Waar bent u naar op zoek?

blog

Een terugblik met de scheidende scriba van de Protestantse Kerk in Nederland

Dr. A.J. Plaisier: De nood van de kerk is hard binnengekomen

06-06-2016

Een denker die tot een beleidsmatige taak in de kerk geroepen werd, neemt na acht jaar als scriba afscheid. Dr. A.J. Plaisier: ‘We mogen het godsvolk niet verliezen door het geloof te verzwijgen of te problematiseren.’

Het was niet de bedoeling, en toch is eenzaamheid voor werkers in de kerk op een verantwoordelijke post ineens ons startpunt. Dr. Arjan Plaisier (1956) herkent dat gevoelen, wist zich een zelfstandige werker die inhoudelijk ergens voor moest staan. ‘Dat geeft soms eenzaamheid. Daar moet je ook niet voor terugschrikken. Tegelijk moet je wel gevoel hebben voor de context waarbinnen je werkt, in mijn geval de breedte van de kerk, maar voor een predikant is dat de breedte van de gemeente. Het is goed dat je je best doet herkenbaar te zijn en het is dan helemaal mooi wanneer je merkt dat je echt kunt overtuigen en dat je soms de vonkjes van herkenning in de ogen van mensen ziet. En wat die eenzaamheid betreft: er zijn mensen die voor je bidden, ook om de moed te hebben als het nodig is ‘to stand alone’. Ook dat is kerk-zijn.’

Voorbereiding

Was uw biografie achteraf één lange voorbereiding op uw taak als scriba: de jeugd in de Ridderkerkse Singelkerk, de studietijd in Utrecht, de periode in GZB-dienst in Indonesië, het werk in de gemeenten van Leersum en Amersfoort?

‘Als ik terugkijk, zie ik daarin zeker leiding van God. Ik was vrij plotseling begeesterd door theologie en geesteswetenschappen, was bezig met de duiding van de tijd, las als eerste serieuze boek Als goden sterven van dr. F. de Graaff en bevond me al snel in de brede christelijke traditie. Als ik terugkijk, dan ben ik ondanks mijn jeugd in de Singelkerk nooit echt een gereformeerde-bonder geweest, en dat zeg ik zonder iets denigrerends. Ik ben door de deur van het katholieke christendom binnengekomen.’

Voor die brede traditie van de kerk waarvoor de Gereformeerde Bond wil staan?

‘Zeker, het gaat in de kerk om het staan in een levende traditie; wie daarin niet wil staan, kan worden tot een sekte, de dood en de verdwijning nabij. Bij mij is er door het lezen van Pascal, Kierkegaard, Dostojewski iets ontwaakt in mijn ziel, ben ik gééstelijk ontwaakt. De hervormde Singelkerk was toen mijn omgeving, was even mijn geestelijk huis, maar ik was toch ook een beetje een zwerfsteen.’

Noordmans

‘Ik heb thuis veel goeds meegekregen, een geestelijk piëtistisch en ook doorleefd klimaat, waarin de toe-eigening van het heil wel een heel specifieke plaats had. Dat heeft voor mij wel wat belastend gewerkt, mijn weg was anders. Het kleefde een tijdje aan me, tot ik zei: ‘Nee, hier word ik niet gelukkig van, het te moeten weten dat ik me op bepaalde voorwaarden kind van God mag noemen.’ Ik heb dat positief verwerkt, maar moest zelf verder.

In mijn eerste studiejaar in Utrecht volgde ik een studiekring over Noordmans, onder leiding van Hans Lam. Studieus zijn, blijven verdiepen, veel lezen, op die manier leg je een basis. Ik ben een type dat daarna redelijk gelijk gebleven is, ook in nieuwe levenssituaties. Ik heb de neiging me terug te trekken, maar daar is steeds een stokje voor gestoken; ik geloof dat God dat zelf heeft gedaan.’

Kerkvaders

‘‘Wat voor scriba zoekt u?’ vroeg ik acht jaar geleden. Mijn kracht ligt in het doordenken van waar de kerk staat, eerder geestelijk dan praktisch-bestuurlijk. De voorbije acht jaren heb ik vanuit mezelf invulling aan deze roeping kunnen geven. Was ik juist in deze tijd nodig? Dat beoordeel ik niet zelf. De kerk is nu toe aan continuïteit van beleid, dat zeg ik wel. In vergelijking met mijn voorganger, dr. B. Plaisier, was ik anders. Ik was in de tijd van Samen op Weg niet aan zet. De voorbije fase was echter niet minder enerverend, omdat de nood van de kerk veel harder binnengekomen is. In die situatie zijn we er sterk van overtuigd dat we als kerk alleen toekomst hebben als we ons oriënteren op het geloof van de ene, algemene christelijke kerk. Wat ik als constante heb gezien, is dat ik dit steeds explicieter ben gaan uitspreken. Als we niet ademen in de ruimte van Christus, de opgestane Heer, hebben we als Protestantse Kerk geen toekomst.

Ik zou weg zijn als ik in deze taak niet ook voeding kreeg, om niveau te houden, om geconcentreerd te blijven om waar het in de kerk, in mijn geloof om gaat. Daartoe had ik het gesprek met de kerkvaders nodig. Zonder dat was ik leeggezogen, platgewalst.’

Was u in de voorbije acht jaren aanvankelijk vooral scriba, later meer kerkleider?

‘Je krijgt na vier jaar opnieuw het vertrouwen van de synode. Aan de vooravond daarvan heb ik ervoor gekozen de tweede termijn te starten door mezelf uit te schrijven in een boek, Overvloed en overgave. Dat was belangrijk, dat moment waarin je in je ziel kunt laten kijken, waarin je het palet van geloof en geloofsgestalten, van kerk en cultuur kunt ontvouwen.’

Al kreeg dat boek wel een tweede druk, maar niet de respons die u hoopte.

‘Ik ben niet ontevreden, kreeg ook reacties van lezers die er sterk door aangesproken waren, maar ik hoopte op meer respons, omdat ik meen dat er een nieuwe stijl van theologiseren mee begon, met alle haperingen die dat eigen is. Ik had gehoopt op meer gesprek, omdat ik uiteenzette dat het geloof in een bepaalde gestalte neerslaat, dat het niet maar iets is van verstand, overtuiging. De officiële theologie beschouwde Overvloed en overgave als een stichtelijk werk, zag volgens mij onvoldoende dat er theologische keuzen in gemaakt werden waarin verwoord is hoe God zelf zijn Woord overbrengt, waardoor de theologie in een andere toonsoort komt.’

Synode

‘Als scriba ervaar je een doorgaand groeiproces. In de visienota Hartslag van het leven aan het einde van de eerste periode verwoordde ik waarvoor we als kerk staan, lijnen die uitgewerkt zijn in ‘Kerk 2025’. Het is voor deze bezinning goed als je wat langer op een plek zit.’

Die bezinning over wat we nu ‘Kerk 2025’ noemen, kwam behoorlijk uit de lucht vallen. Ooit zei u dit thema het liefste over te laten aan uw opvolger.

‘We wilden eerst Hartslag van het leven als vertrekpunt nemen, dit verder uitwerken. Ik wilde in die fase meer aandacht voor wat we in de kerk verkondigen en klopte aan bij de auteurs van de Christelijke dogmatiek, prof. Van der Kooi en prof. Van den Brink. Hun rapport voor de synode over de prediking is helaas te veel een document voor de la gebleven.

Ja, in de synode kun je altijd weer zomaar in kerkpolitiek vervallen. Per synodevergadering moet de Geest ons ervoor bewaren daarin terecht te komen. Ik zag er soms tegenop, keek er met vrees en beven naar; de dagen voor de synode zijn altijd vervelende dagen, als je gaat nadenken en een inschatting maakt. In de synode zijn we echter wel kerk; er wordt voor de synode gebeden, ook voor mij persoonlijk. Helemaal wegblijven van partijpolitiek, dat blijft lastig. Bijzonder is wel als een nota die zich uitspreekt over geloof en kerk unaniem aanvaard wordt, zoals het antwoord aan ds. Klaas Hendrikse, ‘Spreken over God’.

Je ziet vanachter de tafel een discussie losbarsten en dan moet ook ik acteren. De paar meter van je plaats naar de microfoon is vooral gebedstijd geweest… en dan merk je dat je veel ontvangt. Ja, dat ontroert me. Je ontvangt het om op niveau te kunnen spreken, een thema op een kerkelijk niveau te kunnen behandelen.’

Seksualiteit

Alleen als het over Israël en over seksualiteit gaat, komt er spanning. Waarom bij die thema’s?

‘Niet voor niets was mijn start lastig, omdat er een gravamen (een bezwaarschrift tegen een onderdeel van het belijden, red.) rond homoseksualiteit lag. Er was een enorme weerstand ten aanzien van de pastorale brief die ik zou schrijven. Homoseksualiteit is een in de kerk bijna niet te bespreken thema en daarom is het hoogst onverstandig dat er nu opnieuw een groep mensen opstaat die dit thema via de classis agenderen wil. Wil je Prinzipienreiter zijn of weet je dat we het over dit punt nooit eens worden? In het belang van de kerk is het beter het thema ‘homoseksualiteit’ nu te laten rusten, omdat het ons splijten gaat. Laten we niet doen of dit hét grote thema is waartoe we ons verhouden moeten. De mensen vinden uiteindelijk hun weg wel. Laten we ons concentreren op de grote vragen.

Seksualiteit is lastig te bespreken, omdat het met ons lichaam te maken heeft. De ethische bezinning over het lichaam ging daarom in de synode moeizaam. Het lichaam is iets heel anders dan de geest. En Israël…, ja, dan hebben mensen zelf de idee dat ze een rol kunnen spelen in de heilshistorie, wat je bij ‘Christenen voor Israël’ ziet. En anderen hebben de idee dat ze een rol kunnen spelen in het realiseren van de gerechtigheid, waardoor ze zich identificeren met de zaak van de Palestijnen. Je moet als predikant en kerkenraad oppassen dat Israël geen energieslurper wordt.’

En ondertussen blijft Gods weg met Israël een geheimenis?

‘Een bepaalde Israëltheologie zet de christelijke vrijheid zwaar op het spel. Als die theologie Christus te veel naar achteren plaatst, dan zijn we bezig om onze identiteit als christelijke kerk te verspelen. Je ziet mensen fanatiseren rond dit thema, zelfs zodanig dat vriendschappen op de klippen lopen.’

Media

‘Ik ben de laatste periode niet bewust meer in de media gekomen. Wie dat probeert, wordt geen gelukkig mens. Als kerk hebben we nog altijd een lastige verhouding tot de seculiere media, de NRC ziet de kerk niet staan. Misschien groei je als scriba in gezag, zodat je op bepaalde plekken een woord mag spreken, iets wat je echter nooit naar je toe moet willen halen.

De laatste jaren heb ik sterk beseft dat wij ons als kerk niet meer neer moeten laten slaan door taboes waaraan gemeenten kapot gaan, dat we explicieter over God moeten durven spreken. Of je gaat door met correcte maar ook vaak ontwijkende taal, of je spreekt je als kerk expliciet uit over de Vader, de Zoon en de Geest. We zijn niet liberaal in de zin dat het geloof in deze God onderhandelbaar is. En tegelijk moeten we beseffen dat onze organisatievorm voorbij gaat, dat de huidige structuur van de kerk als modder aan je voeten kleeft. Aanpassing daarvan is nodig met het oog op het eerste, het spreken over God, de basics. Dat besef is bij mij gegroeid, niet alleen via de rapporten van de visitatie maar vooral door bezoeken in het land. Ik zag de urgentie; dan zit je twee jaar voor het einde van je scribaat en zie je dat deze klus toch opgepakt moet worden.’

Is de weerstand tegen ‘Kerk 2025’ er vanwege de gerichtheid op de basics, het Evangelie, of vanwege verandering van de structuur van de kerk?

‘Beide kom je tegen. Er is weerstand omdat er in de gemeenten bewakers zijn van de taboes, die niet willen dat God Zelf ter sprake komt. Een predikant kan als een cipier van de gemeente worden, terwijl het godsvolk hongert naar ervaring met Hem. Dan heb ik lak aan reacties, want we zijn geen kerk van taboes in het spreken over Hem. Mijn toespraken werden dan soms preken. We mogen het godsvolk niet verliezen door het geloof te verzwijgen of te problematiseren. Dat is geestelijk een groot gevaar en daar moet God ons doorheen helpen.’

Ongelijktijdig

‘Daarnaast is er weerstand tegen verandering in de structuur van de kerk, weerstand die voort kan komen uit eerlijke motieven. Alleen, maak dan geen karikatuur van ‘Kerk 2025’. Er is nu beleid nodig, waarbij de organisatievorm niet neutraal is. Heb – ook binnen de Gereformeerde Bond – door dat een organisatievorm, hoe gereformeerd ook, een energieslurper kan worden en iets institutioneel-afstotelijks kan krijgen.’

Is de vraag niet vooral hoe je noties als ambt en gemeente overeind houdt in een tijd dat de structuur wegvalt?

‘Ja! Wat doe je als er geen mensen meer zijn voor kerkenraad en classis? Organiseer de dingen dan met minder mensen. Dat vraagt om nieuwe beseffen van wat gemeente en kerk is. Wat zijn de basics? Daarvoor heb je inderdaad ‘ambt’ nodig.

De organisatie moet lichter, dichterbij de basics, en dan moet je dat over heel de linie doen. De ongelijktijdigheid kan lastig zijn. Maar ook: waar gaat het in de gemeenten over alle linies goed? Kijk ook naar processen die onderhuids doorgaan.’

Kathedraal

Was het in uw beleid zichtbaar dat u hervormde roots had?

‘Dat denk ik wel, omdat de kerk voor mij ook moeder is. Ik gebruik graag het beeld van de kathedraal en spreek over de kerk der eeuwen. De organisatiedrang van Abraham Kuyper neigt altijd naar de kerk als project; er zit te veel mobilisatie van de gelovigen in. De kerk was er echter vóór jou, daarin mag je je plek innemen. De kerk als ruimte is de plaats waar de rust gevonden wordt.

De kerk als moeder is wel iets anders dan spreken over de vaderlandse kerk. De kerk als moeder is wereldwijd, en kan op een bepaalde plek verschijnen en weer verdwijnen. Er is niet altijd continuïteit, er is onderbreking, soms sterven en opnieuw beginnen.’

Klopt de waarneming dat u als scriba het christelijk geloof inhoudelijk op de kaart zette en minder aandacht gaf aan het eigen karakter van de Protestantse Kerk als opvolger van de Nederlandse Hervormde Kerk?

‘Geestelijk gezien sta ik in de lijn van de grote gestalten uit het hervormde verleden, zoals Gunning en later Noordmans. Hun theologische denken ten aanzien van kerk en gemeente is het meest vruchtbaar geweest. Ook al kon de Afscheiding voortkomen uit goede motieven, men ontbeert toch de notie van de katholiciteit van de kerk en de nodige openheid naar de cultuur, naar de schare. Daarom blijft er een sfeerverschil met een afgescheiden kerk. Dat ik dit weinig heb verwoord, kan waar zijn, al zitten deze noties wel in mijn denken.’

Gereformeerde Bond

In 2006 sprak de Gereformeerde Bond bij het honderdjarig bestaan uit vóór de kerk te zijn. Heeft u dat herkend?

‘Ja, dat vind ik zeker de dominante lijn, ook in De Waarheidsvriend; tevens zijn er veel personen die dat naar voren brengen. Ik herken dit serieuze streven. Maar toch, af en toe vind ik het denken in ‘wij en de kerk’ wel opspelen, ‘wij hervormd-gereformeerden’. Die kerk, dat ben je ook zelf. Op zulke momenten, die soms heel cruciaal zijn, is solidariteit nodig. Het creatieve dat in de gereformeerde theologie zit, haal je dan weg. Er zitten in de Bond altijd nog (onbewust) separatistische elementen in, bij mensen die spreken over ‘die PKN’. Dan vraag ik: ‘Onderzoek jezelf, vraag je eens af of jij wel verstaanbaar preekt, vertel me eens hoeveel bekeerlingen er onder jouw bediening hebben mogen komen.’ Hoe dan ook, ik heb mij ook door de hervormd-gereformeerde beweging zeker gedragen geweten.’

Mag de Gereformeerde Bond zijn roeping nastreven, wat betekent dat voor de vrijzinnigheid – wel voor zoekers en tobbers – in de kerk geen ruimte is?

‘De vrijzinnigheid kan nooit in de grondslag van de kerk opgenomen worden. Elke rechtgeaarde vrijzinnige begrijpt dat heel goed. Als vrijzinnigheid in de zin van het fundamenteel ter discussie stellen van het geloof in de Vader, de Zoon en de Geest het in de kerk voor het zeggen heeft, dan is de kerk weg. De kerk ís Christus’ lichaam, en als je Hem ter discussie stelt, is het einde daar.

Vrijzinnigheid is er wel als een soort proteststem, als een correctief tegen een al te massieve kerkleer, als een stem die je niet het zwijgen moet opleggen. Daarom ben ik voorzichtig met tuchtprocedures. In haar confessionele prediking verkondigt de kerk Christus als de opgestane Heer.’

P.J. Vergunst