Ds. Bert Fokkema overleefde verzet niet
Veel Nederlanders gedroegen zich tijdens de bezettingsjaren zo onopvallend mogelijk. Verzet kon je je leven kosten. De jonge ds. Bert Fokkema liet zich door deze angst niet beheersen, schrijft dr. C.M. van Driel.
Egbert Jan Fokkema is een telg uit een Fries gereformeerd geslacht. Hij wordt geboren in Sneek op 5 december 1917. Zijn vader, Jan Fokkema (1893-1966), is jarenlang in verschillende plaatsen ambtenaar bij de Raad van de Arbeid. Op latere leeftijd voelt hij zich geroepen predikant te worden.
De Gereformeerde Kerken laten hem niet toe tot de predikantsopleiding. Daarom gaat hij in 1927 – hij is dan 34 – theologie studeren in Utrecht. Na drie jaar studie wordt hij hervormd predikant te Sprang-Capelle, in 1932 vertrekt hij naar Amstelveen en in 1937 neemt hij de herdersstaf op in Delft, naast ds. P. Zandt. Fokkema is lid van de Gereformeerde Bond, maar zijn gereformeerde achtergrond verloochent zich niet. Voor veel Delftse gemeenteleden is hij te weinig bevindelijk. Regelmatig ligt hij in de clinch met ds. Zandt, tevens SGP-voorman.
Alle macht
Net als het karakter van zijn vader kenmerkt ook dat van zoon Bert zich door grote resoluutheid. Wat hij voor zichzelf ziet als de waarheid, daar stáát hij voor. Dat geldt in de verhouding tot andere kerkelijke richtingen binnen de Hervormde Kerk, het geldt ook voor zijn opstelling tegenover het nationaalsocialisme.
Bert gaat in het spoor van zijn vader. Zijn middelbare schooltijd brengt hij door op diverse gymnasia, als laatste het Gereformeerd Gymnasium in Amsterdam, dat wel meer hervormde leerlingen telt. Vervolgens studeert hij van 1937 tot 1942 theologie in Leiden. Op 6 mei 1943 trouwt hij met Hiltje Bijkerk (1925-2003) uit Delft. Tien dagen later bevestigt zijn vader hem in de hervormde gemeente van Goudswaard. De tekst voor de preek is Openbaring 6:2: ‘En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwonne!’ Zelf preekt hij intrede met de troostende woorden van Mattheüs 28:18: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.’
Strak
Vanuit dit perspectief van Jezus als Heer trekt de jonge Fokkema ook voor zichzelf de lijnen strak. Wat dat betreft is hij een waardig vertegenwoordiger van de familie. Zijn vader moet meermalen onderduiken wegens ‘opruiende’ preken, zijn moeder zit enige tijd in doorvoerkamp Vught en zijn zus Johanna Maria Elisabeth (1920-2015) zit in het verzet. Ook voor Bert laat de dienst aan Christus zich niet combineren met de dienst aan antichristelijke machten. In preken waarschuwt hij meermalen ernstig tegen de gevaren van de nationaalsocialistische ideologie en praktijk voor de geestelijke volksgezondheid.
Dit valt niet bij alle gemeenteleden even goed. Uit het archief van de kerkenraad blijkt dat na de oorlog diverse leden onder huisarrest stonden, waarschijnlijk wegens lidmaatschap van de NSB en/of collaboratie. Verraders zijn nooit ver weg. Enkele keren verhoort de SD in Rotterdam Bert naar aanleiding van zijn uitspraken.
Bert werkt slechts korte tijd in Goudswaard. De Duitsers bereiden zich voor op de dreigende komst van de geallieerden door een deel van de Hoeksche Waard onder water te zetten. Mochten zij landen op de Zeeuwse kust, dan zouden de inundaties hen belemmeren naar het westen te trekken. Gevolg is dat het gezin Fokkema in februari 1944 wordt geëvacueerd naar Oud-Beijerland. Ook vele anderen zoeken daar hun heil; het inwonertal van het dorp stijgt in een mum van tijd van 6700 naar 8700.
Verzet
Doordat de invasie plaatsvindt op de kust van Normandië, duurt het geruime tijd voordat de geallieerden daadwerkelijk in de buurt komen. Omdat de Duitsers luchtlandingen verwachten, vaardigen zij het bevel uit dat de bewoners palen moeten slaan in de weilanden, de zogeheten Rommelasperges, en her en der prikkeldraadversperringen moeten aanleggen.
De burgemeester van Oud-Beijerland durft niet zomaar te weigeren. Om steun te winnen voor zijn beslissing roept hij op 18 mei een aantal vooraanstaande burgers bij elkaar. Bert is daar ook bij. Tijdens de bijeenkomst keert deze zich fel tegen het gehoor geven aan het bevel. Hij spreekt van ‘heulen met den vijand’ en ‘werken voor het rijk van den Anti-Christ’. De volgende dag gonst het in het dorp van de geruchten en verhalen over de vergadering. De Sicherheitsdienst beveelt een rapport op te stellen van wat er is gebeurd.
Ondergedoken
Bert wacht daar niet op. Na minder dan anderhalve dag duikt hij onder. Te ingrijpend voor zijn piepjonge echtgenote? Op 19 mei wordt hun zoontje Jan geboren (1944-1959). Waarschijnlijk zoekt Bert eerst een schuilplaats in Rotterdam, want daarheen wordt hem een koffer vol kleren nagezonden. Maandenlang zwerft hij rond. Hij is actief voor de verzetskrant Trouw
. Samen met ds. A. Sirag van Sprang zet hij zich in Noord-Brabant in voor het onderbrengen van geallieerde vliegers. Na de oorlog verklaren diverse getuigen dat hij in het kader van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers werkzaam was.
Vaak werkt hij ook samen met de gereformeerde predikant C.P. Boodt van Delft. Zo blijft hij van tijd tot tijd in de buurt komen van zijn ouders en schoonouders, bij wie Hiltje ook weer is ingetrokken. Egberts zus is eveneens actief in het verzet. Zij draait mee in het LO-netwerk van Zuid-Holland.
Miep Oranje doet dit eveneens. Onder de schuilnaam Edith slaagt deze SD-handlangster erin het vertrouwen te winnen van de verzetstop. Als haar opdrachtgevers op 8 augustus tot actie overgaan, slagen zij erin tientallen verzetsstrijders te pakken te krijgen. Op zoek naar Egberts zus doet de Sicherheitsdienst in de nacht van 8 op 9 augustus een inval in hun ouderlijk huis in Delft. Daar brengt Bert juist eenmalig de nacht door; dit wordt hem fataal.
Kampgevangene
Korte tijd zit Bert vast in Rotterdam. Op 14/15 augustus 1944 wordt hij geregistreerd als Schutzhäftling, gevangene nr. 10.858 in kamp Vught. Hij slaagt erin zijn Bijbel te behouden. Iedere avond spreekt hij over het Evangelie met een groepje gevangen. Hij leert hun te bidden tot God, of Hij hun moed en kracht wil geven om het vol te houden. Vaak bezoekt hij zieken, leest hun voor uit de Bijbel en bidt met hen. Velen verklaren later dat dit hun tot grote steun was, ook een Poolse priester.
Dan breekt Dolle Dinsdag aan, 4 september 1944. Bert behoort tot de grote groep gevangenen van ruim 2000 mensen die op 5/6 september vanuit Vught op transport zijn gesteld. Eerst komt hij terecht in tewerkstellingskamp Henkel-Werke. Zijn volgende bestemming is Sachsenhausen-Oraniënburg. Als gestudeerd man brengt hij daar ook enige tijd door in de diplomatenbarak, niet de slechtste plaats. In dit kamp loopt hij roodvonk op, waarvan hij geneest. Het lukt hem in een kort briefje te schrijven ‘dat het hem elken dag opnieuw weer goed ging, alleen door Gods genade, die hem altijd nabij was’.
In februari 1945 belandt Bert in concentratiekamp Bergen-Belsen. Dat kamp is een graf voor geestelijken. Enkele tientallen paters en predikanten overleven hun verblijf daar niet, onder hen is ds. Boodt met wie Bert samenwerkte. Bij zijn komst raakt Bert onmiddellijk aangetast door de tyfus die in het kamp heerst. Bert herstelt ook daarvan. Maar als de Engelsen op 15 april het kamp bevrijden, kan hij niet meer van zijn brits komen. Daarvoor is hij te zeer verzwakt. Op 29 april – de dag van de bevrijding van zijn zus uit Dachau – overlijdt hij op 27-jarige leeftijd aan algehele uitputting.
Dodenlijst
Egberts thuisfront is daar in de chaos na de oorlog niet direct van op de hoogte. Maar de verwachting dat hij nog zou leven is er nauwelijks. Op 11 juni schrijft zijn vrouw een kort briefje aan het Rode Kruis: ‘Zoudt u mij kunnen inlichten of ds. Egbert Jan Fokkema, geb. 5 dec. 1917, ook op de dodenlijst voorkomt? Sinds begin maart vertoefde mijn man in het concentratiekamp Bergen-Belsen waar hij vermoedelijk begin mei moet zijn overleden.’ Enkele ooggetuigen doen hun verhaal aan de familie.
Daarna plaatst zijn vrouw ‘uit aller naam’ in Veritas. Onafhankelijk blad voor Delft e.o. op 14 juli een advertentie dat Egbert Jan Fokkema is overleden. De advertentie is buitengewoon sober. Zelfs de vermelding dat haar man predikant was ontbreekt. Niets over persoonlijke betrokkenheid, geen uiting van geloof, berusting of wat dan ook.
Monument
Een massagraf is het deel van Egbert Jan Fokkema. Vergeten is hij echter nooit. Achterin het gedenkboek Het grote gebod staat Bert in de lange lijst met verzetsslachtoffers. En ook op de sokkel van het oorlogsmonument aan de provinciale weg bij Heinenoord staat zijn naam gegraveerd. ‘Moeder’ heet dit monument. Een aangrijpend naam, omdat op die plek vooral jonge mannen werden gefusilleerd.
De meeste duiding van Egberts offer is te vinden op de plaquette naast de kansel in de dorpskerk van de hervormde gemeente van Goudswaard. Slechts een jaar was hij er gemeentepredikant, maar de steen getuigt van de grote belofte: ‘De leeraars nu zullen blinken als de glans des uitspansels.’ Een woord uit de profetieën van Daniël. Deze bovenaardse glans is voor Bert Fokkema, die in zijn korte leven weigerde een grijze muis te zijn.