Waar bent u naar op zoek?

blog

Openingswoord jaarvergadering Gereformeerde Bond

Uitzien naar psalmenreveil

27-05-2013

In hervormd-gereformeerde kring hebben we ons vaak wat ongemakkelijk gevoeld bij Schriftwoorden over psalmen, lofgezangen en geestelijke liederen. Die ongemakkelijkheid uit en wreekt zich op dit moment op talloze fronten. Er is reden om uit te zien naar een psalmenreveil.

Volgens Efeze 5 en haar uitleg bestaat er een sterk verband tussen de vervulling met de Heilige Geest en het zingen. Daarbij bedoelt Paulus niet alleen dat de vervulling met de Heilige Geest leidt tot zingen, maar dat wij de vervulling met de Heilige Geest ook ontvangen door te zingen. Waar wij de woorden op de lippen nemen, eigent de Heilige Geest ons de zaken toe: de troost, de kracht, de hoop, het geloof. Zo richt Hij ons op, draagt Hij ons door nachten van smart en zorgen, en brengt ons ook weer op de toonhoogte van verwachting en lofgezang.

Daarom is het nooit om het even wát wij zingen en hebben wij er in kerk en gemeente op toe te zien dat de liturgie het belijden volgt en niet andersom. Dr. B. Wentsel stelt in zijn Grote Protestantse Katholieke Catechismus terecht de prangende vraag: ‘Stijgt het lied uit boven de waarheid? Hebben dichters meer vrijheid dan exegeten? Zijn liedboeken de huidige confessie geworden?’ Met deze vragen kijken we uiteraard ook vooruit naar de presentatie van het nieuwe Liedboek, maar keren wij ook tot onszelf in.

 

Ongemakkelijk

Voor het hoofdbestuur heeft het leiding geven aan de bezinning op de liturgie een grote prioriteit: niet alleen om wat wij in de eredienst zingen, maar ook om wat wij in huis en gezin zingen, op de scholen en bij de vele activiteiten in de gemeente. Daarbij zoeken we ons voortdurend te verstaan met de Schrift, maar ook met onze eigen geschiedenis en met de ontwikkelingen in kerk en gemeenten.

In dit proces van leiding geven en zoeken naar verantwoorde wegen, denk ik in deze bijdrage na over de eigen, unieke betekenis van de psalmen. Dat is een thema áchter de vragen naar de liturgie en ook áchter de vragen naar een herziening van de psalmberijming. Psalmen hebben noodzakelijke prioriteit. Dr. P.F. Bouter geeft in zijn boekje over de psalmen een citaat van Bonhoeffer door: ‘De christelijke gemeente laat met het Psalter een onvergelijkelijke schat verloren gaan, en met herinvoering van de Psalmen zullen onvermoede krachten haar weer binnendringen.’

 

Voorhanden

Paulus noemt de psalmen dan ook als eerste in Efeze 5, gevolgd door de lofzangen en geestelijke liederen. Hoewel we bij psalmen kunnen denken aan vrije liederen die met instrumenten begeleid werden, moeten de christenen die uit de synagoge kwamen hierbij toch wel meteen gedacht hebben aan de 150 psalmen uit het Oude Testament. De psalmen verbonden en verbinden de kerk met de synagoge, met Israël. Als de gemeente woorden zoekt die zij kan zingen, grijpt zij eerst naar datgene wat in de Schriften al voorhanden is; naar woorden die men van generatie op generatie leerde en zong. Prioriteit voor de psalmen.

 

Twee realiteiten

Met name vragen we aandacht voor de psalmen, omdat de gereformeerde spiritualiteit er zo mee verweven is. Ik bedoel natuurlijk niet dat de psalmen een gereformeerd karakter dragen, maar wel dat het gereformeerde geloof het karakter van de psalmen draagt. Het geloofsbegrip en het geloofsleven van de psalmen heeft zich breed genesteld in de vroomheid van de Reformatie. Luther zegt dan ook dat de psalmen ons leren hoe we ons hebben te houden ten opzichte van de Heere, onze naaste, onze vrienden en vijanden, in lijden en gevaar. Ze omvatten het hele leven coram Deo, voor het aangezicht van God, met alles wat zich daarin afspeelt aan vreugde en verdriet, aan lijden en strijd, aan zonde en gebrokenheid; de psalmen leren ons met al deze gegevenheden van het leven in de vreze des Heeren om te gaan.

Daardoor voltrekt zich in de psalmen altijd een zekere spanning. De psalmen zijn niet vlak, niet gepolijst, vragen en noden worden niet gladgestreken – maar in de psalmen komen twee realiteiten bij elkaar. Realiteiten die meer dan eens polariteiten lijken te zijn. Namelijk de tastbare werkelijkheid van het leven, de feiten – en de geestelijke werkelijkheid van God en Zijn heil. De psalmen zijn meer dan eens geboren in omstandigheden van strijd en aanvechting, waarin alles het heil en de genade van God lijkt te ontkennen en te ontkrachten. De dichters worden belaagd door vijanden, door duisternis, ongerechtigheid; maar ook door hun eigen zonden, nietigheid en vergankelijkheid. De psalmen zijn niet in een studio op de 24e verdieping gemaakt om een nieuwe hit te scoren – maar ze zijn door de Heilige Geest geboren in de nood en de bitterheid van het menselijk bestaan. Dat maakt de psalmen zo ontzettend herkenbaar, tot aan de waaromvragen toe.

 

Dynamiek

Tegelijk heeft in niet één van die psalmen de tastbare werkelijkheid het laatste woord. In iedere psalm openbaart zich een geweldige dynamiek, omdat de dichters daarin steeds proberen om op de wijze van het geloof in deze omstandigheden staande te blijven. In de psalmen zoeken we steeds het houvast buíten onszelf, in het heil en het Woord van de levende God – een Woord dat haaks staat op de waarneembare werkelijkheid.

Als ik het in één woord mag zeggen: de spiritualiteit van de psalmen is de spiritualiteit van het nochtans. In de psalmen worden de beide werkelijkheden van ónze realiteit en van Góds Woord aan elkaar verbonden op de wijze van het ‘nochtans’. Het spanningsveld waarin het geloof staat, wordt niet opgeheven ten gunste van het een of van het ander – ze blijven beide staan. ‘En toch’. Of: ‘maar’. Maar de Heere zal uitkomst geven (Ps.42); ik ben wel ellendig en arm, maar de Heere denkt aan mij (Ps.40); ik echter zal tot God roepen (Ps.55).

 

Altijd twee woorden

Herkennen we dat spanningsveld en de wijze waarop midden in dat spanningsveld het ‘nochtans’ wordt uitgesproken niet voluit in de reformatorische spiritualiteit? Daar spreken we altijd met twee woorden: vlees en Geest, reeds en nog niet, rechtvaardige en zondaar, strijd en overwinning, twijfel en zekerheid, zelfkennis en Godskennis. En heeft dit bijbelse spanningsveld niet de hervormd-gereformeerde prediking gekenmerkt? En is dat ook niet de krácht van de hervormd-gereformeerde prediking, namelijk dat een mens van vlees en bloed zich erin gekend weet in de concreetheid en gebrokenheid van zijn aardse bestaan, maar via het nochtans toch een geloofsweg vindt tot op God?

Omdat, net als in de psalmen, het heil buíten ons ligt en wij in het geloof van Gód uit leren denken.

De psalmen ondersteunen en bevestigen deze oergereformeerde prediking, die werkelijke troost en zekerheid en zaligheid verkondigt. Omdat wij deze prediking voorstaan en liefhebben, staan we als hervormd-gereformeerde beweging ook de psalmen voor en zijn die ons lief. Het verlies van de psalmen zal dan ook leiden tot verlies in de prediking.

 

Vanzelfsprekendheid voorbij

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de vanzelfsprekendheid van de psalmen in hervormd-gereformeerde kring voorbij is. Dat is al vele jaren zo in het kring- en jeugdwerk, en in vele gezinnen. Geen wonder dat dit proces zich nu begint te verleggen naar de eredienst. Naast de oproep dat we blijven zingen, gaat het dus ook om de vraag wat we zingen. Of in onze liederen de brede schakering van de psalmen terugkomt (als ik me niet vergis, ontbreekt in veel eigentijdse liedbundels onder andere de gedachte van de vergankelijkheid van de mens, zoals die te horen is in Psalm 102 en 103; en de gedachte van de boetvaardigheid, het besef van de eeuwige dood verdiend te hebben, zoals in Psalm 51 en 143). En vooral: stellen we aan lofzangen en geestelijke liederen de vraag of zij ons en onze jongeren helpen om dat nochtansgeloof te leren. Of ze gezonde, bijbelse geloofsgroei bevorderen. Pas waar wij echt de psalmen zingen en er in al hun breedte en diepte uit leven, dáár weten wij ook het echt geestelijke lied te zingen. Dan zingen we op toonhoogte. Omdat het karakter, de structuur en de inhoud van de psalmen op hun beurt karakter, structuur en inhoud van lofzangen en geestelijke liederen bepalen.

Ontgroeien wij aan de psalmen en hun inhoud, dan ontgroeien wij ook aan een bijbels-katholiek-gereformeerde geloofsbeleving. En voeden wij een nieuwe generatie in de kerk met een andere spiritualiteit op, die een breuk kan zijn met de katholieke gemeenschap der heiligen.

 

Zingbaarheid

Terecht wordt in onze dagen de vinger gelegd bij de zingbaarheid van de psalmen, en vooral bij de zingbaarheid van de berijming van 1773. Een vraag die het hoofdbestuur op het hart draagt. Het gebruik van de psalmen in de eredienst, maar ook in het doordeweekse gemeenteleven, vraagt een oprechte inspanning van kerkenraden, gemeenteleden en voorgangers. Het vraagt om een verstaanbare psalmberijming, zoals ook het boek der Psalmen in een herziene Statenvertaling verscheen. Het vraagt erom dat wij alle 150 psalmen blijven opgeven en zingen. En terecht vraagt de HGJB aan voorgangers om de keuze van de psalmen in de erediensten aan de gemeente toe te lichten. Van ons vraagt dat natuurlijk ook om te léven op de toonhoogte van de psalmen, in klacht en jubel, in voor- en tegenspoed. In plaats van een psalmenoproer bidden wij om een psalmenreveil – en zullen wij toch psalmen zingen!

A.J. Mensink

Ds. A.J. Mensink is hervormd predikant te Krimpen aan den IJssel en voorzitter van de Gereformeerde Bond.