee: ‘Ze vroegen nog waaróm ik zo hard gereden had. Ik zei: mijn been was een beetje zwaar. Maar ik ben verkeerd geweest. Ik heb niet het goede voorbeeld gegeven. Ik ben geen volmaakt man. Ik ben ook weleens ondeugend. Schrijf die boete maar uit. Nooit meer wat van gehoord.’


In de Veluwse Kerkbode schreef ds. A.J. Mensink een mooie herinnering aan dr. A. van Brummelen:

Van Brummelen zelf zette ook niet veel in de etalage, althans, niet veel van zichzelf. Door omstandigheden ben ik echter in het bezit van een dagboekje dat hem heeft toebehoord. (…)

Naast een studieboekje over Palestijnse archeologie dat aan Van Brummelen heeft toebehoord, heb ik ook het dagboekje ‘De dag met God’.

Hij schreef op 20 december 1946 zijn naam erin – toen hij 18 was en nog geen theologie studeerde. Voorin schreef hij, in onberispelijk handschrift, een oud gedicht:

Die is ghebonden,

Mit swaren sonden

Ende los wil wesen,

Tot Jhezus’ wonden

In corten stonden

Mach hi ghenesen.

Dit gedicht zal hem geraakt hebben als vertolking van innerlijke overtuigingen. Nu is het dagboekje zelf niet uitgesproken bevindelijk of piëtistisch – de schrijvers komen uit diverse kerken, zoals de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland (zoals Veldkamp, Lugtigheid) en de Christelijke Gereformeerde Kerken (zoals J.H.

Velema): een ‘rechts confessioneel’ getint dagboek. Blijkens aantekeningen heeft hij dit dagboek meerdere jaren gebruikt. In 1952 tekent hij op zekere dag het overlijden van een oom aan.

Maar het meest treft mij een potloodaantekening op 19 mei, de dag voor zijn verjaardag. Het dagboek gaat die dag over 1 Petrus 1:22, ‘Hebt elkander van harte en bestendig lief’. In de kantlijn staat met potlood geschreven: ‘Liefde is gehoorzaamheid’. Nadat hij met een potlood de laatste woorden van de meditatie onderstreepte (‘Christus zal helpen’), schrijft hij eigenhandig: ‘Weer een levensjaar beëindigd, weer een stap dichter bij mijn dood!’ Ontroerend… geen woorden van een geëmeriteerde dominee, geen woorden van een stervend iemand, maar woorden van een jonge student. Van iemand die (getuige de onderstrepingen op andere bladzijden in dit dagboek) hunkert naar wat hij zelf niet grijpen kan, een Godsverlangen heeft dat hij zelf niet vervullen kan. Als mens voor God was hij klein. De groten in het Koninkrijk van God zijn altijd klein. Daarom kende ds. Van Brummelen, evenals ds. Doornenbal, diepe humor en vooral zelfspot. Met christenen die ‘van zichzelf zeiden dat ze iets groots waren’ (Hand 8:9), kon hij geestelijk en theologisch niet uit de voeten.

J. van der Graaf
J. van der Graaf