Waar bent u naar op zoek?

blog

Is de bijbeltekst kapstok of uitgangspunt?

23-10-2017

Dat de Bijbel in de preek de voornaamste rol speelt, lijkt een zó voor de hand liggende opmerking dat er verder geen woorden aan vuil gemaakt hoeven te worden. Maar ís dat ook zo?

Het belang van de Schrift in prediking en eredienst kan wat betreft de Reformatie niet snel overschat worden. Luthers hartveroverende ontdekking waardoor voor hem de poort naar het paradijs ontsloten werd, was er een die hij deed bij het voortdurend kloppen op de bijbeltekst. Niet voor niets was het principe Sola Scriptura een van de grote uitgangspunten van de reformatoren. De Reformatie stootte de paus ván zijn troon en zette de Schrift óp de troon (Alister E. McGrath). God gaat sprékend met ons om. Wanneer Hij ons de dingen vanuit Zijn Woord niet aanzegt, komen we er nooit achter. 

Erfenis

Hoe gaan wij nu, na 500 jaar, met deze kostbare erfenis van de Reformatie om? Te zeggen dat de Schrift een belangrijke plaats inneemt in prediking en eredienst lijkt een open deur, maar het kan geen kwaad eerlijk in de spiegel te kijken om te zien of Gods Woord nog altijd de ereplaats heeft. Graag verklaren we ons nader in dit artikel waarin we focussen op de plaats van de Bijbel in de prediking. Men leze het als een kleine cri de coeur. 

Waarnemingen

Eerst een aantal waarnemingen, ongetwijfeld gekleurd. Vergissen we ons wanneer we constateren dat er grosso modo op een andere manier met de Schrift in de prediking wordt omgegaan dan in verleden tijden? Er lijkt een bepaalde verlegenheid en aarzeling te zijn om het Woord klip en klaar na te spreken. Wanneer iets ‘scherps’ in de prediking naar voren komt, wordt een en ander in het vervolg snel ‘geneutraliseerd’. Er lijkt bovendien een tendens te zijn waarbij niet een tekst binnen de context gespeld en aan het hart van de hoorder gelegd, maar waarbij een hele perikoop doorlopen wordt. Een aantal zaken vanuit een bijbelgedeelte wordt ‘aangestipt’. Of de voorganger meldt in de preek een aantal ‘opmerkingen naar aanleiding van het gelezen gedeelte’ te willen maken. Zo wordt de Bijbel eerder als kapstok dan als uitgangspunt gebruikt. Niet zelden spreekt men de laatste tijd ook over ‘een aantal lessen en/of handvatten die de Bijbel ons vanmorgen/middag’ geeft. Tenenkrommend. 

Innerlijk onzeker

Op het gevaar af dat we spijkers op laag water zoeken, is de vraag relevant of de Reformatie dít met grondige uitleg van de Schrift bedoelde. Is prediking het middel om uiteen te zetten wat de predikant van de tekst vindt of is het nog altijd zo dat de prediking verkondiging is van wat God van óns vindt en met ons leven voorheeft? In de ijver om de hedendaagse mondige (kerk)mens recht te doen, wordt ingeboet op de directheid van het Woord. Ik denk niet dat ik overdrijf. Het valt me op hoe in toenemende mate de predikant als persoon met al zijn belevingen gaat domineren in de verkondiging. Ongetwijfeld om de gemeente te laten merken dat hij als eerste hoorder ook door het Woord geraakt is. Bij voorbaat geven we aan met de mensen mee te voelen wanneer de Schrift tegen ons ingaat, ons bekritiseert of corrigeert.

Ik kan me echter niet aan de indruk onttrekken dat er met deze empathische prediking soms ook nog iets anders aan de hand is. Is de voorganger soms innerlijk onzeker, of wil hij zelf uiteindelijk niet voor waar houden wat het Woord zonder omwegen tegen de mens zegt en van hem vraagt? Willen we op deze laatste vraag eerlijk antwoord geven? 

Praatjes

Nog iets: waarom komen er tegenwoordig zo veel verhaaltjes en praatjes in de preek voor? Voor de kinderen, zegt iemand, en hij heeft nog gelijk ook. Laat het dan één goed gekozen voorbeeld zijn, die de kern van de zaak opheldert. Maar vermoeien (amuseren?) we de gemeente toch niet met praatjes die geen gaatjes vullen, zeker de afgrondelijke krater van onze zonde niet. Waarom voegen we zo veel aan het Woord toe? Weten we anders niks te zeggen? Laten we dan langer in de studeerkamer blijven. Zodat de preekstoel geen práátstoel wordt. Het is een voortdurende verzoeking om je als prediker aangenaam te willen maken bij de mensen. Onze houding hoort inderdaad niet afstotend zijn (2 Tim.2:24-25), maar we dienen allereerst te bedenken dat we ons hebben te beijveren Gód welbeproefd voor te stellen (2 Tim.2:15). Is elke dominee ook dókimos? De voorganger staat in de verkondiging principieel aan de kant van het Woord. We liggen vaak op onze knietjes voor de moderne (kerk)mens, maar zouden meer op de knieën moeten voor de heilige God. 

Bekering nodig

Theologen zullen me inmiddels allang in de rede willen vallen en zeggen dat we niet om de hermeneutische vragen van de Schrift heen kunnen, dat een directe toepassing vanuit de Schrift niet zelden vele haken en ogen heeft. Dat is natuurlijk zo, maar mijns inziens is dat een scherm dat we soms te vlot optrekken. De zaak ligt dieper. Geloven de predikheren zelf dat de Bijbel het Woord van Gód is? De profeten van Israël beefden voor de Godsspraak, het benam hun de adem en verschroeide hun ziel. Is het Woord niet als een vuur, als een hamer die een rots verplettert? (Jer.23:29) Siddert de dominee voor het Woord van God? (Jes.66:2) We zijn toch diep doordrongen van de ernstige waarschuwing om geen dingen tóe of áf te doen van het woord van de profetie (Openb.22:18-19). Predikanten moeten dagelijks bekeerd worden tot God en tot Zijn Woord. De prediker is immers ‘Gods mond’ (Calvijn). Prediking is bediening van de verzoening (2 Kor.5:18), het hanteren van de sleutels van het hemelrijk (HC zondag 31). Met sleutels moet je niet spelen. De kerkdienst is het uur van de waarheid. Hoe gaan we straks de kerk uit: met of zonder Christus? Dat maakt een eeuwigheid uit, is een kwestie van leven of dood.

Letterknecht

Allicht wordt er meteen gevraagd naar ‘wat we hieraan kunnen doen’. Dat is een buitengewoon gevaarlijke vraag, omdat we van de weersomstuit doorschieten in de actiestand. Wij maken niets klaar. Uiteraard verwijzen we graag (en hopelijk ten overvloede) naar de formulering uit het bevestigingsformulier van een dienaar van het Wóórd. De zin dat hij (in de eerste plaats!) ‘het Woord des Heeren […] gróndig en getrouw aan de gemeente moet uitleggen’ lijkt me voor geen tweeërlei uitleg vatbaar. Persoonlijk denk ik dat de predikant wat meer op de tekst mag ploeteren. De voorbereiding op de preek mag bloed, zweet en tranen kosten. Dan blijft de predikant op zondag niet hoog boven de tekst cirkelen, maar neemt de gemeente mee de tekst in. Daarbij spelt hij de (grond)woorden nauwgezet, verklaart ze in het verband én schildert Christus voor ieders ogen, op een wijze dat niemand er vandoor kan gaan. De dienstknecht hoort in de goede zin van het woord een letterknecht zijn, in dienst van het Woord en niet andersom. De meeste kerkenraden vinden het gelukkig fijn wanneer je zegt dat de prediking het belangrijkste voor je is. Laten ze er ook de praktische consequenties uit trekken. En laat er in de gemeente doordeweeks veel gebed zijn voor de prediking. Dat er hemels licht mag vallen op de tekst, dat de preek voor alles éérlijk zal zijn. Dan komt – onder Gods zegen – op zondag het hoge Woord eruit.

C.H. Hogendoorn