Waar bent u naar op zoek?

blog

Presentie van Gods volk in de wereld krijgt gestalte van de Gekruisigde

Hoeder van de Thora

Dr. Henk Dijkgraaf
Door: Dr. Henk Dijkgraaf
Israël
30-09-2024

Tot op de dag van vandaag draagt Israël de last van de verkiezing. Het vertoont daarmee het gelaat van zijn Messias.

Het verhaal gaat dat aan het begin van de geschiedenis God Zijn Thora aanbood aan de volken van de wereld. Maar de volken bedankten voor de eer. Voor elk van hen bevatte de Thora wel een gebod dat God onmogelijk van hen kon vragen. Voor de kinderen van Ezau was dat het gebod ‘U zult niet doodslaan.’ Jakob had Ezau voorzegd: ‘Van je zwaard zul je leven.’ (Gen.27:40) De kinderen van Ammon en Moab struikelden over het gebod ‘U zult geen overspel plegen.’ Ze hadden hun bestaan te danken aan incest (Gen.19:30-38). Voor de kinderen van Ismaël was dat het gebod ‘U zult niet stelen.’ De Engel van de Heere had Ismaël een wilde ezel van een mens genoemd, een rover, en gezegd dat zijn hand tegen allen zou zijn (Gen.16:12). Toen God bij de kinderen van Israël kwam, kreeg Hij een welwillend onthaal: ‘Wij zullen Uw geboden doen en gehoorzamen.’

De last van de Thora

Het verhaal suggereert dat de volken van de wereld vanwege een tragische weeffout in hun bestaan het niet in huis hebben om de last van de Thora te dragen. Alleen Israël zegt toe de geboden van God te zullen gehoorzamen om ze pas later te kunnen begrijpen. Het toont een optimisme waarvan het Oude Testament geen weet heeft.

Nog voordat God Zijn Thora aan Israël kan geven, loopt het mis. Terwijl Mozes verblijft op de Sinaï om de twee stenen tafelen in ontvangst te nemen, danst Israël reeds rond het gouden kalf. ‘Ik heb dit volk gezien, en zie, het is een halsstarrig volk’, zegt de HEERE tegen Mozes. Nog voordat Israël maar één voet in het beloofde land heeft gezet en het volk en masse belooft: ‘Wij zullen de HEERE dienen, want Hij is onze God’, bezweert Jozua dat hiervan geen sprake kan zijn. ‘U zult de HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God, Hij is een na-ijverig God. Hij zal uw overtreding en uw zonden niet vergeven.’ (Joz.24:16-19)

Zelfs Israëls groten – Mozes, David, Salomo – geven er blijk van dat de last van de Thora hun te zwaar is. Mozes mag het beloofde land zelf niet binnengaan omdat hij Gods bevel om tot de rots te spreken, negeert en besluit deze te slaan met de staf waarmee hij in Egypte wonderen had verricht. David, nota bene de man naar Gods hart, valt meermalen door de mand, met zijn overspelige relatie met Bathseba en de moord op zijn trouwste officier Uria als dieptepunt. Als hij aan het einde van zijn leven een tempel voor de HEERE wil bouwen, blijkt hij te veel bloed aan zijn handen te hebben. Salomo, de man die wel toestemming krijgt voor het bouwen van de tempel, trekt er zeven jaar voor uit terwijl hij maar liefst dertien jaar spendeert aan het bouwen van zijn eigen paleis. Hij struikelt ten slotte over zijn harem en eindigt zijn koningschap in afgoderij.

Gods persoonlijk eigendom

Het lijkt er, kortom, niet op dat de geschiedenis van Israël ontspringt aan het vrijwillig aanvaarden van de Thora. Israël is weliswaar hoeder van de Thora maar dan wel zijns ondanks. Dat is het verhaal dat we aantreffen in Deuteronomium 7:16-19.

De HEERE Zelf heeft Israël uitgekozen, niet op basis van geschiktheid of welwillendheid, maar op basis van Zijn liefde. Achter Zijn liefde gaan geen diepere oorzaken schuil. God heeft Israël lief omdat Hij hem liefheeft. Wel heeft die liefde verregaande consequenties. Ongevraagd is Israël een ‘heilig volk’ en Gods ‘persoonlijk eigendom’.

Dit privilege heeft twee kanten. ‘Persoonlijk eigendom’ is taal van het Oude Oosten, ontleend aan Assyrische en Hittitische verdragen die oppermachtige heren sloten met hun overwonnen vazallen. Om zijn vazalstatus waar te maken, zal Israël aan de verplichtingen van het verbond met God moeten voldoen. Als Gods ‘heilig volk’ moet het in radicale afzondering leven, wil het niet verstrikt raken in de vruchtbaarheidscultus van de afgoden.

Tegelijkertijd deelt Israël in Gods beloften aan Abraham en in Abrahams roeping om een zegen te zijn voor de volken. Het slavenvolk krijgt het land Kanaän als eeuwige erfenis in de schoot geworpen. Maar de landbelofte lijkt maar moeilijk te verenigen met de roeping om de volken tot zegen te zijn. Wanneer de HEERE de Kanaänitische volken aan Israël heeft uitgeleverd, moet het ‘hen volledig met de ban slaan’. Op Gods bevel kent Israël geen genade (Deut.7:2). Israël moet de altaren van de Kanaänieten afbreken, ‘hun gewijde stenen in stukken slaan, hun gewijde palen omhakken en hun beelden met vuur verbranden’ (vs.5). Vrouwen, kinderen, baby’s, ze mogen niet gespaard worden. Het zal een onmogelijke opgave blijken te zijn.

Israëls geschiedenis eindigt in een impasse: het tienstammenrijk wordt in 722 v.Chr. gedeporteerd naar Assyrië en als het tweestammenrijk in 538 v.Chr., na zeventig jaar ballingschap in Babel, terugkeert naar zijn eigen land, is het niet werkelijk vrij maar blijft het grotendeels een speelbal van vreemde grootmachten. Zo lijkt Gods verkiezing Israël noodlottig te worden.

Slachtschapen

Meerdere keren heeft Israël dat zelf voorvoeld. ‘Maar om U worden wij de hele dag gedood; wij worden beschouwd als slachtschapen’, klinkt het in Psalm 44:23. Onmiddellijk nadat in Psalm 89 God sprekend wordt ingevoerd en Hij verzekert dat Davids nageslacht voor eeuwig zal blijven en zijn troon heerlijk zal pralen, rijst de klacht: ‘Maar Ú hebt hem verstoten en verworpen, U bent verbolgen geworden op Uw gezalfde. U hebt het verbond met Uw dienaar tenietgedaan, U hebt zijn diadeem ontheiligd en op de aarde geworpen.’ (Ps.89:39-40)

In Jesaja 63 klinkt zelfs het verwijt: ‘HEERE, waarom doet U ons afdwalen van Uw wegen? Waarom verhardt U ons hart, zodat wij U niet vrezen?’ (vs.17) De woorden worden gevolgd door een sombere constatering: ‘Slechts korte tijd heeft Uw heilig volk het [land] in bezit gehad. Onze tegenstanders hebben Uw heiligdom vertrapt. Wij zijn geworden als mensen over wie U van oude tijden af niet hebt geheerst, die niet naar Uw Naam zijn genoemd.’

De verkiezende God

Toch is dit niet het hele verhaal. De Schrift verhaalt niet alleen van de verkiezing van Israël. Daarboven uit torent de verkiezende God, Die Zich in Zijn toorn vanwege Israëls onvermogen om aan de goddelijke roeping te voldoen toch niet definitief van Zijn volk kan afkeren. Een sprekend voorbeeld treffen we aan in Jeremia 4:19-21.

De vraag is wie in dit gedeelte aan het woord is. In de verzen ervoor en erna is de spreker onmiskenbaar God Zelf. Maar de verwijzing naar ‘de wanden van mijn hart’ en de visualisering van het komende strijdtoneel suggereert dat hier de profeet spreekt. Toch lijdt het geen twijfel dat de emoties van de profeet een spiegelbeeld zijn van die van God Zelf. Het hart dat in ondraaglijke pijn ineenkrimpt in vers 19 is dat van Jeremia, maar het hart dat bitter getroffen wordt in vers 18 is dat van God.

Het is dan ook niet zo dat Gods verkiezing Israëls noodlot is. Zoals Paulus later analyseert in Romeinen 7, is de Thora geen noodlottig geschenk. Het probleem ligt bij de mensen – Joden én heidenen – die het ontbreekt aan de heerlijkheid van God. De Thora vertelt mensen wel wat hun te doen staat, maar geeft hun niet de kracht te doen wat ze moeten doen. Wil Gods plan om de wereld te redden door middel van de roeping van Israël kans van slagen maken, dan moet God Zelf orde op zaken stellen.

De geschiedenis herhaald

Zo daalde de eniggeboren Zoon van God, uit de Vader geboren voor alle eeuwen, om ons mensen en onze redding, neer uit de hemelen. De geschiedenis van Israël herhaalt zich in Hem: Hij keert terug naar Egypte, Hij verblijft veertig dagen en nachten in de woestijn en hoewel Hij honger lijdt, krijgt de duivel geen vat op hem. Hij gaat onder in de Jordaan, Hij doorkruist het beloofde land, Hij geneest blinden en kreupelen, Hij drijft de demonen uit en ten slotte eindigt Hij Zijn leven aan het hout om de ‘tussenmuur, die scheiding maakte’, af te breken en zo tot zegen te zijn voor Israël en de volken.

De verkiezing van Israël is hiermee niet ten einde. Weliswaar verwerpt het in meerderheid Jezus als Messias maar in hun verwerping voltrekt zich de verzoening van de wereld. Israëls presentie in de wereld krijgt de gestalte van de Gekruisigde. De gruwel van de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70, de deportatie van honderdduizenden Joden uit Judea onder keizer Hadrianus in het jaar 135, de pogroms in de Middeleeuwen, de Holocaust, 7 oktober 2023: we ontmoeten in Israël het gelaat van zijn gekruisigde Messias.

Centrum

In de kathedraal van het Engelse Hereford hangt de Mappa Mundi, de oudste en grootste middeleeuwse kaart van de wereld. Slechts drie continenten – Europa, Azië en delen van Noord-Afrika – vertegenwoordigen het bewoonde deel van de bekende wereld. Europa en Azië zijn omgedraaid. Azië en het Oosten, waar de zon opkomt en vanwaar men Christus uit de hemel verwachtte, staan bovenaan. Zoals men in de Middeleeuwen gewoon was, plaatst de kaart Jeruzalem in het centrum van de wereld. Als het meest omstreden gebied op aarde is Jeruzalem het centrum van de wereld in de gedaante van het kruis.

Het is het tegoed van Israëls verkiezing, want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk. (Rom.11:29) Hoezeer het einde van de wereldgeschiedenis zich wellicht zal toespitsen op de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem zal neerdalen uit de hemel als een tent waar God zal wonen bij de mensen, Joden en heidenen (Openb.21:2-3).

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

Dr. Henk Dijkgraaf
Dr. Henk Dijkgraaf

is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.