column
Dominee
Hij genoot ooit aanzien en respect, de dominee. Jan Greshoff (1888-1971) zei het zo: ...de dominee, de dokter, de notaris, / drievuldig beeld van al wat wijs en waar is...'
Oudere gemeenteleden in Barneveld vertelden me jaren geleden hoe hoog ze opkeken tegen de dominee. Als ze hem als kind in de verte op straat zagen aankomen, probeerden ze gauw via een zijweg hem te ontwijken. Je zag de weleerwaarde dan ook echt aankomen: hoge hoed, van onder tot boven in het zwart schreed hij in al zijn waardigheid over straat.
De tijden zijn intussen zo grondig veranderd dat collegae zich soms afvragen: wie zijn we eigenlijk nog? De redactie van Theologia Reformata bracht enige tijd geleden een fraai themanummer uit over het ambt. Dr. M. te Velde, hoogleraar aan de Theologische Universiteit (Broederweg) te Kampen, schrijft over het functioneren van voorgangers. Hij zoekt naar wat ‘kenmerkend is voor een vitale en overtuigende uitoefening van het predikantschap’. Het draagvlak voor het ambt rust volgens hem vooral op twee pijlers: de prediking en het pastoraat. Het vanzelfsprekende gezag van oude tijden is er allang niet meer. Het komt alleen, als het meezit, nog met de Woordverkondiging mee.
De tweede pijler is het pastoraat. Te Velde maakt zich zorgen over het feit dat predikanten steeds vaker slechts beperkt pastoraal actief zijn. Hij acht dat deze vermindering van het pastoraat relevantieverlies veroorzaakt. Als de dominee alleen ’s zondags in beeld komt, raakt hij bij velen geleidelijk aan buiten beeld.
Crisispastoraat is een vaste term in menige beroepsbrief. Maar wanneer is het crisis? Als je bijna aan het eind van je leven bent? Of als je relatie op knappen staat? Maar de zwaar aangevochten en gedesoriënteerde broeder of zuster dan? Moet die het doen met het bezoekje van een uur van de wijkouderling één keer in de twee jaar?
Mens onder de mensen, zou dat niet de habitus van de dominee horen te zijn? Dan is hij wel het dichtst bij zijn Meester. Gerrit Achterberg (1905-1962) ziet op de gouden straten naar Gods troon de werkster op één lijn met ‘de dominee,de bakker en de frik’.
J. Maasland