Alles moet’ in de pastorie
Ik wil mijn vader terug', schreef een domineesdochter in het Reformatorisch Dagblad'. Vraag een collega-predikant hoe het gaat, en je krijgt inderdaad niet zelden het antwoord: Druk!' Hoe beheer je als predikant grenzen?
De vaak gehoorde reactie past in het hedendaagse plaatje. In mei dit jaar gaf minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het startsein voor een campagne om werkgerelateerde stress bespreekbaar te maken en tegen te gaan. Er wordt veel gevraagd van mensen op de werkvloer, en dat gaat de pastorie niet voorbij.
Uit onderzoek van het ministerie en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en TNO eerder dit jaar blijkt dat 31 procent van de verzuimgevallen op we werkvloer wordt veroorzaakt door werkstress. Van de werknemers heeft 12 procent burn-outklachten en heeft 40 procent behoefte aan maatregelen om stress op tijd te voorkomen. Aanstaande predikanten krijgen dit gegeven tijdens de opleiding aangereikt en menigeen houdt het in zijn achterhoofd als hij in de pastorie woont. Maar de praktijk leert dat goede voornemens gemakkelijk schipbreuk lijden in de hectiek van het gemeenteleven. Vaak, te vaak trekken jonge collega’s het niet meer, of ze zitten structureel tegen de rode streep aan. Het is dan ook steevast een aandachtspunt tijdens de nascholing. Waar gaat het mis en wat zijn de gevolgen daarvan?
Zeker in de eerste jaren van het predikantschap blijkt het lastig om grip te krijgen op het geheel van taken en verantwoordelijkheden. Je moet eerst de veelheid aan taken overzien alvorens prioriteiten te kunnen stellen en te bezien hoe je de beschikbare tijd het beste kunt verdelen. Criteria op grond waarvan je prioriteiten stelt, zijn niet altijd duidelijk. De vraag waar de eigen grenzen liggen, komt meestal op de tweede plaats.
Het gevoel dat alles ‘moet’ overheerst. Weliswaar zijn de Woordverkondiging en het gebed eerste prioriteiten, maar andere hoofdtaken als toerusting en catechese, (crisis) pastoraat, en beleid vragen ook aandacht. Deze maken volgens de profielschets immers deel uit van het takenpakket van de predikant. Als we deze kerntaken leggen naast een normale werkweek, dan wordt snel duidelijk dat er keuzes gemaakt moeten worden.
In juni 2009 belegde de Gereformeerde Bond een besloten studiedag over het herkennen en voorkomen van een burn-out bij predikanten. De belangstelling was opvallend groot. Naast waardevolle lezingen werden er nuttige handreikingen gedaan om tot een gezonde balans te komen in het vele werk. Wat mij persoonlijk opviel was dat het kerntakenpakket zelf niet ter discussie werd gesteld. Maar wat nu als het simpelweg voor de gemiddelde prediker niet haalbaar is? Een enkel talent daargelaten. Moet we deze vraag niet serieuzer nemen?