Reactie op brief dr. A.J. Plaisier
Geachte broeder Plaisier, Hartelijk dank voor uw brief, gericht aan de kerkenraden. Persoonlijk lees ik deze brief als een bemoediging voor alle ambtsdragers in onze kerk. Het is in deze tijd vaak zwaar om ambtsdrager te zijn, schrijft M. van Heijningen.
Via uw brief laat u zien dat u daar oog voor heeft. Ik ben er van overtuigd dat uw woorden veel mensen hebben opgebeurd.
In mijn reactie geef ik aan wat mij raakt in uw brief. Mijn reactie is gekleurd door mijn ervaringen bij het werk in twee kleine gemeenten in Noord-Nederland. In beide gemeenten maak ik als ouderling-kerkelijk werker deel uit van de kerkenraad − een mogelijkheid die de kerkorde sinds 2013 biedt en waar ik dankbaar gebruik van maak.
In uw brief merkt u op dat een kerk geen bedrijf is, en dat een kerkenraad geen bestuur is. Het gaat in de kerk niet om winst, maar om de eer van God en de redding van mensen. Dat zijn geen maakbare zaken. Daarvoor zijn we afhankelijk van Gods Geest. Veel kerkenraadswerk is (te) zakelijk. Er zijn beheerszaken die geregeld moeten worden, er zijn zorgen over het sluitend krijgen van de begroting, de landelijke kerk legt regels op en het beleidsplan moet up-to-date zijn. Dit alles vraagt soms zo veel aandacht dat een kerkenraad tegen wil en dank tóch veel weg heeft van een bestuur. Vooral in kleine gemeenten drukken al die regelzaken zwaar op het handjevol ploeterende kerkenraadsleden.
Uw brief geeft een waardevolle aanzet om weer terug te gaan naar de geestelijke kant van de zaak. Ik voeg in gedachten aan uw brief toe dat er in veel kerkenraden vermoedelijk meer vergaderd dan gebeden wordt. Zoals ooit een predikant even cryptisch als cynisch opmerkte: ‘We vergaderen tot we vergaderd zijn.’ Als bescheiden aanvulling van uw brief wil ik dit opmerken: laat het zwaartepunt weer liggen bij het gebed. Het gebed is méér dan het startpunt en/of het eindpunt van de kerkelijke vergadering. (Als er al gebeden wordt op een kerkenraadsvergadering. Want ook dat is in onze kerk helaas lang niet altijd vanzelfsprekend.) De situatie in de kerk ziet er, gelet op de daling van het aantal leden, allesbehalve rooskleurig uit. Ik geloof echter in de kracht van aanhoudend gebed. Een herleving begint daar waar vurig en volhardend wordt gebeden.
Lees in De Waarheidsvriend van 7 november 2014 het complete artikel.