blog
Hoe een christen met het donkere verleden omgaat
De oorlog herdenken
Zeventig jaar na de bevrijding van Nederland hebben we opnieuw vastgesteld dat we nog altijd niet zonder emotie bij de Tweede Wereldoorlog kunnen stilstaan. Hoe ga je als christen om met zwarte bladzijden in de geschiedenis, in je eigen leven?
Elk jaar is er in het publieke debat wel enige discussie of we op 4 mei alleen de slachtoffers van het nationaalsocialisme herdenken, of ook stilstaan bij álle slachtoffers van oorlogsgeweld? En, mogen de Duitsers zelf een plek hebben in de gedachtenis van wat hun voorouders gedaan hebben? En, wat vinden we ervan dat president Poetin – hoewel het de Russen waren die met hun Rode Leger Auschwitz bevrijdden – vanwege zijn optreden in Oekraïne geen uitnodiging kreeg voor de herdenking van de bevrijding van dit naziconcentratiekamp in Polen? Omgaan met het verleden kan vanwege verhoudingen in het heden ingewikkeld zijn en veel diplomatie vragen, soms zodanig dat we vergeten dat het om de slachtoffers gaat.
Gereformeerde gezindte
Al is geschiedenis een minder populair vak en neemt het aantal beoefenaars van kerkgeschiedenis helaas ook af, de Tweede Wereldoorlog staat strak in ons nationale geheugen. Het spreken over de oorlog kreeg voor de gereformeerde gezindte dit jaar een stevige impuls door de dissertatie van Ewart Bosma, die onderzoek deed naar de houding van ‘bevindelijk gereformeerde opinieleiders ten opzichte van het nationaalsocialisme’. (zie pag.10 voor een bespreking van deze studie.) ‘De bevindelijk gereformeerden was de enige kerkelijke groep die nog niet is onderzocht op hun houding ten aanzien van het nationaalsocialisme’, aldus een persbericht rond de promotie.
Omdat ds. G.H. Kersten als de toenmalige SGP-leider en de centrale predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten een prominente plaats in het onderzoek heeft, kreeg dit proefschrift via artikelen en ingezonden brieven dagenlang een plaats in het <i>Reformatorisch Dagblad<p>, vooral omdat het persbericht spreekt over ds. Kersten en ‘diens vermeende dubieuze rol’.
Focus op ‘fout’
Dat is opvallend: we focussen met elkaar sterk op wie ‘fout’ geweest zijn. De redactie van <i>De Waarheidsvriend<p> heeft na het eerste nummer van de maand mei daarom uitgesproken dat we ons niet eenzijdig moeten richten op degenen die met de Duitsers collaboreerden. Van historici leren we dat verhalen over ‘foute Nederlanders’ makkelijker te reconstrueren zijn, omdat er over het verzet veel minder schriftelijk vastgelegd is, terwijl de betrouwbare mondelinge overlevering zo goed als opgedroogd is.
Los van dit gegeven rest voor een christen en voor een kerk – en wellicht ook voor de christelijke media, al kan waarheidsvinding in sobere verwoording zeker het Koninkrijk van God dienen – de vraag hoe we met de donkere kant van het verleden moeten omgaan. Spreken we over ambtsdrager A en dominee B vooral als mensen die de Duitsers ter wille waren? Kijken we vandaag naar anderen in de kerk die het vijfde, zevende, negende of tiende gebod overtreden hebben of kijken we naar hen als mensen die schuld beleden en vergeving ontvingen? Het valt niet te ontkennen dat voor zogeheten ‘nette christenen’ een portie burgerlijk fatsoen nogal eens meespeelt.
Op het gebed
Het belijden van schuld – van concréte zonden – is de weg waarin God een zondaar vergeving schenkt. Niet om dit gebed, wel op dit gebed – een zinsnede die ik onlangs aan een kerkelijk betrokken vrouw moest uitleggen. Het bijzondere van de God van Israël is dat bij Hem beleden zonden vergeven zonden zijn, en dat vergeven zonden vergeten zonden zijn. In het hoofdstuk over de belofte van een nieuw verbond (Jeremia 31) lezen we: ‘Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.’ Zo groot en genadig is de HEERE. Waar Hizkia (Jesaja 38) verwonderd zegt: ‘Want U hebt al mijn zonden achter uw rug geworpen’, lezen we in Micha 7: ‘U zult al hun zonden werpen in de diepten van de zee.’
Dat is geen vrijbrief om donkere bladzijden uit een geschiedenisboek te scheuren, dat is voor de kerk wel het perspectief waarmee we tekortkomingen en zonden van ambtsdragers of van de kerk als geheel moeten bezien. Bij David (Bathseba, Uria) lukt ons dit goed, want we zingen zijn psalmen vol overgave. Bij Petrus (die in overmoed zijn Heiland verloochende) lukt ons dit goed, want we zijn geraakt door het onderwijs uit zijn brieven als apostel. Beide ambtsdragers zijn een toonbeeld van Gods ontferming, nadat ze opgezocht zijn door de profeet Nathan, door de opgestane Heere.
Schuldbelijdenis
Herdenken is in de Bijbel allereerst een collectieve schuldbelijdenis. Echter, niet zoals een volk in onze dagen schuld kan belijden over de misstanden in Srebrenica, zonder dat de politieke leiders zichzelf verantwoordelijk stellen. Dan wordt het persoonlijke te snel afgewenteld op het gezamenlijke. Herdenken in het licht van Gods Woord is het uitspreken van de belijdenis: ‘Wij hebben niet geluisterd naar de stem van de HEERE, onze God, om volgens Zijn wetten te wandelen.’ Daniël, die zichzelf niet verontreinigde met het eten van de koning van Babel en die het gouden beeld van Nebukadnezar niet aanbad, belijdt toch: ‘Heel Israël heeft Uw wet overtreden.’
Daar komt iets bij, namelijk dat herdenken tegelijk een pleiten is op de genade en ontferming van God. Ook dat vinden we in Daniël 9: ‘Bij U, Heere, is de gerechtigheid.’ ‘De Heere, onze God, is vol barmhartigheid en menigvuldige vergeving.’ Het slot van Ezra 9 maakt ons duidelijk dat hier sprake is van een doorgaande lijn in de Bijbel.
Herdenken, dat kan alleen op de toonhoogte van Psalm 74:
Herdenk de trouw, aan ons voorheen betoond;
Denk aan Uw volk, door U van ouds verkregen;
Denk aan Uw erf, het voorwerp van Uw zegen;
Aan Sions berg waar G’ eertijds hebt gewoond.
Dictatuur
Zo mag de kerk naar het verleden kijken, een beroep doen op de eigenschappen van God. Het geheel van onze samenleving zal dit niet meemaken. Voor haar – en van die samenleving maakt de christenheid gewoon deel uit – geldt wel dat de morele kant het meeste accent moet krijgen. Als we weten wat de gevolgen van dictatuur en onderdrukking geweest zijn, nemen we ons voor dat het zover nooit meer komen mag.
Overigens is dat sneller uitgesproken dan in praktijk gebracht. Want de kracht van de zonde in een mensenhart en in structuren moeten we niet geringschatten. Onderdrukking en manipulatie door ambtsdragers hebben in 2015 ook plaats. En de gelijkheidsideologie in het dominante seculiere denken kan maken dat minderheden in de Nederlandse maatschappij het moeilijker krijgen. Achter het woord ‘antisemitisme’ zit een wereld van gedachten, die zich uitstrekken tot de huidige dag. Voor zelfoverschatting is daarom geen enkele reden, wel voor alertheid en ruimte voor gesprek.
Slachtoffers
Herdenken heeft op deze wijze te maken met de manier waarop we onze toekomst en die van onze naasten zien. Bij zwarte bladzijden in de historie kijken we daarom niet als eerste naar degenen die ‘fout’ waren, maar horen we de verhalen van slachtoffers. Na de oorlog was daar weinig ruimte voor – en nog altijd wordt er in de Joodse gemeenschap veel gezwegen. Wie luistert naar de ander, erkent de pijn die iemand leed. Wie in een veilige context de gelegenheid krijgt om zijn ervaringen uit te zeggen, kan de helende werking daarvan ervaren.
Nieuwe Testament
Tot slot, in het Níeuwe Testament heeft herdenken of gedenken een extra dimensie. Dat is het beroep dat gedaan wordt op de Heere Jezus Christus, in Wie God de Zijnen in genade aanziet. Het is het beroep op de Middelaar om aan mij te denken. De moordenaar aan het kruis – de man was echt ‘fout’ geweest – neemt deze woorden in de mond: ‘Heere, gedenk aan mij als U in Uw Koninkrijk gekomen bent.’
De Zoon van God denkt aan zondaren die Zijn naam aanroepen. En onze roeping is het om Hém te gedenken. Het avondmaal is daartoe ingesteld, opdat een kind van God de dood van de Heere verkondigt. Totdat Hij komt. Ook hier is gedenken van Christus’ kruis en opstanding gericht op de toekomst.
P.J. Vergunst