Jozua, de dappere doorzetter die Mozes opvolgde
Mozes weet dat zijn einde nadert en pleit bij God om een opvolger, zodat het volk niet ontredderd achter zal blijven. Hij krijgt de opdracht om Jozua als leider aan te stellen, schrijft ds. H.J. van der Veen.
Deze Jozua had op cruciale momenten laten zien dat hij op God vertrouwde. Jozua, de zoon van Nun, is van jongs af de helper van Mozes. Wij komen hem voor het eerst in de Bijbel tegen in Exodus 17:9-14. Hij treedt daar op als aanvoerder van het leger van Israël, dat strijdt tegen de Amalekieten. Vanaf dat moment wordt hij in Exodus en Numeri aangeduid als ‘de dienaar van Mozes’ (Ex.24:13; 33:11 en Num.11:28). Hij is aanwezig op het moment dat Mozes aan de voet van de berg Horeb de wet van God ontvangt. (Ex.24:13)
Jozua is een van de twaalf verspieders die Mozes naar het land Kanaän stuurt om dat te verkennen. (Num.13:8,16) Hij is de enige die Kaleb bijvalt op het moment dat deze het volk Israël oproept om te vertrouwen op de Heere, dat Hij hen zal helpen het beloofde land te veroveren. (Num.14) Jozua en Kaleb zijn de enigen van hun generatie die het land Kanaän mogen binnengegaan. Nadat Mozes het volk tot aan de oever van de rivier de Jordaan heeft geleid, geeft de Heere hem de opdracht om Jozua, de zoon van Nun, ‘een man in wie de Geest is’ aan te stellen als zijn opvolger. (Num.27:18-23) Vanaf dat moment neemt Jozua de leiding en brengt hij het volk Israël in het beloofde land.
In het begin van het boek Jozua wordt hij aangesproken als ‘de dienaar van Mozes’ (1:1). Aan het eind van het boek heet hij ‘de knecht van de Heere’. (24:29) Jozua sterft op de leeftijd van 110 jaar en wordt begraven in het land dat hij als grondgebied toegewezen heeft gekregen. (19:49-51 en 24:29-31)
Het boek
Het boek Jozua is vernoemd naar de hoofdpersoon van het boek. De schrijver wordt echter niet met name genoemd. In Jozua 24: 26 staat dat Jozua een aanzienlijk deel van dit boek heeft geschreven. De Talmoed en enige rabbi’s beamen dat, maar merken op dat enkele teksten later zijn toegevoegd (bijv. de passage over de dood van Jozua). Hier doet zich hetzelfde voor als bij het boek Deuteronomium: Mozes kan moeilijk zijn eigen dood beschreven (Deut.34).
In het boek wordt regelmatig gesproken over ’tot op deze tijd’ (4:9; 5:9; 7:26; enz.). Deze uitdrukking geeft aan dat er een bepaalde tijd verstreken is tussen de feitelijke gebeurtenis en de beschrijving daarvan. De joodse geleerde Abravanel veronderstelt op basis van deze uitdrukking dat Samuël de auteur van dit boek is.
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van 16 februari 2017.