Jaren geleden, toen ik leider van de tienerclub in mijn gemeente was, bad ik specifiek voor een van de tieners. Zijn thuissituatie was erg lastig en zelf was hij ook niet de makkelijkste. Op de een of andere manier kreeg ik het op mijn hart om voor hem te bidden. Ik zag dat hij het nodig had.
Op een dag stond hij zomaar bij me voor de deur: ‘Ik dacht: laat ik eens kijken of Herman cola in huis heeft’, zo zei hij. Een beetje verbaasd over deze plotselinge visite, liet ik hem natuurlijk binnen. Het was het begin van een lange reeks bezoekjes en bezoeken, waarin van alles gebeurde. Soms deden we alleen maar spelletjes (ik stimuleerde hem om ook zijn vrienden mee te nemen) en soms waren er heftige dingen te bespreken.
Helaas voorkwam dat niet dat hij op een gegeven moment toch de verkeerde kant op ging, met als gevolg dat het contact stopte. Dat duurde tot God hem – helemaal onverwacht – bij de nek greep en het verlangen in hem wekte om terug te keren naar Hem. Het was opnieuw een verhoring van gebed. De tiener van toen kwam tot persoonlijk geloof en groeide uit tot een vruchtdragende rank aan de Wijnstok (Joh.15:1-8).
Kinderliedje
Achteraf besefte ik pas wat God – met eerbied gesproken – gedacht moet hebben.
"*" geeft vereiste velden aan