blog
Aandacht voor oudere predikant is geen overbodige luxe
Ruilen van standplaats?
Beroepingswerk is meer dan de informatie dat een gemeente graag ziet dat een proponent of predikant in haar midden komt werken. Beroepingswerk is een spiegel van het leven van de kerk. Dat geldt ook ten aanzien van de positie van oudere predikanten.
Er zijn gedachten die hardnekkig blijven leven in hoofden van gemeenteleden, van leden van beroepingscommissies. Zoals de overtuiging dat als we een ‘dominee voor de jeugd zoeken’ – een insteek waarover trouwens ook nog eens door te praten is – we dan het beste een predikant van 35 jaar kunnen hebben. Op deze leeftijd kun je twee gemeenten gediend hebben en ben je met deze ervaring tegelijk nog jong.
Maar, de praktijk is anders. Predikanten die vijftig jaar geworden zijn, herkennen dat hun verkondiging (en soms ook hun taalveld) meer gericht is op de leefwereld van een jongere generatie dan twintig jaar eerder. Hun opgroeiende kinderen houden hen dicht bij het denken van de jeugd, bij jongeren die met vallen en opstaan hun weg zoeken in het leven. Het kan zelfs voor een grootvader gelden ten aanzien van kleinkinderen. Mooi is dat.
Proponenten
Zowel starters op de arbeidsmarkt als oudere werknemers hebben in ons land bijzondere aandacht nodig. Om die reden wordt bij voorbeeld nagedacht over de verlenging van de proeftijd voor oudere werknemers of over maatregelen die het financiële risico van ziekteverzuim moeten verlagen. Wat in de maatschappij plaatsheeft, gaat de kerk niet voorbij. Alleen daarover is al bezinning nodig, omdat in de kerk productie en resultaat niet leidend kunnen zijn, aangezien we leven bij de orde van het Koninkrijk. Wie te elfder ure opgeroepen wordt, ontvangt hetzelfde loon als degene die overdag in de hitte zijn werk deed. Mooi is dat.
Juist vanwege de invloed van het denken in de samenleving op de kerk, is speciale aandacht voor proponenten nodig. Zijn we dankbaar voor een nieuwe lichting die zich beschikbaar stelt om in het Koninkrijk van Christus te gaan dienen? Hoe geven we vorm aan onze verantwoordelijkheid voor hen, ook als ze tijd nodig hebben om te leren? Welke ruimte wordt er voor hen geschapen, op zondag en doordeweeks? Vragen waar elke kerkenraad even over zou mogen spreken.
Op slot
Daarnaast hebben proponenten en predikanten te maken met de situatie in de kerk zelf. We zien daar dat het beroepingswerk ‘op slot’ zit. Niet voor niets heet de ruim een jaar verschenen gespreksnotitie over de mobiliteit van predikanten in onze kerk ‘Roeping & beweging’. De praktisch theoloog dr. Rein Brouwer heeft erop gewezen dat ook predikanten een meer zakelijke benadering van het predikantschap laten zien, dat voor hen individualiteit en privacy van belang zijn, dat ‘tijd en beschikbaarheid geseculariseerd zijn’.
Daar komt bij dat er in de Gereformeerde Bond (en trouwens ook breder) bezwaren leven tegen het plaatsen van advertenties voor een predikant. Het ambt is immers niet iets waarnaar je solliciteert, maar waartoe je geroepen wordt.
Minder loyaliteit
Beide aspecten – de focus op predikanten van middelbare leeftijd en het niet kunnen solliciteren – maken dat aandacht voor de oudere predikant geen overbodige luxe is. Ze verdienen die zorg. Broeders die al enige decennia getrouw hun plaats in de kerk innemen, hebben betrokken meeleven van de kerk nodig. In een kantelende cultuur, waarin anders omgegaan wordt met gezag en waarin de loyaliteit aan de plaatselijke gemeente er niet vanzelf is, moeten zij ‘overeind blijven’, als herder voorop blijven gaan, leiding geven. Fysiek en mentaal vraagt dit veel.
In de Permanente Educatie is de (oudere) predikant een instrument gegeven om zich te blijven scholen, om zich te bekwamen in onderdelen van het werk waar hij lacunes ervaart of die hij lastig vindt. Het kan daarbij zowel om een verdiepende cursus over de Heidelbergse Catechismus gaan als over de training in het omgaan met groepen. Overigens, het valt beslist niet mee om tussen het veeleisende werk in de gemeente door aan de verplichting ten aanzien van de Permanente Educatie te voldoen – maar dat terzijde.
Persoon van ambtsdrager
In de maatschappij hebben we het soms over een houdbaarheidsdatum, nodig vanwege aan bederf onderhevige producten. Wat mensen betreft heb ik er moeite mee. Het doet geen recht aan mensen, aan hun inzet. Waarom zou een premier, een bestuurder van een school, de directeur van een vereniging na x-jaren moeten vertrekken als hij (of zij) zijn werk met toewijding blijft doen? Hier en daar klinkt ook in de kerk (en in christelijke organisaties) de vraag naar iemands ‘houdbaarheid’, een vraag die gerelateerd is aan het feit dat de persoon van de ambtsdrager bij de uitoefening van zijn gezag van meer betekenis is.
Geestelijke blik
Dit alles – de waardering van ouderen in de samenleving, de focus op de persoon van de ambtsdrager, het niet kunnen solliciteren als predikant – maakt dat veel oudere predikanten lang in hun huidige gemeente staan. Daar moeten we vooral geestelijk naar kijken, in het besef dat de roepende God getrouw is, dat Hij op Zijn tijd dienaars roept en zendt, dat wij mensen nooit kunnen en mogen bepalen waar er welke zegen valt, een zegen die zich kan uitstrekken tot de eeuwigheid. Die geestelijke blik geeft rust en stimuleert tot overgave aan Hem die ons leven kent en leidt.
Tegelijk, er is ook een nuchtere, zakelijke, menselijke kant aan de standplaats van een dominee, wat geen tegenstelling met bovenstaande vormt. Elke predikant heeft eigen gaven, legt eigen accenten, heeft ook eigen beperkingen. Om die reden kan het voor gemeente en voorganger na jaren goed zijn als de laatste van voorganger voorbijganger wordt.
Zorgvuldigheid
Oudere predikanten (let op: lang niet álle) kunnen hier na zoveel jaren naar uitzien. In die situatie is het nodig om na te denken over mogelijkheden die passen bij het geestelijke karakter van het ambt en bij de orde van de kerk. Nu al kunnen predikanten vertrouwelijk bij het mobiliteitsbureau van de kerk aangeven dat ze open staan voor een beroep naar elders.
In het nadenken over de situatie van veel oudere predikanten hebben ds. G. van Meijeren, die leiding geeft aan het mobiliteitsbureau, en ondergetekende enkele keren gesproken over een eventuele ruiling van standplaats door twee of zelfs drie predikanten. We beseffen goed dat dit een kwetsbaar thema is, waarbij nog meer zorgvuldigheid gevraagd wordt dan in het reguliere beroepingswerk. Wij denken in principe aan situaties waarin predikanten goed functioneren, waarin kerkenraad en dominee goed samenwerken, waarin de kerkenraad dankbaar is voor het werk van zijn predikant en tegelijk beseft dat hij op 56- of 59-jarige leeftijd niet vanzelfsprekend nog een beroep ontvangt. Als twee predikanten van standplaats wisselen, kan dit voor beiden nieuwe arbeidsvreugde geven.
Immers, die arbeidsvreugde is er niet vanzelf. Het is geen sinecure om in deze tijd dienaar van het Woord te zijn, van zondag tot zondag, trouw in het kleine, toegewijd aan God en Zijn gemeente, met de gaven die jij ontving.
Leerervaringen
Een dergelijke predikantenruil had twee jaar geleden plaats tussen vijf predikanten (57 tot 60 jaar) van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. ‘Je ontkomt er niet aan dat je eenzijdigheden en beperktheden als predikanten na vijftien jaar sterker aan het licht komen dan na zeven jaar,’ zei een van hen toen. En ook: ‘Ik ervaar dat dit proces met veel gebed omgeven was, dat de goedkeuring door beide kerkenraden de leiding van God was.’ In de Hervormde Kerk is er in de jaren zestig één keer een ruiling van standplaats geweest. Ervaringen uit het (nabije) verleden kunnen ons leren, ons behoeden voor valkuilen.
Voor de vraag of deze weg binnen de Gereformeerde Bond een begaanbare kan zijn, stellen wij ons open. We zijn bereid met predikanten een kwetsbaar proces in te gaan, waarbij er met hen, met het moderamen van hun kerkenraad, met het geheel van hun kerkenraad gesproken wordt, zoekend naar het goede voor gemeente en voorgangers, in de overtuiging dat een middellijke weg en een geestelijke houding twee sporen van de rails kunnen zijn. Zonder dat schade aan personen toegebracht wordt en zonder dat er een blokkade ontstaat voor vruchtbaar voortgaan, moet de weg die een dominee en zijn kerkenraad met het oog op een ruiling gaan, daarbij tussentijds afgebroken kunnen worden.
Nadenken
Hoe verder? Dat weten we niet. Dat weten we nú niet. De Heere opent wegen en kan wegen sluiten. Laten we over bovenstaande eens nadenken, zeker als het ons persoonlijk raakt. Tot nader overleg zijn ds. Van Meijeren en ondergetekende bereid.
‘Zonder Mij kunt u niets doen’, zei Jezus ooit. Hij sprak over vrucht dragen, discipel zijn, de verheerlijking van Zijn Vader. ‘Zonder Mij kunt u niets doen.’ Dat beseffen we ook als het gaat om de zorg voor Zijn dienaars.
P.J. Vergunst