blog
Verrukt over genade
Wij zijn een gereformeerde bond, niet een lutherse. Maar als wij Luther horen roemen in de genade van God, wordt ons hart geraakt.
Die ‘wonderlijke ruil’ is voor alle reformatoren het hart van de zaak geweest, hoezeer ze ook ieder hun eigen accenten hebben gelegd.
Op 31 oktober 1517 sloeg Luther zijn 95 stellingen aan de deur van de kapel in Wittenberg. Deze datum wordt algemeen erkend als het begin van de Reformatie. Je zou de periode van de vroege Reformatie kunnen typeren als een krachtige vernieuwing van kerk en theologie, een opwekking, een herbronning.
We zijn nu vijfhonderd jaar verder. Het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond kiest als zijn jaarthema: ‘Van harte gereformeerd’. Wij hechten aan gedegen onderzoek naar de periode van de vroege Reformatie. Maar daarbij is het ons verlangen dat de krachtige geloofstaal van die eerste periode in onze context opnieuw tot klinken gebracht zal worden.
Temperatuurmeter
De overdenking van deze dingen zou langs verschillende lijnen kunnen verlopen. Het ging in de Reformatie om de ontdekking van de Bijbel als de openbaring van God. Het ging om de kracht van de genade, genade alléén. Het ging om Christus als de Middelaar tussen God en mensen. Het ging om de eer van God. Het ging om de verkondiging van het Evangelie in de landstaal. Het ging om de zekerheid van het geloof.
Ik kies vandaag voor: de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat is een keuze en dus ook een beperking. Maar toch geen arbitraire keuze. Het geeft focus. De rechtvaardiging van de goddeloze leidt ons immers onmiddellijk binnen in de hartenklop van de Reformatie. Wat is actueler dan de rechtvaardiging van de goddeloze?
Als we op dit punt zuiver belijden en helder geloven, komt het op alle andere punten van het geloof ook wel goed. Die wonderlijke ruil functioneert als temperatuurmeter voor het geloof van de kerk, als sensor in de theologie.
Nieuwe kijk
Ik realiseer me overigens dat niet iedereen deze keuze meemaakt. De nieuwtestamenticus N.T. Wright stelt dat Luther Paulus niet heeft verstaan, maar mísverstaan. Luther zou geen goede gids zijn. Het gaat in de Bijbel niet om de rechtvaardiging van de goddeloze, maar om de komst van Gods Koninkrijk.
Deze ‘nieuwe kijk op Paulus’ vindt in onze tijd veel aanhang. Ik houd het erop dat de gemaakte tegenstelling gekunsteld is en niet vruchtbaar voor de geestelijke opbouw van de gemeente. Zeker gaat het naar Gods Koninkrijk toe, dat wisten de reformatoren ook. Zij lazen immers de Bijbel. Maar de toegang tot dat Koninkrijk wordt alleen verkregen wanneer we in Christus zijn, in Hem verkozen, gerechtvaardigd, geheiligd en ook verheerlijkt. Vrijgesproken voor Gods aangezicht worden we ook vrij gemaakt uit de greep van de machten.
Wij zijn van harte gereformeerd, omdat we nergens een bijbelse theologie hebben gevonden die zó trefzeker is als die van de Reformatie. We zijn van overtuiging dat de gehele bijbelse boodschap in al zijn diepte en breedte, in al zijn ernst en heerlijkheid gaat mee-resoneren, wanneer de rechtvaardiging van de goddeloze wordt beleden en ervaren. Wij behoeven dat niet actueel te maken. Het is actueel. Het gebeurt. Het voltrekt zich: dat Christus zondaren rechtvaardig verklaart. Het gebeurt in de levende bediening van het Woord, door de genade van de Heilige Geest.
Het gaat ons niet om Luther of Calvijn, om interessante perioden uit de kerkgeschiedenis op zichzelf. We verlangen naar die explosie van vreugde die Luther heeft ervaren toen hij God en zichzelf leerde kennen. God spreekt ons aan in Zijn Woord. Hij zegt ons Zijn Naam. En Hij vraagt ons vertrouwen. Hij stelt ons vóór Zich. Hij oordeelt en spreekt vrij. Dat kan toch nooit gedateerd zijn?
Luthers zoektocht
Luther is op 17 juli 1507 ingetreden in het strenge augustijner klooster te Erfurt. Hij was toen 23 jaar oud, gretig op zoek naar God. In die persoonlijke zoektocht speelde zijn angst voor God een belangrijke rol. Luther nam de middeleeuwse weg van de boete volstrekt serieus. Hij leefde vroom, wanhopig vroom. Hij stond ’s nachts op om te bidden. Hij heeft gevast. Hij heeft krom gelegen om zich een weg naar God te banen.
In die tijd heeft Luther veel gelezen: Augustinus, Tauler, Bernhard van Clairvaux. Bij zijn biechtvader Von Staupitz luchtte Luther zijn hart. De aanstelling als docent in de bijbelse vakken aan de theologische faculteit van Wittenberg noopte Luther tot diepgaande bijbelstudie. Vooral de brieven aan de Romeinen en aan de Galaten hebben hem hierbij de weg wezen. Steeds botste Luther aan tegen het woord ‘gerechtigheid’. Hoe sprokkel je als klein mensje gerechtigheid bij elkaar, gerechtigheid voor God? Wanneer is het genoeg?
Keerpunt
Gaandeweg in die tien jaren tussen 1507 en 1517 is hem duidelijk geworden dat de gerechtigheid van God niet ónze gerechtigheid is, die wij moeten verdienen. De Bijbel bedoelt juist de gerechtigheid die God schenkt, aan ons, in Christus. Nú – nu Christus is verschenen – is de gerechtigheid van God geopenbaard zonder de wet, buiten de wet om (Rom.3:21). Gods gerechtigheid is nu geopenbaard in het Evangelie, uit geloof tot geloof (Rom.1:17).
Het keerpunt komt voor het eerst helder naar voren in een brief van 8 april 1516 aan Georg Spenlein, een collega in Wittenberg. Luther schrijft: ‘Verder: ik zou weleens willen weten hoe het innerlijk met je staat. Heb je eindelijk geleerd je eigen gerechtigheid te verachten, te herademen in Christus’ gerechtigheid en daar al je vertrouwen op te stellen?
Wat is de verleiding tot aanmatiging en hoogmoed toch groot in deze tijd, vooral bij hen die met alle kracht zo goed en rechtvaardig proberen te zijn. Ze kennen de gerechtigheid van God niet, die in Christus overvloedig aan ons geschonken is. Wij hoeven die niet te verdienen. Toch streeft men er alsmaar naar het zelf zo goed te doen, dat je met vertrouwen tegenover God kunt staan, gesierd met deugden en verdiensten – maar dat is toch onmogelijk!
Toen je hier woonde, verkeerde je ook nog in die mening, zeg maar gerust dwaling, ik trouwens ook, maar nu bestrijd ik die onzin…. Daarom, beste frater Georg, leer Christus opnieuw kennen en Hem als de gekruisigde, leer Hem te loven en wanhoop aan jezelf. Zeg tegen hem: U, Heere Jezus, U bent mijn gerechtigheid, ik ben Uw zonde. U hebt aanvaard alles waar ik mee behept was, en mij gegeven wat U eigen was. Wat ik was hebt U op U genomen, en mij gegeven wat ik niet was.
Pas op, dat je niet zozeer naar reinheid streeft, dat je niet meer inziet dat je een zondaar bent. Denk eraan: Christus woont alleen maar bij zondaren. Daarom is Hij uit de hemel – waar Hij tussen rechtvaardigen woonde – afgedaald om te wonen bij zondaren.
Die liefde moet je doorgronden, dan zul je de beste troost ontvangen. Als wij door onze eigen inspanningen een gerust geweten moeten verwerven, waarvoor is Hij dan de dood ingegaan? Daarom zul je nergens anders dan in Hem, door een gelovige wanhoop aan jezelf en jouw inspanningen, de vrede vinden. Zoals Hij je zelf heeft opgevangen en je zonde tot de Zijne heeft gemaakt, zo heeft Hij ook Zijn gerechtigheid tot de jouwe gemaakt.’
In deze brief horen we eigenlijk al de hele theologie van Luther weerklinken. De 95 stellingen zijn in aantocht, ze komen anderhalf jaar later.
Bevrijding
We zijn vijfhonderd jaar verder. Maar wie Luther leest, merkt onmiddellijk dat de vreugde ervan afspat. Luther heeft een ontdekking gedaan die hem bevrijdt van de zonde, de angst, de dood en de hel. Hij is gegrepen, verrukt over Gods genade. Zijn grote ontdekking is: de gerechtigheid van God staat niet oordelend tegenover mij, ik krijg in het geloof juist déél aan die gerechtigheid. Het is immers Christus die de gerechtigheid van God aan het kruis heeft verworven, mij ten goede, zonder enige bijdrage van mijn kant. De rechtvaardiging van de goddeloze bevrijdt mij van de krampachtige poging om mijn leven acceptabel te maken voor God. De radicale omslag is: ik ben slechts ontvangend. Ik ontvang waar ik geen recht op heb: vrijspraak. Nu weet ik mij een kind van God.
Hoe kan de bevrijdende kracht van het Evangelie opnieuw tot ons komen? Dat Christus de laatste waarheid over mijn bestaan is, hoe kan ons dat opnieuw aangrijpen? Er dreigt namelijk het gevaar van de platgetreden paden. De vraag van Luther wordt in onze tijd niet meer op dezelfde manier gesteld: hoe kom ik door het oordeel van God heen? Er is in die 500 jaar van alles gebeurd. Wie heeft er angst voor God? West-Europa is losgeraakt van de christelijke wortels. De vraag klinkt momenteel eerder omgekeerd: hoe komt God door óns oordeel heen? Dat is een totaal andere culturele setting.
J.A.W. Verhoeven