column
Stil
Vlug ren ik de trap op. Als ik snel genoeg ben, haal ik misschien de trein nog. Bovenaan de trap blijf ik hijgend staan. Meteen zie ik dat er iets aan de hand is.
Het perron is bomvol en er is geen trein te bekennen. Iedereen moppert en klaagt. Veel mensen staan te bellen. Ik kijk op het bord en lees: ‘Geen treinverkeer mogelijk in verband met aanrijding met een persoon’.
Langzaam loop ik de trap weer af. Het lijkt mij beter om maar met de auto verder naar Amsterdam te reizen. Onderweg blijven de woorden ‘aanrijding met een persoon’ door mijn hoofd gaan. De regelmaat waarmee deze woorden op het vertrekbord te lezen zijn, houdt mij bezig. Confronterend vind ik ook de reactie van de meeste reizigers. Wie staat er stil bij het leed dat achter dit bericht schuilgaat? Wie denkt aan de familie die wellicht op dit moment ingelicht wordt?
Bij Scharlaken Koord horen wij ook vaak verhalen van wanhoop en het geen uitweg meer zien. Ik hoor Anna nog zeggen; ‘Ik zag drie mogelijkheden: slaappillen slikken, mijn polsen doorsnijden of door het grote raam in mijn kamer springen.’ Ontroerend was het om tijdens de dienst waarin zij gedoopt werd haar getuigenis te horen; ‘Uw genade is groter dan mijn pijn. Heere, neem mijn leven en laat mij nooit meer gaan!’
Al rijdend moet ik denken aan die conducteur van een paar maanden terug. Hij viel nogal heftig uit tegen een jongen met een schooltas op de rug. Boos schreeuwde hij: ‘Waarom rende jij onder die slagbomen door? Zag je deze trein niet aankomen?’ De jongen haalde zijn schouders op en gaf een nonchalant antwoord.
Ik zag de conducteur wit wegtrekken. Op zijn voorhoofd kwamen zweetdruppels, zijn handen begonnen te trillen. Met overslaande stem: ‘Weet je wat er had kunnen gebeuren? Ik weet het wel, ik heb ’t meegemaakt, ik heb ’t gezien.’ Hij draaide zich om en liep de coupé in, zijn rug gebogen. ‘Sorry’, mompelde de jongen. Het bleef lang stil in de trein.
Marijke Bakker