Zowel Grossaert als Hertmans dichtte over vluchten en heimwee.
Het thema vreemdelingschap en ontheemd-zijn heeft veel dichters geïnspireerd tot het schrijven van poëzie, aldus dr. J. de Gier.
Vreemdelingen, vluchtelingen, asielzoekers, ballingen: de Bijbel is er vol van.
We denken als vanzelf aan Jakob en zijn gezin in Egypte, aan Ruth en Naomi of aan Mozes in de woestijn die uitsprak: ‘Ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land.’ Aan het begin van het Nieuwe Testament lezen we over de vlucht van Maria en Jozef met het Kind Jezus naar Egypte.
Steeds is er sprake van vluchten naar of wonen in een vreemd land dat het vertrouwde eigen vaderland moet vervangen.
Vlucht naar Egypte
De vlucht van Maria en Jozef naar Egypte is reeds vroeg in onze letterkunde vertolkt. Zo ook in het gedicht met de beginregel: Jezus Kerst van Nazarene. Vele versies, steeds meer uitgedijd, zijn ervan bewaard.
De beginstrofen luiden:
Jezus Kerst van Nazarene,
Hij is geboren van eender Maged rene,
daarom is God gebenedijd.
Alle die engelen van hemelrijk
ende al die herderkens van aardrijk,
zij zongen, zij hadden groot jolijt.
Herodes hevet gezworen:
hij zal alle kinderen doden in toren
die onder die twee jaren zijn …
rene:rein; gebenedijd: gezegend; jolijt: vreugde; hevet: heeft; toren: toorn.
Maria neemt vervolgens het initiatief om te vluchten naar Egypte als ze van Herodes’ plannen hoort:
Zij sprak tot Joseph zonder sparen:
‘Maak u bereed, laat ons gaan varen,
wij zouden weg zijn, ’t is meer dan tijd.’
zonder sparen: zonder ophouden; bereed: gereed; varen: op reis gaan.
De rest van het lange gedicht vertelt dat het gezin veilig in Egypte aankomt.
Lees de volledige tekst van het artikel in De Waarheidsvriend van 26 februari 2016.